ECLI:NL:OGEAC:2022:279

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
CUR202102271 t/m CUR202102275
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in belastingzaken na intrekking beroep

In deze zaak heeft belanghebbende, gevestigd te Curaçao, op 30 november 2020 aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) ontvangen voor de jaren 2014 tot en met 2018. Na bezwaar en afwijzing door de Inspecteur, heeft belanghebbende op 19 augustus 2021 beroep ingesteld. De Inspecteur heeft op 7 juni 2022 de aanslagen voor 2014 en 2015 vernietigd en de aanslagen voor 2016 tot en met 2018 verminderd. Tijdens de zitting op 28 juni 2022 heeft belanghebbende het beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van proceskosten in zowel de bezwaar- als beroepsfase. Het Gerecht heeft geoordeeld dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat hij in zijn bezwaarschrift geen verzoek om kostenvergoeding heeft gedaan. Voor de beroepsfase werd het verzoek om integrale kostenvergoeding als tardief afgewezen. De kostenvergoeding werd forfaitair vastgesteld op NAf 1.400, en de Inspecteur werd opgedragen het griffierecht van NAf 150 te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen op 7 september 2022.

Uitspraak

Uitspraak van 7 september 2022
BBZ nrs. CUR202102271 t/m CUR202102275
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het verzoek om vergoeding van proceskosten in de zin van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken
in het geding tussen:
[Belanghebbende], gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
en:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn ter zake van de onroerende zaak, te [adres 1], op 30 november 2020 aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) voor de jaren 2014 tot en met 2018 opgelegd naar een waarde van NAf 295.000 en een te betalen bedrag aan OZB van NAf 1.180 per jaar.
1.2
Belanghebbende heeft op 24 december 2020 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft op 16 augustus 2021 (2014 en 2015) en 27 augustus 2021 (2016 tot en met 2018) uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren afgewezen.
1.4
Belanghebbende heeft op 19 augustus 2021 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
De Inspecteur heeft op 7 juni 2022 de aanslagen OZB voor 2014 en 2015 vernietigd en de aanslagen OZB voor de jaren 2016 tot en met 2018 verminderd naar aanslagen naar een belastbare waarde van NAf 170.000.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A], verbonden aan [Q]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B] en [C].
1.7
Belanghebbende heeft ter zitting het beroep ingetrokken. Tegelijk met de intrekking is verzocht om een vergoeding van de proceskosten in bezwaar- en beroepsfase en het griffierecht.

2.OVERWEGINGEN

Proceskosten

2.1
In artikel 15, lid 3 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de belanghebbende is tegemoetgekomen, de Inspecteur op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 15, lid 1, LBB in de kosten kan worden veroordeeld. Dit betreft de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken (vgl. GEA Curaçao 17 maart 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:53).
Kosten bezwaarfase
2.2
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de belastingaanslag of de voor bezwaar vatbare beschikking door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist.
2.3
Niet gebleken is dat belanghebbende in zijn bezwaarschrift heeft verzocht om een kostenvergoeding in de bezwaarfase. Gelet op het bepaalde in artikel 32a, lid 1, ALL komt belanghebbende dan niet in aanmerking voor een kostenvergoeding voor de bezwaarfase.
Kosten beroepsfase
2.4
Ingevolge artikel 15, lid 1, LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.5
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
2.6
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten worden op grond van artikel 2, lid 1, letter a van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage forfaitair vastgesteld.
2.7
Belanghebbende heeft pas op de zitting verzocht om een integrale kostenvergoeding. Het Gerecht ziet hierin aanleiding om dit verzoek als tardief te passeren. Over de hoogte van de kostenvergoeding en de onderbouwing daarvan heeft belanghebbende bovendien niets ingebracht.
2.8
De kostenvergoeding wordt forfaitair vastgesteld. Het Gerecht stelt het bedrag van de vergoeding vast op een bedrag van NAf 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
Griffierecht
2.9
In artikel 18, lid 5, LLB is bepaald dat, indien het Gerecht het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, de uitspraak tevens inhoudt dat de Inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoedt. In dit geval is het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur is tegemoetgekomen aan belanghebbende. Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat ook dan de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt (vgl. GEA Curaçao 1 november 2019, ECLI:NL: OGEAC:2019:310).

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- wijst het verzoek tot vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase af;
- wijst het verzoek tot vergoeding van de proceskosten in beroepsfase toe;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.400; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 7 september 2022, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500