In deze zaak, die is behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, betreft het een kredietovereenkomst tussen de stichting Korpodeko en de naamloze vennootschap Braga. Korpodeko heeft op 2 december 2013 een kredietovereenkomst gesloten met Braga, waarbij een bedrag van NAf 598.969,65 is geleend. De overeenkomst bevatte een jaarlijkse rente van 6%. De gedaagden, waaronder [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3], hebben zich borg gesteld voor de terugbetaling van de lening. Braga is in gebreke gebleven met de terugbetaling, wat heeft geleid tot deze rechtszaak.
Korpodeko vordert betaling van het uitstaande bedrag van NAf 728.957,83, inclusief rente, en heeft de vordering voldoende gemotiveerd. De gedaagden hebben de vordering niet betwist, waardoor het Gerecht heeft geoordeeld dat Korpodeko recht heeft op de gevorderde bedragen. Daarnaast vordert Korpodeko ook de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, die eveneens zijn toegewezen. Het Gerecht heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief rente en kosten.
In het vrijwaringsincident dat aan deze hoofdzaak is verbonden, hebben de gedaagden belang bij voortprocederen. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor beraad comparitie na antwoord. Het vonnis is uitgesproken door rechter M.C.B. Hubben op 5 september 2022.