ECLI:NL:OGEAC:2022:22

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
CUR202103063
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een werknemer in de toeristische sector en de rechtsgeldigheid daarvan

In deze zaak heeft [verzoeker] een verzoek ingediend tegen zijn werkgever, Irie Tours B.V., na ontslag op staande voet op 28 januari 2021. [verzoeker] was sinds 12 maart 2018 in dienst bij Bounty Adventures B.V. en zijn arbeidsovereenkomst werd per 11 juli 2019 overgenomen door Irie. Het ontslag werd gegeven naar aanleiding van beschuldigingen van alcoholgebruik tijdens werktijd en grove nalatigheid tijdens een dagtrip met gasten. [verzoeker] betwistte de beschuldigingen en stelde dat hij niet onder invloed was en adequaat had gereageerd op alarmmeldingen. Irie voerde aan dat het ontslag gerechtvaardigd was vanwege de ernst van de gedragingen van [verzoeker]. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, gezien de eerdere waarschuwing voor alcoholgebruik en de verantwoordelijkheden van [verzoeker] als crew member. Het verzoek van [verzoeker] werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten. Tevens werd de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden zonder toekenning van een vergoeding aan [verzoeker].

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Zaaknummer: CUR202103063
Beschikking d.d. 10 januari 2022
Inzake
[VERZOEKER],
wonende in Curaçao,
verzoeker in het verzoek (de loonzaak), verweerder in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek (de ontbindingszaak),
gemachtigden: mrs. A. Faria en A.J. de Winter,
tegen
de besloten vennootschap
IRIE TOURS B.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster in het verzoek (de loonzaak), verzoekster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek (de ontbindingszaak),
gemachtigde: mr. K. de l’Isle.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Irie worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1. [
verzoeker] heeft op 14 oktober 2021 een verzoekschrift met producties ingediend. Irie heeft op 29 november 2021 producties toegestuurd. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 november 2021. [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Faria. Namens Irie is verschenen [naam 1], directrice, bijgestaan door mr. De l’Isle. De gemachtigden hebben het woord gevoerd, mr. Faria mede aan de hand van de door haar overgelegde pleitnota en mr. De l’Isle aan de hand van het door haar overgelegde verweerschrift, tevens inhoudende een zelfstandig verzoek. Partijen is aangezegd dat het Gerecht een beschikking zal geven.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1. [
verzoeker] is per 12 maart 2018 in dienst getreden van Bounty Adventures B.V. (hierna: Bounty) als duikinstructeur/duikschoolmedewerker. Dat betrof een tijdelijk dienstverband voor de duur van zes maanden tegen een netto-salaris van NAf 2.278,- per maand op basis van een 40-urige werkweek. Dit dienstverband is tweemaal van rechtswege verlengd.
2.2.
Per 11 juli 2019 is de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] met Bounty overgenomen door Irie. [verzoeker] is bij Irie werkzaam geworden in de functie van crew member/onderhoudsmedewerker op basis van een 30-urige werkweek tegen een nettoloon van NAf 1.950,- per maand. De arbeidsvoorwaarden van [verzoeker] zijn voor het overige ongewijzigd gebleven en alle door [verzoeker] opgebouwde rechten zijn gehandhaafd.
2.3.
Per 1 september 2019 is de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] gewijzigd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Per 1 november 2019 is het dienstverband van [verzoeker] uitgebreid van 30 naar 44 uur per week tegen een netto maandloon van NAf 2.750,-.
2.4.
Irie exploiteert onder andere twee catamaran motorschepen, de “Cool Runnings” en de “Rastamaran”. Er is een crew van 3 tot 4 personen aan boord alsmede onder normale omstandigheden maximaal 50 gasten, door de corona-maatregelen maximaal 25 gasten. Deze schepen heeft Irie van Bounty overgenomen.
2.5.
Aan boord, als crew member, was het de taak van [verzoeker] voor de gasten te zorgen en hen te entertainen alsook de beide freelance monteurs te assisteren en de schepen schoon te houden.
2.6.
Op 19 januari 2021 is een der schepen voor een dagtrip met gasten naar Klein Curaçao gevaren. [verzoeker] was als crew member aan boord. Tijdens deze dagtrip zijn problemen met de motor ontstaan. In verband daarmee is verschillende keren het alarm afgegaan.
2.7.
Bij brief van 28 januari 2021 heeft Irie [verzoeker] op staande voet ontslagen. Die brief luidt als volgt:
“[…]
Met deze brief bevestigen wij dat u met ingang van 28 januari 2021 op staande voet ontslagen bent. Aan dat ontslag liggen de volgende redenen ten grondslag:
  • Alcohol gebruik gedurende werktijd
  • Grove nalatigheid
Wij zijn op 26 januari 2021 op de hoogte gesteld dat u op 19 januari 2021 tijdens werktijd en terwijl u als kapitein fungeerde met gasten/klanten aan boord onder invloed van alcohol was, waarvoor u in het verleden (op 20 juli 2019) reeds een officiële waarschuwing hebt ontvangen. Voorts zijn wij op 26 januari 2021 op de hoogte gesteld dat tijdens deze boottrip een alarm is afgegaan en is blijven afgaan wat aangeeft dat er iets mis is met de motor van de boot. Dit signaal heeft u kennelijk de gehele boottrip genegeerd, met als gevolg dat de motor kapot is gegaan en een complete overall dient te ondergaan hetgeen het bedrijf ongeveer NAf 10.000,- gaat kosten. […]
De hierboven omschreven feiten en omstandigheden vormen een dermate grovelijke schending van uw plichten als werknemer en leveren dan ook elk afzonderlijk maar ook in onderlinge samenhang een dringende reden op voor ontslag op staande voet. Onder deze omstandigheden kan niet van ons gevergd worden de arbeidsovereenkomst met u voort te zetten.
[…]”
2.8.
Een der gemachtigden van [verzoeker] heeft namens hem bij brief van 16 juli 2021 de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen en gesteld dat hij gaarne een bevestiging ontvangt dat [verzoeker] weer wordt toegelaten de bedongen werkzaamheden te hervatten.
2.9. [
verzoeker] heeft zijn werkzaamheden bij Irie niet hervat.

3.Het geschil

3.1. [
verzoeker] verzoekt het Gerecht – samengevat en zakelijk weergegeven – bij beschikking, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Irie te veroordelen het overeengekomen salaris van NAf 2.750,- per maand ingaande februari 2021 door te betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig wordt beëindigd;
2. Irie te veroordelen tot betaling van de vertragingsrente over het achterstallige salaris vanaf februari 2021;
3. Irie te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
In het licht van de feiten legt [verzoeker] aan dit verzoek het volgende ten grondslag. [verzoeker] betwist dat hij tijdens de boottrip op 19 januari 2021 onder invloed van alcohol was en als kapitein fungeerde. [verzoeker] heeft op 19 januari 2021 diverse malen contact gehad met een der monteurs en in overleg met hem is besloten door te varen. Aan het einde van de boottrip heeft hij aan de directie gemeld dat niet met de boot zou kunnen worden gevaren totdat een monteur het probleem zou hebben verholpen. Voor het ontslag op staande voet bestaat dan ook geen geldige dringende reden en Irie beschikte niet over een ontslagvergunning. [verzoeker] betwist eveneens dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven. De arbeidsovereenkomst duurt voort.
3.3.
Irie heeft het volgende tot verweer aangevoerd. Het ontslag is rechtsgeldig. [verzoeker] heeft tijdens werktijd alcohol gedronken, terwijl hij wist – dit is zelfs twee keer, in artikel 8 en artikel 9, in het personeelshandboek, opgenomen – dat het nuttigen van alcohol tijdens werktijd verboden is. Hierbij komt dat [verzoeker] reeds eerder, bij brief van 20 juli 2019, was gewaarschuwd in verband met het nuttigen van alcohol onder werktijd. Daarbij werd ook aangekondigd dat als die waarschuwing geen effect zal hebben, Irie genoodzaakt zal zijn een zwaardere sanctie op te leggen.
[verzoeker] heeft zich voorts schuldig gemaakt aan grove nalatigheid, met alle gevolgen van dien. Door als assistent monteur aan boord die dag niet adequaat te reageren op de alarmmeldingen is de motor van de “Cool Runnings” uiteindelijk kapot gegaan. De complete revisie van de motor heeft Irie meer dan NAf 10.000 gekost.
3.4.
Irie verzoekt het Gerecht om de arbeidsovereenkomst tussen partijen, onder de voorwaarden dat het gerecht oordeelt dat geen sprake is van een rechtsgeldig verleend ontslag op staande voet en de vordering van [verzoeker] toewijst, onmiddellijk c.q. op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, zonder toekenning aan [verzoeker] van een vergoeding.
3.5.
Irie heeft het alcoholgebruik van [verzoeker] onder werktijd en zijn onzorgvuldig handelen op 19 januari 2021 aan haar voorwaardelijk verzoek ten grondslag gelegd. Voor zover voormelde omstandigheden geen (uitgestelde) dringende reden opleveren, is er volgens haar in ieder geval sprake van veranderingen in de omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] billijkheidshalve dadelijk, althans op een zo kort mogelijke termijn dient te eindigen. Daartoe is het volgende aangevoerd. De voor voortzetting van de arbeidsovereenkomst noodzakelijke vertrouwensbasis tussen partijen is komen te ontvallen. [verzoeker] heeft niet alleen herhaaldelijk stellingen ingenomen, waarvan hij weet dat die onwaar zijn, maar hij heeft ook geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag. Irie moet blind kunnen vertrouwen op haar personeel. Het personeel is immers in de eerste plaats verantwoordelijk voor de veiligheid van gasten. Daarnaast is iedere werknemer verantwoordelijk voor de veiligheid van zichzelf en van zijn/haar collega’s.
Onder de hiervoor genoemde omstandigheden kan van Irie niet worden gevergd dat zij het dienstverband met [verzoeker], indien en voor zover dit nog bestaat, voortzet. Een vergoeding is niet op zijn plaats, omdat de gewijzigde omstandigheden die nopen tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door [verzoeker] zelf zijn veroorzaakt.
3.6. [
verzoeker] verzet zich niet uitdrukkelijk tegen toewijzing van de verzochte voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar hij stelt zich op het standpunt dat in geval het verzoek wordt toegewezen, aan hem een vergoeding dient te worden toegekend.
3.7.
Op de stellingen van partijen, voor zover voor de te nemen beslissing van belang, zal hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

inroepen nietigheid ontslag op staande voet
4.1. [
verzoeker] is op 28 januari 2021 op staande voet ontslagen. Hij heeft de nietigheid van het aan hem verleende ontslag bij brief van 16 juli 2021 ingeroepen. Gezien artikel 7A:1615u BW is dit tijdig, binnen de termijn van zes maanden, geschied.
de kapitein van het schip
4.2. [
verzoeker] heeft aangevoerd dat hij op de bewuste dag niet de kapitein van het schip was, hij was dan ook niet de eindverantwoordelijke aan boord. Volgens hem heeft hij slechts even als stuurman de werkzaamheden van de kapitein overgenomen toen deze de motor is gaan checken. Echter hebben zowel Emanuel [naam 2] (hierna: [naam 2]) als [naam 3] (hierna: [naam 3]) – beiden collega’s van [verzoeker] – verklaard dat [verzoeker] op de bewuste dag akkoord is gegaan met het voorstel van [naam 2] om op die dag als kapitein van het schip te fungeren. Naar het oordeel van het Gerecht valt niet in te zien waarom deze verklaringen niet oprecht zouden zijn, de verklaringen komen op hoofdlijnen en essentiële punten met elkaar overeen. Voorts blijkt uit niets dat de verklaringen op elkaar zijn afgestemd. Aan de stelling van [verzoeker] dat [naam 2] en [naam 3] die verklaringen waarschijnlijk hebben afgelegd omdat de werkrelatie tussen hen niet goed was, wordt voorbijgegaan omdat hij dit niet (voldoende) heeft onderbouwd. Irie heeft voorts te kennen gegeven dat zij nooit eerder op de hoogte is gesteld van conflicten tussen [verzoeker] en zijn twee andere collega’s – en dit is door [verzoeker] niet weersproken –. Met inachtneming van al het voorgaande zal het Gerecht uitgaan van de juistheid van de verklaringen en zal worden aangenomen dat [verzoeker] op de bewuste dag de kapitein van het schip is geweest. Het feit dat [verzoeker] officieel niet over een vaarbevoegdheidsbewijs beschikte doet hieraan niet af. Irie heeft immers onweersproken aangevoerd dat het gebruikelijk is dat een werknemer wordt aangewezen als kapitein en dat vervolgens onderling wordt geruild. Aan het hebben van een vaarbevoegdheidsbewijs werd daarbij kennelijk geen waarde gehecht.
ten aanzien van het verzoek
4.3.
De vraag die thans aan de orde moet komen, is of het ontslag op staande voet gebaseerd is op een dringende reden. Daarbij stelt het Gerecht voorop dat het ontslag op staande voet slechts mag worden gegeven ingeval van de werkgever niet kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemer nog langer te laten voortduren. Dat volgt uit artikel 7A:1615p lid 1 BW, waarin is bepaald dat zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortbestaan, voor de werkgever als dringende reden worden beschouwd. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Daarbij dient niet alleen te worden gelet op de aard en de ernst van de aan de werknemer verweten gedraging, maar moeten ook de aard van het dienstverband, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, in de afweging worden betrokken. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de door de werknemer aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Toegespitst op het geschil van partijen overweegt het Gerecht het volgende.
4.4.
Irie verwijst ter onderbouwing van de door haar opgegeven dringende reden naar de verklaringen van [naam 2] en [naam 3]. [naam 2] en [naam 3] hebben beiden verklaard dat het alarm onderweg naar Klein Curaçao is afgegaan. Eenmaal te Klein Curaçao aangekomen, heeft [verzoeker] geen aanstalten gemaakt om de motor te gaan controleren. Integendeel, [verzoeker] is alcohol gaan drinken. Dit is hij ook de hele dag door blijven doen. Op de terugweg naar Curaçao is het alarm weer afgegaan. Ook toen zijn volgens [naam 2] en [naam 3] door [verzoeker] geen stappen ondernomen om het alarm onder controle te krijgen. Dit met alle gevolgen van dien. Irie Tours is een bedrijf dat tours organiseert voor voornamelijk toeristen en zij staat bekend om haar veilige excursies met een hoge kwaliteit. Het gedrag van [verzoeker] op de bewuste dag kan dan ook niet worden getolereerd.
4.5. [
verzoeker] heeft een andere lezing van de gang van zaken op 19 januari 2021. Hij heeft aangevoerd dat hij op die dag niet heeft gedronken en dat hij wel degelijk de motor is gaan controleren. Toen hij heeft geconstateerd dat er niets aan de hand was, heeft hij het alarm uitgezet. Het klopt dat het alarm op de terugweg naar Curaçao weer is afgegaan, maar zij zijn toen niet gestopt met varen. [verzoeker] heeft ook op enig moment contact gehad met een der monteurs en/of heeft getracht contact te krijgen met een der monteurs. [verzoeker] heeft meteen bij aankomst zelf de motor weer gecontroleerd. Dit heeft hij gedaan, terwijl hij geen monteur is van beroep. Op diezelfde dag heeft [verzoeker] aan de directie doorgegeven dat het schip door de monteurs gecontroleerd moest worden en dat zolang dit niet is gebeurd niet met het schip kan worden gevaren.
4.6.
Naar het oordeel van het Gerecht volstaan de door [verzoeker] aangevoerde stellingen niet tegenover het gemotiveerde en met stukken onderbouwde betoog van Irie met betrekking tot het door haar voor het ontslag gegeven dringende reden. Het gaat hierbij niet alleen om de verklaringen van [naam 3] en [naam 2], maar volgens Irie hebben de monteurs ook verklaard dat [verzoeker] geen contact met hen heeft opgenomen. Dit is door [verzoeker] niet althans niet voldoende gemotiveerd betwist. Het Gerecht neemt, gelet op het voorgaande, als vaststaand aan dat [verzoeker] in strijd met de regels de gehele dag door onder werktijd alcohol heeft gedronken en dat hij niet adequaat heeft gereageerd op de alarmmeldingen. Dat laatste terwijl van [verzoeker] mocht worden verwacht dat hij voortvarend te werk zou gaan. Immers was hij de enige aan boord die werkzaam was als onderhoudsmedewerker/assistent monteur. Het feit dat hij geen monteur van beroep was, doet aan het voorgaande niet aan af.
4.7.
Naast het verweer houdende ontkenning van de dringende reden, heeft [verzoeker] zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een onverwijlde mededeling van het ontslag op staande voet. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft [verzoeker] gesteld dat het ontslag op staande voet pas op 28 januari 2021 is gegeven, terwijl Irie reeds op 19 januari 2021 op de hoogte was van de vermeende gang van zaken op die dag. [verzoeker] heeft Irie ook op die dag op de hoogte gesteld van de toestand van de motor van het schip “Cool Runnings”. Hierna mocht [verzoeker] niet een keer, maar twee keer - op 23 januari 2021 en 26 januari 2021 – weer als crew member mee naar Klein Curaçao. [verzoeker] is dan ook van mening dat het ontslag op staande voet niet als onverwijld gegeven kan worden gekwalificeerd. Irie heeft zich op het standpunt gesteld dat wel degelijk sprake is van een onverwijlde mededeling. Irie is pas op 26 januari 2021 te weten gekomen dat de motor helemaal kapot was. Op dezelfde dag heeft [naam 2] haar op de hoogte gesteld van de gang van zaken op 19 januari 2021, waarna op 27 januari 2021 een gesprek met eerst [verzoeker] en daarna [naam 3] – Irie wilde namelijk, naar zij stelt, niet alleen op de verklaring van [naam 2] afgaan – volgde. Op 28 januari 2021 heeft Irie aan [verzoeker] medegedeeld dat hij op staande voet was ontslagen.
4.8.
Het Gerecht is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat sprake is van een continu, en zorgvuldig, handelen van Irie om alle feiten en omstandigheden in kaart te brengen alvorens het ontslag op staande voet is gegeven. Op 26 januari 2021 heeft Irie [naam 2] gesproken. De volgende dag volgde een gesprek met [verzoeker], kennelijk ontkende hij alles. Op die dag vond ook het gesprek met [naam 3] plaats. Hij bevestigde hetgeen door [naam 2] aan Irie was verteld. Meteen de volgende dag is het ontslag op staande voet gegeven. Gelet op het voorgaande is het Gerecht dan ook van oordeel dat het ontslag op staande voet onverwijld aan [verzoeker] is medegedeeld.
4.9.
Wat betreft de vraag of de opgegeven reden ontslag op staande voet rechtvaardigt, geldt het volgende. [verzoeker] was amper tweeënhalf jaar in dienst van Irie. Desondanks heeft hij voorafgaand aan deze kwestie al een schriftelijke waarschuwing gehad in verband met alcoholgebruik onder werktijd. De aankondiging dat Irie een volgende keer een zwaardere sanctie zou opleggen, heeft [verzoeker] kennelijk niet weerhouden om weer de fout in te gaan. Onder deze omstandigheden was er geen aanleiding meer om bijvoorbeeld eerst over te gaan tot de schorsing van [verzoeker]. In het licht van het voorgaande hoefde Irie de gedraging van [verzoeker] niet langer te dulden. Zeker niet gelet op het feit dat het hierbij om een bedrijf gaat dat verantwoordelijk is voor de veiligheid van de toeristen en haar eigen medewerkers aan boord van één van haar schepen. Irie moet erop kunnen vertrouwen dat de medewerkers aan boord nuchter zijn op het moment dat zij hun werkzaamheden verrichten. Van de medewerkers wordt ook verwacht dat zij hun werk naar behoren doen. Daarbij past geen alcoholgebruik tijdens werktijd door die medewerkers. Van Irie kon niet worden verlangd dat zij de dienstbetrekking liet voortduren. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, had Irie een dringende reden om [verzoeker] te ontslaan. Het ontslag op staande voet is gerechtvaardigd.
4.10.
Het voorgaande dient tot afwijzing te leiden van hetgeen door [verzoeker] is verzocht.
proceskosten
4.11. [
verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Irie worden tot op heden begroot op NAf 1.000,- wegens salaris gemachtigde.
ten aanzien van het zelfstandig tegenverzoek
4.12.
Van de beslissing op het verzoek staat hoger beroep open, zodat het verzoek tot ontbinding en de beslissing daarop een voorwaardelijk karakter blijven houden.
4.13.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat Irie gewichtige redenen in de zin van een dringende reden als bedoeld in artikel 7A:1615o BW heeft om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te ontbinden, waarbij voor een vergoeding geen plaats is. Er is immers sprake van verwijtbaar gedrag van [verzoeker]. Het Gerecht zal de arbeidsovereenkomst dan ook per heden (voorwaardelijk) ontbinden zonder toekenning van een vergoeding.
proceskosten
4.14.
Ook met betrekking tot het zelfstandig tegenverzoek zal [verzoeker] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Irie worden tot op heden begroot op NAf 1.000,- wegens salaris gemachtigde.

5.De beslissing

Het Gerecht:
ten aanzien van het verzoek van [verzoeker]
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, aan de zijde van Irie tot op heden begroot op NAf 1.000,- wegens gemachtigdensalaris;
ten aanzien van het zelfstandig verzoek van Irie
5.3.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen – voor zover deze nog bestaat – met ingang van heden, zonder toekenning van een vergoeding;
5.4.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, aan de zijde van Irie tot op heden begroot op NAf 1.000 aan gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mr. O. Nijhuis, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en op 10 januari 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.