ECLI:NL:OGEAC:2022:255

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
CUR202100440
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • U.I.D. Luydens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van ontbonden huwelijksgoederengemeenschap met betrekking tot belastingschulden en geldleningen

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, betreft het de verdeling van een ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen twee partijen, eiser en gedaagde, die beiden in Curaçao wonen. De uitspraak is gedaan op 12 september 2022, na een proces dat onder andere een tussenvonnis op 25 april 2022 omvatte. Eiser, vertegenwoordigd door mr. E.A. Knoppel, en gedaagde, vertegenwoordigd door mr. L.F. Herben, hebben hun standpunten uiteengezet met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap, die onder andere belastingschulden en geldleningen omvatte.

Het gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde zich niet heeft uitgelaten over de door eiser gestelde belastingschulden, waardoor het gerecht uitgaat van de juistheid van de stellingen van eiser. Beide partijen zijn voor de helft draagplichtig voor deze schulden. Daarnaast heeft eiser bewijs geleverd van geldleningen en de bijbehorende schulden, waar gedaagde eveneens geen verweer tegen heeft gevoerd. Het gerecht heeft geoordeeld dat eiser verantwoordelijk is voor de aflossing van deze schulden, maar dat hij de helft van de bedragen kan verhalen op gedaagde zodra hij deze heeft afgelost.

De beslissing van het gerecht omvat ook de toewijzing van bepaalde goederen aan beide partijen, evenals de compensatie van proceskosten, gezien de status van partijen als gewezen echtelieden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van beide partijen met betrekking tot de schulden en de verdeling van de activa.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202100440
Vonnis d.d. 12 september 2022
inzake
[EISER],
wonende in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel,
--tegen--
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao
,
gedaagde,
gemachtigde: mr. L.F. Herben.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.Het verdere procesverloop

Het verdere procesverloop blijkt uit:
- het (tussen)vonnis van 25 april 2022;
- de op de rol van 20 juni 2022 genomen akte door eiser;
- de op de rol van 20 juni 2022 aan gedaagde verleende akte van niet dienen van akte uitlating.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

Het gerecht heeft naar aanleiding van de genomen akte geen redenen om terug te komen op haar eerdere overwegingen in het tussenvonnis van 25 april 2022.
2.2.
Bij het (tussen)vonnis van 25 april 2022 heeft het gerecht ter zake twee bestanddelen van de gemeenschap (te weten de (overige) belastingschulden en geldleningen) partijen in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten. Alleen [eiser] heeft zich middels een akte uitgelaten. Het gerecht overweegt als volgt.
(Overige) belastingschulden
2.3.
Nu [gedaagde] zich niet heeft uitgelaten over de door [eiser] gestelde tot de gemeenschap behorende belastingschulden die betrekking hebben op Marroy B.V. houdende onder de naam De Frietboetiek (begroot op NAf 18.439) en nog te betalen inkomstenbelasting (Nederland) (begroot op € 10.000), gaat het gerecht uit van de juistheid daarvan. Partijen zijn ieder voor de helft draagplichtig voor deze schulden. Het gerecht zal aldus beslissen.
Geldleningen
2.4.
[eiser] heeft de eerder als productie 7 bij het inleidend verzoekschrift overgelegde schuldbekentenissen, waartoe hij zichzelf en Marroy B.V. heeft verbonden, toegelicht en daarnaast ook toegelicht de betalingsopdracht van 13 oktober 2020 waaruit volgt dat hij het geleende bedrag na peildatum aan John Raadschelders heeft terugbetaald en dat deze betaling niet is verricht met gemeenschapsgelden. Uit de stelling van [eiser] begrijpt het gerecht dat de omvang van de schuld per peildatum NAf 38.000 bedroeg. [gedaagde] heeft zich hierover niet uitgelaten, zodat het gerecht van de juistheid daarvan uit gaat. Partijen zijn ieder voor de helft draagplichtig voor deze schulden. Het gerecht zal aldus beslissen.
2.5.
[eiser] heeft het eerder als productie 8 bij het inleidend verzoekschrift overgelegde overzicht van de SNS doorlopende krediet rekening toegelicht en aan de hand van het verloop van het doorlopend krediet berekend dat de omvang van de schuld rondom peildatum € 17.497,37 bedroeg. Voorts heeft hij toegelicht dat hij na peildatum betalingen heeft verricht ter vermindering van de omvang van de schuld en dat deze betalingen niet zijn verricht met gemeenschapsgelden. [Gedaagde] heeft zich niet uitgelaten over de juistheid van al het voorgaande, zodat het gerecht uit gaat van de juistheid daarvan. Partijen zijn ieder voor de helft draagplichtig voor deze schuld. Het gerecht zal aldus beslissen.
Slotsom verdeling
2.6.
Gelet op hetgeen in dit vonnis en het tussenvonnis is overwogen wordt de wijze van verdeling van de gemeenschap vastgesteld. Ter zake de schulden gaat het gerecht er vanuit dat [eiser], nu hij De Frietboetiek heeft voortgezet en de schulden in het algemeen daarmee in verband staan, zal zorgdragen voor de aflossing van deze schulden. Indien en zodra [eiser] op deze schulden aflost (of afgelost heeft), kan hij de helft van de daarmee gemoeide bedragen (tot een bedrag van in totaal NAf 28.219,50 en € 82.018,29) op [gedaagde] verhalen. Het gerecht zal dit in het dictum opnemen. Hetgeen overigens over en weer in het kader van de verdeling is gevorderd behoeft geen bespreking meer.
De gevorderde schadevergoeding nader op te maken bij staat
2.7.
Voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat is voldoende dat [gedaagde] de mogelijkheid dat schade als gevolg van de wanprestatie of onrechtmatige daad is geleden aannemelijk maakt (HR 30 juni 2006, RvdW 2006, 681). Uit het voorgaande volgt dat bij een dergelijke vordering aan de stelplicht minder hoge eisen worden gesteld, doch op zijn minst mocht van [gedaagde] verwacht worden dat zij stellingen aan dit deel van de vordering in reconventie ten grondslag heeft gelegd. Dat heeft zij nagelaten. Om die reden wordt deze vordering als zijnde niet voldaan aan de stelplicht afgewezen.
De proceskosten in conventie en in reconventie
2.8.
De proceskosten worden gecompenseerd, nu partijen gewezen echtelieden zijn.

3.De beslissing

Het Gerecht:
In conventie en in reconventie
stelt de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vast als volgt:
de aandelen in het kapitaal van Marroy (Holding) B.V. wordt aan [eiser] toebedeeld, waarde nihil, zonder verrekening;
de kippengril, waarde € 7.500, de rashond, waarde € 1.950, en de auto van het merk Ford, waarde NAf 4.500, worden aan [gedaagde] toebedeeld;
[gedaagde] dient wegens overbedeling € 4.725 en NAf 2.250 aan [eiser] te betalen;
e belastingschuld restaurant Antoons, de nog te betalen rekening accountant, de schuld aan de heer en mevrouw [gedaagde], de overige belastingschulden en het saldo van de geldleningen komen voor rekening van beide partijen, ieder van partijen zijn voor de helft draagplichtig voor deze schulden;
indien en zover [eiser] op de onder d. genoemde alleen schulden aflost of afgelost heeft, heeft hij voor de helft van de daarmee gemoeide bedragen (tot een bedrag van in totaal NAf 28.219,50 en € 82.018,29) een vordering op [gedaagde];
3.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
compenseert de proceskosten;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. U.I.D. Luydens, rechter, en op 12 september 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.