In deze zaak, die op 4 oktober 2022 door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, hebben eisers, wonende in Curaçao, een kort geding aangespannen tegen verschillende gedaagden, waaronder de naamloze vennootschap Building Supplies Logistics Company B.V. (BLS) en het Land Curaçao. De eisers vorderden de sloop van een bouwwerk dat door BLS was opgetrokken, omdat zij meenden dat dit bouwwerk illegaal was en hen hinder bezorgde. De achtergrond van de zaak ligt in een eerder verleende bouwvergunning die door het Gerecht op 20 november 2020 was vernietigd, en een uitspraak van het Hof op 27 juli 2021 die bevestigde dat er nog steeds mogelijkheden waren voor het verkrijgen van een bouwvergunning voor de percelen in kwestie.
Tijdens de behandeling van de zaak werd door de eisers gesteld dat het bouwwerk hen hinder bezorgde, onder andere door het wegnemen van licht en lucht, en dat het in strijd was met de Bouw en Woningverordening. De gedaagden, daarentegen, voerden aan dat de eisers niet-ontvankelijk verklaard moesten worden, omdat er een bestuursrechtelijke weg openstond voor hen. Het Gerecht oordeelde dat de eisers niet-ontvankelijk waren in hun vorderingen tegen het Land, omdat zij een verzoek tot bestuursdwang hadden ingediend dat niet was behandeld. Wat betreft de vorderingen tegen BLS, oordeelde het Gerecht dat de eisers onvoldoende onderbouwing hadden gegeven voor hun claims van hinder en dat de belangen van BLS zwaarder wogen dan die van de eisers. Uiteindelijk werden de vorderingen van de eisers afgewezen en werden zij veroordeeld in de proceskosten.