ECLI:NL:OGEAC:2022:289

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
CUR202102158
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rolverwijzing in verband met nadere onderbouwing schade in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is op 17 oktober 2022 een vonnis uitgesproken in de zaak tussen [eiser in conventie] en THE NEW INDIA ASSURANCE CO. LTD. en CURAÇAO SEGUROS MUSKUS N.V. De eiser in conventie, vertegenwoordigd door mr. G.G. van Gils, heeft schadevergoeding gevorderd in verband met loonderving en extra kosten. De gedaagde partijen, vertegenwoordigd door mrs. E.G.I. van der Plank en A.C. van Hoof, hebben de vorderingen betwist. Het procesverloop omvat onder andere een tussenvonnis van 21 maart 2022 en diverse akten van uitlating door beide partijen. Het gerecht heeft in het tussenvonnis de zaak naar de rol verwezen voor nadere uitlating door de eiser, waarbij de gedaagde partijen de gelegenheid kregen om hierop te reageren. De rechter heeft vastgesteld dat de eiser zijn schade wegens loonderving onvoldoende heeft onderbouwd en dat er geen noodzaak is voor een deskundigenbericht. De eiser is voor de laatste maal in de gelegenheid gesteld om zijn stellingen te onderbouwen. De vordering tot vergoeding van extra kosten is ook aan de orde gekomen, waarbij het gerecht heeft geoordeeld dat de eiser extra kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, maar dat de onderbouwing van deze kosten tekortschiet. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 14 november 2022 voor verdere uitlating door de eiser, met de mogelijkheid voor de gedaagde om hierop te reageren. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Afdeling Civiel
Zaaknummer: CUR202102158
Vonnis van 17 oktober 2022
inzake
[EISER IN CONVENTIE],
wonend in Curaçao,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. G.G. van Gils,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
THE NEW INDIA ASSURANCE CO. LTD., CURAÇAO, general agent
SEGUROS MUSKUS N.V.,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigden: mrs. E.G.I. van der Plank en A.C. van Hoof.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie] en New India worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het vonnis van 21 maart 2022 (hierna: het tussenvonnis);
- de akte uitlating met producties van [eiser in conventie], ingediend op 23 mei 2022;
- de akte uitlating tevens houdende antwoordakte met producties van New India, ingediend op 29 augustus 2022.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

Het tussenvonnis
2.1
Het gerecht volhardt bij het tussenvonnis. In het tussenvonnis heeft het gerecht de zaak naar de rol verwezen voor akte uitlating door [eiser in conventie] als bedoeld in r.o. 4.9, 4.11 en 4.13 van het tussenvonnis en bepaald dat New India vervolgens gelegenheid zal krijgen zich bij akte uit te laten als bedoeld in r.o. 4.9 van het tussenvonnis en bij antwoordakte te reageren op de akte uitlating van [eiser in conventie] en iedere verdere beslissing aangehouden.
2.2
Die rechtsoverwegingen 4.9, 4.11 en 4.13 van het tussenvonnis luiden als volgt:
“4.9 De zaak zal worden verwezen naar de rol ten einde partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten – bij voorkeur na onderling overleg – over de vraag of zij het, mede in aanmerking genomen hetgeen ter comparitie is besproken, zinvol achten dat het gerecht een deskundigenbericht gelast en zo ja het aantal en de persoon van de te benoemen deskundige(n) en de vragen waaromtrent het oordeel van de deskundigen wordt gevraagd.”
“4.11 Het is aan [eiser in conventie] zijn stellingen met betrekking tot zijn schade bestaande uit loonderving voldoende te onderbouwen. Volgens [eiser in conventie] heeft hij desbetreffende stukken afgegeven aan New India. New India betwist dat en voert aan dat dergelijke stukken zich niet in haar dossier bevinden. Hoe dat ook zij, dergelijke stukken zijn in deze procedure niet in het geding gebracht. Het gerecht zal de zaak naar de rol verwijzen ten einde [eiser in conventie] in de gelegenheid te stellen de door hem gestelde schade wegens loonderving nader te onderbouwen.”
“4.13 Zijn vordering tot vergoeding van de extra kosten heeft [eiser in conventie] in zijn inleidend verzoekschrift zeer summier en ter comparitie uitgebreider toegelicht, maar niet onderbouwd. Volgens die toelichting betreft het onder meer betalingen aan derden in verband met het vervoer van hemzelf, zijn familie en zijn kinderen naar school en de aanschaf van warme kleding voor zijn verblijf in Columbia, een en ander gedurende 40 weken (40 weken à NAf 100,-). [eiser in conventie] zal in de gelegenheid worden gesteld deze vordering te onderbouwen, bijvoorbeeld door overlegging van verklaringen van derden die vervoer voor [eiser in conventie], zijn familie en kinderen hebben verzorgd en door de overlegging van aankoopbonnen van kleding.”
deskundigenbericht
2.3
Met betrekking tot de vraag of een deskundigenbericht moet worden gelast, heeft [eiser in conventie] gesteld dat hij het niet van groot belang acht verder nog een andere deskundige te raadplegen en New India dat dat onder de omstandigheden van dit geval weinig zinvol is. Het gerecht volgt partijen daarin en zal daarom niet overgaan tot de benoeming van een deskundige.
loonderving
2.4
In het tussenvonnis, randnummer 4.10, is het volgende overwogen:
“New India betwist gemotiveerd de stelling van [eiser in conventie] dat zijn schade wegens loonderving NAf 3.000,- respectievelijk (bij 50% arbeidsongeschiktheid) NAf 1.500,- per maand bedraagt. [Eiser in conventie] heeft in dit verband aangevoerd dat hij al negen jaar werkte voor Totaal Fast Bouw BV en bij dat bedrijf in vaste dienst was althans, zo is ter comparitie genuanceerd, zich in dienst voelde van Totaal Fast Bouw BV en NAf 3.000,- netto per maand verdiende, maar hij heeft ter zake uitsluitend de in r.ov. 2.10 geciteerde verklaring in het geding gebracht. Daaruit blijkt niets van de duur en de aard van zijn dienstverband en van zijn maandelijkse inkomen.”
2.5
Mede tegen de achtergrond daarvan schiet de brief d.d. 10 mei 2022 van [naam 1] van Totaal Fast Bouw B.V., die [eiser in conventie] als zijn productie 1 in het geding heeft gebracht, als nadere onderbouwing van zijn schade bestaande uit loonderving, tekort. Die brief vermeldt immers niets over de aard van het dienstverband van [eiser in conventie] met Totaal Fast Bouw B.V. en vermeldt evenmin welk salaris [eiser in conventie] daar maandelijks verdiende. Uit die brief kan namelijk niet worden opgemaakt of [eiser in conventie] elke dag bij Totaal Fast Bouw B.V. werkte en zo nee, of hij werd doorbetaald op dagen waarop dat niet het geval was. In dit verband valt ook op dat [eiser in conventie] geen andere bewijsstukken heeft overgelegd, zoals salarisopgaven of bijschrijvingen op zijn bankrekening en dat hij daarvoor ook geen verklaring geeft.
2.6 [
Eiser in conventie] zal voor de laatste maal in de gelegenheid worden gesteld zijn stellingen met betrekking tot zijn inkomstenderving nader te onderbouwen.
extra kosten
2.7
Het gerecht had de vordering in verband met extra kosten aldus begrepen dat [eiser in conventie] vorderde een bedrag van NAf 100,- per week gedurende 40 weken.
2.8
In zijn akte stelt [eiser in conventie] dat hij bedoelde aanspraak te maken op een bedrag van NAf 100,- per week gedurende 40 maanden. In zijn akte stelt [eiser in conventie] voorts dat hij bereid is dit bedrag te minderen tot NAf 75,- per maand gedurende 36 maanden, namelijk tot 1 september 2020, met als onderbouwing dat hij met ingang van deze datum weer voor halve dagen aan het werk ging en er vanaf deze datum weinig extra kosten meer waren. Hij heeft zijn vordering echter niet uitdrukkelijk verminderd.
2.9
Het verweer van New India dat de door derden gemaakte benzinekosten geen schade vormen omdat [eiser in conventie] die kosten ook had gehad indien hij zelf had gereden, treft doel. Het gerecht acht voldoende aannemelijk dat [eiser in conventie] extra kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Wat betreft de hoogte van die kosten vormt de verklaring van [naam 2], die hij als productie 3 in het geding heeft gebracht, onvoldoende onderbouwing. Het gerecht zal daarom de extra kosten, op de voet van artikel 6:97 Burgerlijk Wetboek, schatten, en wel op een bedrag van in totaal NAf 1.500,-.
ten slotte
2.1
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

Het gerecht:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 14 november 2022 voor uitlating door [eiser in conventie] als bedoeld in r.o. 2.6
bepaalt dat New India daarop bij antwoordakte zal mogen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2022 in het bijzijn van de griffier.