Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
1.de besloten vennootschap
[GEDAAGDE SUB 2],
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De verdere beoordeling
NAf 5.000,00(2½ punten, tarief 7)
NAf 1.546,65(NAf 1.267,15 + NAf 279,50)
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak, die voorligt bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft de naamloze vennootschap Banco di Caribe N.V. (hierna: BdC) een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap The Caribbean Radiator B.V. (hierna: TCR) en een tweede gedaagde, beiden wonende in Curaçao. De vordering betreft een geldleningsovereenkomst en een borgstelling. De zaak is behandeld in kort geding en het vonnis is op 22 augustus 2022 gewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een langdurige juridische relatie bestaat tussen de partijen, met meerdere procedures in het verleden. De rechtbank heeft de vordering van BdC toegewezen, waarbij het bedrag van NAf 154.736,86 is vastgesteld, vermeerderd met contractuele rente van 7,5% per jaar vanaf 25 februari 2021. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van BdC toegewezen, begroot op NAf 6.088,51, en de beslagkosten van NAf 3.996,65. De gedaagden zijn veroordeeld in de kosten van het geding en de nakosten zijn eveneens toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.