ECLI:NL:OGEAC:2022:264

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
16 september 2022
Zaaknummer
CUR202202950
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over eigendom en hinder tussen trust en eigenaar van aangrenzend perceel

In deze zaak, die zich afspeelt in Curaçao, heeft de eiser, [NAAM 1] Trust, een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, die samen met zijn echtgenote eigenaar is van een aangrenzend perceel. De eiser vordert onder andere dat de gedaagde werkzaamheden aan een muur staakt en dat een boomstam met wortels wordt verwijderd. De eiser stelt dat de gedaagde hinder veroorzaakt door wijzigingen aan zijn perceel, waaronder het plaatsen van een muur en het ophogen van de grond. De gedaagde voert verweer en stelt dat hij niet de enige eigenaar is van het perceel, wat leidt tot een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Het gerecht oordeelt dat de trust als eiser niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen, omdat een trust geen rechtspersoonlijkheid heeft en niet als partij kan optreden in een gerechtelijke procedure. Daarnaast wordt opgemerkt dat, zelfs als de eiser ontvankelijk zou zijn, er onvoldoende spoedeisend belang is bij de gevraagde voorzieningen. Het gerecht concludeert dat er geen dringende noodzaak is om de gevraagde maatregelen te treffen en dat de eiser als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202202950
Vonnis in kort geding d.d. 12 september 2022
inzake
[NAAM 1] TRUST,
gevestigd in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. D.M. Wildeman,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.J.J. Huizing.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties (1 t/m 7), op 2 augustus 2022 ter griffie ingediend;
  • de eiswijziging;
  • de nadere producties van eiser (8 t/m 9, inclusief een usb-stick met videomateriaal);
  • de producties van gedaagde (1 t/m 4);
  • de mondelinge behandeling op 29 augustus 2022 met aansluitend een descente;
  • de pleitnota’s van eiser en van gedaagde.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Bij notariële akte van 4 november 2018 heeft Aditi B.V. een trust ingesteld onder de naam [naam 1] Trust. Het trustvermogen bestaat onder meer uit een perceel grond met woning in [wijk], plaatselijk bekend als [adres A]. Artikel 4 van de notariële akte vermeldt dat Aditi B.V. eigenaar is van dit onroerend goed. Gedaagde is samen met zijn echtgenote eigenaar van het naastgelegen perceel, bekend als [adres B].
2.2.
De percelen worden van elkaar gescheiden door een muur die min of meer gelijk loopt met de erfgrens.
2.3.
Op 17 december 2020 is aan de echtgenote van gedaagde een bouwvergunning verstrekt voor de bouw van een woonhuis en logeerruimte op het perceel [adres B].
2.4.
Gedaagde en zijn echtgenote hebben op hun perceel een muur loodrecht op de scheidingsmuur geplaatst en aan de voorzijde van het perceel aan hun zijde de grond opgehoogd. Ook hebben zij de muur aan hun zijde bepleisterd en geverfd.
2.5.
De neemboom die op het perceel van gedaagde en zijn echtgenote stond is door hen verwijderd. De wortels van de boom zijn achtergebleven.

3.Het geschil

3.1.
Eiser vordert bij verzoekschrift – samengevat - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat de muur binnen de kadastrale grenslijn staat en thans in eigendom is van eiser;
gedaagde te bevelen om de werkzaamheden op en aan de muur direct te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom;
gedaagde te bevelen om de werkzaamheden in/om/bij het perceel direct te staken en gestaakt te houden in afwachting van het rapport van Domeinbeheer zodoende de natuurlijk afwatering komende van het perceel van eiser in oude staat te herstellen en de hinder veroorzaakt door gedaagde op te heffen, zulks op straffe van een dwangsom;
gedaagde te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Eiser heeft nadien middels een akte haar eis als volgt gewijzigd:
gedaagde te bevelen om de boomstam van de neemboom volledig met wortels en al te verwijderen;
gedaagde te bevelen om de muur van eiser in oude staat te herstellen en werkzaamheden aan de muur van eiser gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom;
gedaagde te bevelen om de werkzaamheden in/om/bij het perceel direct te staken en de natuurlijke afwatering komende van het perceel van eiser in oude staat te herstellen en de hinder veroorzaakt door gedaagde op te heffen, zulks op straffe van een dwangsom;
gedaagde te veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Gedaagde voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering in deze zaak is ingesteld door een trust. Een trust als zodanig is geen natuurlijk persoon, bezit geen rechtspersoonlijkheid en kan ook niet worden aangemerkt als een personenvennootschap. Een trust kan daarom niet als partij optreden in een gerechtelijke procedure. Dit betekent dat eiser in zijn vorderingen jegens gedaagde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4.2.
In het geval eiser wel ontvankelijk zou zijn in zijn vordering, geldt bovendien het volgende.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat gedaagde niet enig eigenaar is van het perceel met woning bekend als [adres B]. Gedaagde deelt dit eigendom met zijn echtgenote. Daarmee is sprake van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Het is rechtens noodzakelijk dat een beslissing over die rechtsverhouding in dezelfde zin luidt ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen (HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:411). Nu in dit geval de echtgenote niet in rechte is betrokken, zal een toewijzing van de vordering weinig effectief zijn. Die toewijzing zal dan immers geen gevolgen hebben voor de echtgenote. Dit zou er dus toe kunnen leiden dat gedaagde de werkzaamheden aan het perceel zou moeten staken, terwijl het zijn echtgenote vrij zou staan deze voort te zetten.
4.4.
Als degene die een beslissing wenst over een processueel ondeelbare rechtsverhouding nalaat om alle bij de rechtsverhouding betrokken partijen in het geding te roepen, dient de rechter (ook) ambtshalve de gelegenheid te geven om de niet opgeroepen personen of persoon alsnog als partij in het geding te betrekken door oproeping op de voet van artikel 12a Rv (ECLI:NL:HR:PHR:2018:251). Gelet op het hiervoor en het hiernavolgende is daartoe in dit geval geen aanleiding.
4.5.
De vraag is ook, zoals vereist in een kort geding, of er voldoende spoedeisend belang is bij de gewijzigde gevraagde voorziening. Hoewel de wijziging van eis erg laat is ingediend, acht het gerecht deze in dit geval toelaatbaar. Ter zitting is gedaagde immers voldoende in staat gebleken zich daartegen te verweren.
4.6.
Eiser stelt in verband met de (gewijzigde) vordering die hiervoor bij 3.2 onder a is vermeld dat vanwege de overlast die neembomen kunnen veroorzaken ook de wortels van deze boom dienen te worden verwijderd. Wat betreft de muur (3.2 onder b) heeft eiser gesteld dat gedaagde deze aan zijn zijde zonder toestemming van eiser heeft bepleisterd. Ten slotte heeft eiser met betrekking tot de afwatering (3.2 onder c) gesteld dat deze door toedoen van gedaagde is verstoord. Eiser ondervindt bij regenbuien wateroverlast, zo wordt gesteld, doordat gedaagde een wijziging in de situatie heeft aangebracht. Zo heeft gedaagde een muur loodrecht op de scheidingsmuur geplaatst en zijn terrein opgehoogd met aarde en grind, aldus eiser.
4.7.
Tijdens de descente is in verband met de neemboom, de muur, noch in verband met de afwatering zodanige hinder geconstateerd dat de situatie een spoedeisende voorziening vereist. Niet valt in te zien waarom van eiser niet kan worden gevergd de uitkomst van de reeds aangekondigde bodemprocedure af te wachten. Zo is niet gebleken dat de achtergebleven stam van de neemboom en de niet verwijderde wortels op dit moment hinder voor eiser veroorzaken. Verder is ter zitting komen vast te staan dat de scheidingsmuur op de erfgrens staat, althans daarvan hooguit deels aan beide zijden minimaal afwijkt. Naar het voorlopig oordeel van het gerecht valt niet in te zien waarom gedaagde zijn kant van die muur niet zou mogen bepleisteren en verven, terwijl bovendien niet is gebleken dat de door gedaagde bepleisterde en geverfde muur op dit moment hinder veroorzaakt voor eiser. Ook met betrekking tot de afwatering is geen hinder waargenomen, die maakt dat acuut een maatregel moet worden getroffen. Bovendien is niet geheel duidelijk geworden, ook niet ter plaatse, in welke zin de situatie precies is gewijzigd. Partijen leggen hierover over en weer verschillende verklaringen af. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van onrechtmatige hinder is dan ook meer informatie nodig en mogelijk nadere instructies in de vorm van bewijslevering. Dit kort geding is daarvoor niet het juiste middel.
4.8.
Ook in het geval eiser ontvankelijk zou zijn in zijn vorderingen, zouden deze gelet op het voorgaande niet voor toewijzing in aanmerking komen.
4.9.
Eiser zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op NAf 1.500 aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het gerecht:
rechtdoende in kort geding:
5.1.
verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn vorderingen;
5.2.
veroordeelt eiser in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op NAf 1.500.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, en op 12 september 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.