ECLI:NL:OGEAC:2022:229

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
CUR202103258
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek inschrijving medewerkende huisarts door Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 6 juli 2022 uitspraak gedaan over het beroep van een huisarts tegen de afwijzing van haar verzoek om als medewerkende ingeschreven te worden bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB had het verzoek afgewezen op basis van een overschot aan huisartsen op Curaçao en het vermeende exorbitante voorschrijfgedrag van de huisarts. Eiseres, de huisarts, voerde aan dat de SVB in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelde, aangezien andere huisartsen wel als medewerkenden waren ingeschreven. Het Gerecht oordeelde dat de SVB onvoldoende had gemotiveerd waarom het verzoek van eiseres was afgewezen, terwijl zij in een gelijke positie verkeerde als de andere huisartsen. Het Gerecht vernietigde de afwijzing en droeg de SVB op om binnen zes weken opnieuw te beslissen op het verzoek van eiseres. Tevens werd de SVB veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiseres],

wonend in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes, advocaat,
en

de Sociale Verzekeringsbank,

verweerster, hierna: de SVB,
gemachtigde: mr. K.A. Martis, werkzaam bij de SVB.

Procesverloop

Bij beschikking van 9 september 2021 heeft de SVB het verzoek van eiseres om haar als medewerkende van de SVB op grond van de Regeling Medewerkende Sociale Verzekeringen 1960 (de ReMe) in te schrijven, afgewezen (de Afwijzing).
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de Afwijzing.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2022. Eiseres is verschenen, vergezeld door haar echtgenoot en bijgestaan door haar gemachtigde. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld door [accountmanager SVB], accountmanager cure bij de SVB.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Het Gerecht gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Eiseres is huisarts van beroep. Zij is sinds 2010 in loondienst van dokter
[dokter 1] en werkzaam als huisarts in Curaçao. Vanaf 2015 tot en met 8 april 2019 is zij werkzaam geweest als waarnemend huisarts voor dokter [dokter 1] in zijn praktijk [praktijk dokter 1].
1.2
Op 9 december 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen een aantal medewerkers van de SVB en eiseres. Uit het gespreksverslag blijkt dat er drie doelen waren van het gesprek: kennismaking, inzicht verkrijgen door SVB in de werkzaamheden om het voorschrijfgedrag beter te kunnen analyseren en begrijpen en de voorschrijver inzicht geven in de kosten van het voorschrijven. Onder punt 11 van het verslag staat: “Schrijft veel Ensure voor --> in veel gevallen sociale indicatie (is erop geattendeerd en zal beter op letten om indicaties scherper te stellen)”.
1.3
Bij brief van 8 april 2019 heeft de SVB dokter [dokter 1] bericht dat de SVB vanaf 1 mei 2019 niet langer door eiseres voorgeschreven recepten accepteert. In de brief schrijft de SVB dat eiseres voor het vierde achtereenvolgende jaar voorkomt in top-10 voorschrijvers qua prijs en volume. Vervolgens geeft de SVB vijf redenen waarom deze bevinding voor haar alarmerend is.
1.4
Bij email van 10 april 2019 heeft dokter [dokter 1] de SVB om nadere informatie gevraagd over het voorschrijfgedrag van eiseres. Ook heeft hij gevraagd aan de SVB op welke ranking de artsen op [praktijk dokter 1] gezamenlijk uitkomen als de SVB de vier artsen in combinatie met zijn patiëntenpopulatie als eenheid vergelijkt.
1.5
Bij email van 14 juni 2020 heeft dokter [dokter 1] de SVB onder andere geschreven:
“Tijdens het gesprek over het schrijven van de heer [accountmanager SVB] mbt voorschrijfgedrag van collega [eiseres] hebben wij uitgelegd en aangegeven waar de eventuele oorzaak van de gesignaleerde problematiek zou liggen. Tevens hebben wij verzocht om na enkele maanden een nieuwe query te draaien, opdat de verkeerde inschatting en stigmatisering van coll. [eiseres] kan worden rechtgetrokken.”
1.6
Bij email van 25 september 2020 reageert de SVB op de mail van dokter
[dokter 1] van 14 juni 2020. De SVB schrijft in deze mail onder andere:
“ - V.w.b. waarnemingen van [eiseres] en [dokter 7] heeft de SVB u via brief van 8 april 2019 en nogmaals via mail d.d. 14 jan 2020 medegedeeld dat de SVB niet langer zal accepteren dat BVZ-verzekerden, allen ingeschreven onder uw naam, behandeld worden door niet bij GMN geregistreerde artsen. Tijdelijke waarneming is altijd mogelijk, echter registratie van de waarnemers is een conditio-sine-qua-non. En vervolgens dient SVB u toestemming te verlenen. Deze toestemming is bovendien alleen geldig voor nauw afgebakende periodes (tijdelijk). Recepten die door oneigenlijke waarnemers c.q. oneigenlijke behandelaars worden voorgeschreven zijn onrechtmatig.
-
Omdat reeds vaststaat dat een groot deel van de uitgeschreven recepten door oneigenlijke waarnemers c.q. oneigenlijke behandelaars onrechtmatig zijn, is een discussie over de al dan niet vigerende doelmatigheid van deze onrechtmatige recepten geheel overbodig (wat en hoeveel is voorgeschreven etc.). Immers, de desbetreffende recepten hadden nooit voorgeschreven mogen worden. Uw punt dat u niet op de hoogte was van het gesprek van SVB met mevrouw [eiseres] is niet juist. In onze brief van 8 april 2019 heeft de SVB u dat medegedeeld. Uw bezwaar hierop heeft u schriftelijk aan de SVB pas 16 maanden daarna bekend gemaakt. Tijdens ons gesprek op 22 augustus 2019 heeft de SVB u ook uitgelegd dat er een gesprek heeft plaatsgevonden tussen de SVB en mevrouw [eiseres] i.v.m. haar voorschrijfgedrag.”
1.7
Bij brief van 29 april 2021 heeft de SVB het verzoek van dokter [dokter 2] om als medewerkende huisarts van de SVB te worden ingeschreven gehonoreerd per
1 juni 2020. De SVB heeft daaraan de voorwaarde gekoppeld dat dokter [dokter 2] een HOED (huisartsen onder een dak) gaat vormen met dokter [dokter 3]. In die brief schrijft de SVB verder dat dokter [dokter 2] nu, noch in de toekomst een solopraktijk kan beginnen, gegeven het aantal verzekerden van de HOED-praktijk.
1.8
De praktijk van dokter [dokter 3] telt ongeveer 5000 personen. Het maximum aantal personen dat de SVB hanteert voor een solopraktijk is in beginsel 2500 personen.
1.9
Bij brief van 31 mei 2021, ondertekend op 2 juni 2021, heeft de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur (GMN) positief beslist op het verzoek van eiseres om haar ontheffing te verlenen voor de uitoefening van huisartsenzorg op Curaçao, zodat eiseres in de praktijk van dokter [dokter 3] werkzaam kan zijn. In de brief staat verder:
“Het betreft een pensionering waarbij een zittende huisarts met pensioen gaat en waarbij vanwege het aantal patiënten van 4.000 er een behoefte bestaat tot invulling van de leeg vallende huisartsenplaatsen met twee huisartsen in plaats van een huisarts. Dit is aangezien mijn ministerie het maximum van 2.250 patiënten per huisarts hanteert terwijl de Sociale Verzekeringsbank het aantal van 2.500 patiënten per huisarts hanteert. Vanwege uw status waarbij u niet behoort tot de burgers conform artikel 1 van de Landsverordening Toelating en Uitzending (LTU), dient u over een ontheffing conform artikel 3, lid 1 van het moratorium voor vestiging van medische beroepsbeoefenaren te beschikken, teneinde toegelaten te worden tot de Curaçaose huisartsenzorg. Aangezien er momenteel een tekort bestaat aan fte’s voor huisartsen, heb ik beslotenpositiefop uw verzoek te beslissen en u ontheffing toe te kennen voor de uitoefening van de huisartsenzorg op Curaçao zodat u in bovengenoemde praktijk werkzaam kunt zijn.”
1.1
Op 3 augustus 2021 is aan eiseres een Unico zorgnummer verleend.
1.11
Bij brief van 4 augustus 2021 heeft eiseres de SVB verzocht om als medewerkende van de SVB te worden ingeschreven. In haar brief vermeldt eiseres dat zij per 1 oktober 2021 samen met dokter [dokter 2] een HOED-constructie zal vormen te [praktijkadres], het huidige praktijkadres van dokter [dokter 2] en dokter [dokter 3]. Dokter [dokter 3] zal per 1 oktober 2021 met pensioen gaan, zo staat in de brief. Deze brief heeft geleid tot de onder “Procesverloop” vermelde Afwijzing.
Wat is de reden van de Afwijzing?
2. Aan de Afwijzing heeft de SVB twee redenen ten grondslag gelegd. In de eerste plaats is er op Curaçao een overschot aan huisartsen. In de tweede plaats handelt eiseres volgens de SVB niet in overeenstemming met de beginselen van doelmatige zorg. Bij eiseres is namelijk sprake van exorbitant voorschrijfgedrag en dat is niet veranderd na feedback en terugkoppeling daarop tijdens het gesprek op
9 december 2015.
Wat voert eiseres aan tegen de Afwijzing?
Gelijkheidsbeginsel
3. Eiseres voert allereerst aan dat de SVB in strijd handelt met het gelijkheidsbeginsel. De SVB heeft ondanks het door haar benoemde overschot aan huisartsen wel vier huisartsen als nieuwe medewerkenden ingeschreven, terwijl de SVB eiseres niet heeft ingeschreven als medewerkende. De wel ingeschreven huisartsen betreffen dokter [dokter 2] per juni 2020, dokter [dokter 4] per juni 2021, dokter [dokter 5] per september 2021 en dokter [dokter 6] per april 2022. Het verzoek van eiseres om ingeschreven te worden als medewerkende dateert van 4 augustus 2021 en ziet dus op dezelfde periode. In alle gevallen betreft het een overname van een bestaande praktijk, ook in het geval van eiseres. De praktijk van dokter [dokter 3] is immers te groot voor dokter [dokter 2] om alleen te voeren. De SVB schrijft dat zelf ook in haar brief van 29 april 2021 waarbij zij het verzoek van dokter [dokter 2] om als medewerkende te worden ingeschreven honoreert. Dokter [dokter 2] zal de helft van de praktijk van dokter [dokter 3] voor haar rekening nemen en eiseres de andere helft.
4. De SVB stelt zich op het standpunt dat van schending van het gelijkheidsbeginsel geen sprake is. De SVB betrekt bij de uitoefening van haar discretionaire bevoegdheid om iemand als medewerkende in te schrijven het Rapport Capaciteitsplanning Gezondheidszorg Curaçao 2018-2019, waaruit blijkt dat er een overschot is aan huisartsen op Curaçao. De SVB schrijft in het verweerschrift dat de actuele situatie is dat er een overschot van 12 huisartsen is. In de gevallen van dokter [dokter 4], dokter [dokter 5] en dokter [dokter 6] gaat het om een praktijkovername van een reeds bestaande praktijk. Het gaat in die gevallen om vervanging en er is geen sprake van uitbreiding van het aantal medewerkende huisartsen. Bovendien wordt daarmee het belang van de continuïteit van de zorg gediend. In het geval van dokter [dokter 2] betreft het weliswaar geen praktijkovername, maar een gefaseerde praktijkovername. Het was op het moment van inschrijven van dokter [dokter 2] als medewerkende al bij de SVB bekend dat dokter [dokter 3] zijn praktijk zou staken. Verder heeft de SVB nog opgemerkt dat eiseres ten tijde van het inschrijven van dokter [dokter 2] niet beschikte over een Unico zorgnummer van de minister van GMN.
5. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt. Het Gerecht motiveert dit oordeel als volgt.
5.1
In artikel 2 van de ReMe is onder meer bepaald dat de directeur, indien hem dit gewenst voorkomt, een niet ingeschreven geneeskundige of andere personen die daarvoor in aanmerking komen, kan uitnodigen om in Curaçao medewerking te verlenen aan de uitvoering van de sociale verzekeringen.
5.2
Artikel 2 van de ReMe is een zogeheten “kan-bepaling”. Dit betekent dat (de directeur van) de SVB beslisruimte heeft bij het uitoefenen van de bevoegdheid om een geneeskundige als medewerkende op grond van deze regeling in te schrijven. De SVB kan dus beleid opstellen aan de hand waarvan bepaald kan worden in welke gevallen een geneeskundige hiervoor wordt uitgenodigd.
5.3
Het Gerecht stelt bij de beoordeling van het beroep op het gelijkheidsbeginsel voorop dat dat beginsel een consistent en doordacht bestuursbeleid vergt. Het veronderstelt dat het bestuur welbewust richting geeft en dus een algemene gedragslijn volgt ten aanzien van zijn optreden in rechtens vergelijkbare gevallen.
5.4
Tussen partijen is niet in geschil dat de praktijk van dokter [dokter 3] (ongeveer 5000 patiënten) te groot is naar maatstaven van de SVB (2500 patiënten) en de minister van GMN (2250 patiënten). Uit de brief van de SVB van 29 april 2021 aan dokter [dokter 2] blijkt ook dat de SVB vindt dat de praktijk van dokter [dokter 3] te groot is. De SVB heeft dokter [dokter 2] ingeschreven als medewerkende onder de voorwaarde dat dokter [dokter 2] een HOED gaat vormen met dokter [dokter 3] en dat zij geen solopraktijk kan beginnen, gegeven het aantal verzekerden van de HOED-praktijk. Op de vraag waarom eiseres niet kan worden ingeschreven als medewerkende om samen met dokter [dokter 2] de praktijk van dokter [dokter 3] te draaien als dokter [dokter 3] stopt, heeft de SVB ter zitting toegelicht dat dat zal leiden tot een ongewenste toename van het aantal huisartsen. Er is immers al sprake van een overschot volgens de SVB. Wat de SVB betreft zal gegeven het overschot aan huisartsen de helft van de patiënten van dokter [dokter 3] moeten afvloeien en naar een andere huisarts moeten gaan. Naar het oordeel van het Gerecht heeft de SVB onvoldoende gemotiveerd waarom in het geval van de overname van de praktijk van dokter [dokter 3] kennelijk voor de SVB het belang van het terugdringen van het overschot aan huisartsen voorop staat, terwijl in de andere genoemde gevallen (de door [dokter 4], [dokter 5] en [dokter 6] overgenomen praktijken) de SVB kennelijk het belang van de continuïteit van de zorg voorop stelt. Als de SVB in die gevallen ook het belang van het terugdringen van het overschot aan huisartsen voorop had gesteld, had zij deze dokters ook niet moeten toelaten. Daar komt bij dat met de door de SVB gewenste afvloeiing van de patiënten van dokter [dokter 3] een nieuwe solopraktijk ontstaat, terwijl het Gerecht ambtshalve bekend is dat de SVB een vaste gedragslijn hanteert dat zij geen nieuwe solopraktijken toestaat. Die vaste gedragslijn kan ook worden afgeleid uit de brief aan dokter [dokter 2] dat zij geen solo-praktijk mag beginnen. Tot slot roept de afwijzing van het verzoek van eiseres met de door de SVB gegeven toelichtingen vragen op gelet op wat de minister van GMN schrijft in haar brief van 31 mei 2021. De minister geeft in die brief aan dat er bij de praktijk van dokter [dokter 3] vanwege het aantal patiënten juist behoefte bestaat tot invulling van de leeg vallende huisartsenplaatsen met twee huisartsen in plaats van een huisarts. En zij schrijft dat er momenteel een tekort bestaat aan fte’s voor huisartsen. De stelling van de SVB in haar pleitaantekeningen dat in de brief van de minister een onderbouwing en bronverwijzing over het vermeend tekort aan huisartsen ontbreekt, is voor het Gerecht onvoldoende om die vragen weg te nemen.
5.3
Het Gerecht stelt verder vast dat eiseres ten tijde van haar verzoek en ten tijde van de Afwijzing door de SVB beschikte over een Unico zorgnummer van de minister van GMN.
5.4
Gelet op wat het Gerecht in 5.2 en 5.3 heeft overwogen, is het Gerecht van oordeel dat eiseres ten tijde van de Afwijzing in een rechtens gelijke positie verkeerde als de andere genoemde dokters die om inschrijving als medewerkende hebben verzocht. Hun verzoeken zijn toegewezen en de SVB heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het verzoek van eiseres is afgewezen. De Afwijzing van het verzoek van eiseres is naar het oordeel van het Gerecht gelet op wat zij onder 5.2 en 5.3 heeft overwogen niet gebaseerd op consistent en doordacht bestuursbeleid.
Doelmatigheid voorschrijfgedrag eiseres
6. Eiseres voert ten aanzien van de doelmatigheid aan dat de SVB in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, het fair-play-beginsel en het motiveringsbeginsel heeft gehandeld. Zij betoogt dat het beleid in de praktijk van dokter [dokter 1] was dat er blanco recepten werden ondertekend door daartoe bevoegde huisartsen. De huisartsen die geen recepten mochten ondertekenen, konden dan gebruik maken van die al ondertekende blanco recepten om aan patiënten mee te geven. Eiseres is door haar werkgever opgedragen om blanco recepten te ondertekenen zodat andere werkzame huisartsen, waaronder dokter [dokter 7] en dokter [dokter 8], deze konden gebruiken. Ter onderbouwing van haar betoog heeft eiseres een verklaring van dokter [dokter 7] overgelegd waarin deze gang van zaken wordt bevestigd. Door deze werkwijze lijkt het alsof eiseres veel meer recepten heeft voorgeschreven dan zij eigenlijk heeft gedaan. Naar aanleiding van de brief van de SVB van
8 april 2019 aan dokter [dokter 1] heeft hij samen met eiseres deze gang van zaken aan de SVB uitgelegd in een gesprek in mei 2019. De SVB zou naar aanleiding van dat gesprek bij dokter [dokter 1] daarop terugkomen. Dat heeft de SVB niet gedaan. Door nu in de Afwijzing wel te stellen dat eiseres niet handelt in overeenstemming met de beginselen van doelmatige zorg, handelt de SVB onzorgvuldig. De SVB heeft ook nooit gemotiveerd gereageerd op de verzoeken van dokter [dokter 1] in zijn emails van 10 april 2019 en 14 juni 2020. Ten aanzien van het gesprek in 2015 voert eiseres aan dat dat slechts een kort kennismakingsgesprek was en dat de SVB haar in dat gesprek alleen te kennen heeft gegeven dat de SVB vindt dat zij te veel Ensure voorschrijft. Dat gesprek hield geen waarschuwing of iets dergelijks in van de SVB aan eiseres.
7. Ook deze beroepsgrond slaagt. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
7.1
De SVB verwijt eiseres in de Afwijzing exorbitant voorschrijfgedrag en dat dat gedrag niet veranderd zou zijn na feedback en terugkoppeling daarop tijdens het gesprek op 9 december 2015.
7.2
Eiseres heeft een duidelijke verklaring gegeven voor het aantal recepten dat op haar naam is voorgeschreven. Het had gelet op het betoog van eiseres op de weg van de SVB gelegen om deze afwijzingsgrond nader te motiveren. De SVB wijst in het verweerschrift op haar brief van 8 april 2019 waarin volgens haar uitvoerig uiteen is gezet waarom het voorschrijfgedrag van eiseres ondoelmatig was. Dat is naar het oordeel van het Gerecht onvoldoende ter nadere motivering van deze afwijzingsgrond. In de brief van 8 april 2019 stelt de SVB enkel dat eiseres voor het vierde achtereenvolgende jaar voorkomt in de top-10 voorschrijvers qua prijs en volume. En de SVB koppelt in die brief vijf redenen waarom die bevinding voor haar alarmerend is. De SVB motiveert echter in die brief niet haar stelling dat het voorschrijfgedrag van eiseres ondoelmatig was. De SVB heeft ook geen inhoudelijke reactie gegeven op de onder 1.4 en 1.5 genoemde mails van dokter [dokter 1] met verzoeken om het voorschrijfgedrag van eiseres in perspectief te plaatsen. Uit de correspondentie tussen dokter [dokter 1] en de SVB blijkt dat de SVB dat niet nodig vond omdat eiseres ook niet een bij het ministerie van GMN geregistreerde arts was. Dat laat onverlet dat de SVB in deze procedure wel gehouden is deze reden van afwijzing te onderbouwen. Dat eiseres geen bij het ministerie van GMN geregistreerde arts was, ligt niet ten grondslag aan de Afwijzing en is overigens nu ook niet meer het geval.
7.3
Ten aanzien van de aan eiseres gegeven feedback tijdens het gesprek van
9 december 2015 is het Gerecht van oordeel dat niet gebleken is dat de SVB eiseres daadwerkelijk heeft aangesproken op haar gestelde ondoelmatige voorschrijfgedrag. In ieder geval blijkt dat niet uit het gesprekverslag van het gesprek op 9 december 2015. Dat gesprek had blijkens het gespreksverslag meerdere doelen, maar niet het aanspreken van eiseres op haar vermeende ondoelmatige voorschrijfgedrag. Uit het verslag blijkt verder dat eiseres alleen “geattendeerd” is op het voorschrijven van een specifiek middel, namelijk Ensure. Ook op dit deel van het verwijt had het gelet op het betoog van eiseres op de weg van de SVB gelegen om een nadere onderbouwing te geven.
7.4
De SVB heeft het onder 7.1 vermelde verwijt dat zij eiseres maakt onvoldoende onderbouwd en dat verwijt kan de Afwijzing dan ook niet dragen.
8. De beroepsgronden van eiseres slagen. Het beroep is gegrond en de Afwijzing moet worden vernietigd. Het Gerecht ziet zich gelet op artikel 50, derde lid, van de Lar voor de vraag gesteld of de rechtsgevolgen van de Afwijzing in stand gelaten kunnen worden.
9. De SVB neemt in haar verweerschrift het standpunt in dat zij eiseres ook niet wil inschrijven als medewerkende huisarts, omdat eiseres met het ondertekenen van blanco recepten tijdens haar waarnemingsperiode onrechtmatig heeft gehandeld jegens de SVB en zij heeft daarmee het beleid ten aanzien van zorgaanbodregulering ondermijnd. De SVB wijst in dit kader op een uitspraak van het Gerecht van 13 juli 2020 (ECLI:NL:OGEAC:2020:191) waarin het Gerecht overweegt dat de SVB een zeer zwaarwegend belang heeft om zelf vooraf te kunnen bepalen wie als medewerkende haar verzekerden mag behandelen. Het gaat daarbij niet alleen om het verzekeren van de kwaliteit van de geboden zorg, maar ook om de planning van die zorg met het oog op de zo efficiënt mogelijke besteding van de daarvoor beperkt beschikbare middelen.
10. Eiseres voert daartegenover aan dat zij sinds haar aantreden bij de praktijk van dokter [dokter 1] SVB-verzekerden namens dokter [dokter 1] consulteerde en medicijnen aan hen voorschreef middels blanco door dokter [dokter 1] ondertekende recepten. Zij wist niet beter dan dat dit op Curaçao de algemene praktijk was. Deze gang van zaken deed zich echter niet alleen bij dokter [dokter 1] voor, maar bij meerdere huisartsen op Curaçao. Eiseres wijst op een door de SVB zelf in het geding gebrachte brief van 13 oktober 2008 van de toenmalige Inspecteur Gezondheidszorg
[inspecteur]. Daarin schrijft de Inspecteur dat het blanco ondertekenen van receptpapier onnodige risico’s met zich brengt en onzorgvuldig is om te doen. Uit deze brief, die gericht is aan alle huisartsenverenigingen van Curaçao en alle huisartsen en apothekers en die door de SVB in het geding is gebracht, kan bovendien afgeleid worden dat de SVB al jaren bekend is met deze praktijk. Verder heeft de SVB van deze praktijk nooit eerder een probleem van gemaakt. Zij heeft eiseres ook gewoon als waarnemer van dokter [dokter 1] laten functioneren, ook terwijl eiseres nog geen Unico zorgnummer had.
11. Het Gerecht is van oordeel dat de SVB ook deze in het verweerschrift gestelde afwijzingsgrond onvoldoende heeft gemotiveerd. In het verweerschrift en ter zitting heeft de SVB onvoldoende gemotiveerd dat zij niet op de hoogte was van het ondertekenen van blanco recepten door huisartsen en waarom zij niet eerder eiseres hierop heeft aangesproken, bijvoorbeeld in haar waarnemingsperiode. Evenmin heeft de SVB toegelicht hoe zij in algemene zin met deze praktijk omgaat en of, en zo ja hoe, zij optreedt tegen huisartsen die op deze wijze handelen. Het is juist dat de SVB een discretionaire bevoegdheid heeft om een geneeskundige als medewerkende op grond van de ReMe in te schrijven. Maar het ligt dan wel op de weg van de SVB om bij het al dan niet gebruik maken van die bevoegdheid een goed gemotiveerde afweging te maken.
12. Uit wat het Gerecht onder 9 tot en met 11 heeft overwogen volgt dat het Gerecht de rechtsgevolgen van de Afwijzing niet in stand kan laten. De SVB zal worden opgedragen om binnen zes weken na bekendmaking van deze uitspraak een nieuwe beschikking te nemen op het verzoek van eiseres om haar als medewerkende huisarts in te schrijven met inachtneming van wat het Gerecht in deze uitspraak heeft overwogen.
13. Het Gerecht ziet aanleiding om de SVB in de door eiseres gemaakte proceskosten te veroordelen tot een bedrag van NAf 1.400,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700,-) voor verleende rechtsbijstand.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep tegen de bestreden beschikking van 9 september 2021
    gegrond;
  • vernietigtde bestreden beschikking;
  • bepaaltdat de SVB binnen zes weken na deze uitspraak opnieuw dient te beslissen op de aanvraag met inachtneming van wat het Gerecht in deze uitspraak heeft overwogen;
  • veroordeeltde SVB in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
    NAf 1.400,-;
  • bepaaltdat de SVB het door eiseres betaalde griffierecht van NAf 50,- aan haar vergoedt.
Aldus vastgesteld door mrs. S. Lanshage, voorzitter, P. Klik en M.A. Evertsz, leden, en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2022, in tegenwoordigheid van
mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving hiervan. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.