ECLI:NL:OGEAC:2022:290

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
CUR202201153
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.B. Hubben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake nakoming overeenkomst tussen partijen met betrekking tot perceel grond

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiseres in conventie] en [gedaagde in conventie] over de nakoming van een overeenkomst met betrekking tot een perceel grond. De eiseres, die in Curaçao woont, vordert betaling van NAf 15.000 van de gedaagde, die in Nederland woont, voor haar medewerking aan de notariële levering van het perceel. De eiseres stelt dat er in 2018 een overeenkomst is gesloten via WhatsApp, waarin is afgesproken dat de gedaagde haar dit bedrag zou betalen voor haar medewerking aan de levering. De gedaagde betwist echter dat er een overeenkomst tot stand is gekomen en stelt dat hij al in 2003 voor het perceel heeft betaald aan de verkoper, [naam 1].

De mondelinge behandeling vond plaats op 6 september 2022, waarbij beide partijen hun standpunten hebben uiteengezet. De eiseres heeft conservatoir beslag gelegd op de bankrekening van de gedaagde en op het registergoed, wat de gedaagde in zijn vordering in reconventie aanvoert als immateriële schade. Het gerecht oordeelt dat de eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van de overeenkomst en wijst haar vorderingen af. Ook de vordering van de gedaagde in reconventie wordt afgewezen, omdat hij onvoldoende heeft aangetoond dat hij immateriële schade heeft geleden. De eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil worden begroot.

Het vonnis is uitgesproken door mr. M.C.B. Hubben op 17 oktober 2022.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202201153
Vonnis d.d. 17 oktober 2022
inzake
[EISERES IN CONVENTIE],
wonende in Curaçao,
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
procederend in persoon,
tegen
[GEDAAGDE IN CONVENTIE],
wonende in Nederland,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie] en [gedaagde in conventie] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties ter griffie ingediend op 18 maart 2022;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de door gedaagde in conventie op 5 september 2022 toegezonden producties;
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 6 september 2022 plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen hun wederzijdse standpunten (nader) uiteengezet.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
Eiseres in conventie] was van 25 maart 1980 tot 21 juni 1990 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met [naam 1], hierna: [naam 1]. Tot de huwelijksgemeenschap behoorde onder meer een perceel grond te [wijk] plaatselijk bekend als [adres] (hierna: het perceel).
2.2.
Bij koopovereenkomst van 21 december 2003 heeft [naam 1] het perceel aan [gedaagde in conventie] verkocht voor NAf 10.000.
2.3.
Bij notariële akte van 14 september 2018 is het perceel, dat inmiddels door [gedaagde in conventie] was bebouwd met een aantal appartementen, (hierna: het registergoed) aan [gedaagde in conventie] geleverd. Bij deze levering is [eiseres in conventie] vertegenwoordigd door een medewerker van het notariskantoor.
2.4.
Op 15 september 2018 stuurt [eiseres in conventie] aan [gedaagde in conventie] via whatsapp het volgende bericht:

Awor mi bisa tambe kuantu ta e suma ta baira FL. 15000,00 mi ku [naam] ta spera ku [gedaagde in conventie] ta bai di akuerdo. E sobra lo bai den 4 terminó di 2500. Laga mi sa ki [gedaagde in conventie] ta pensa”.
Op 15 september 2018 antwoordt [gedaagde in conventie] hierop via whatsapp als volgt:

[eiseres in conventie] mi ta hanje hopi. Bo por lage na 10.000.”
Op 18 september 2018 stuurt [gedaagde in conventie] aan [eiseres in conventie] via whatsapp het volgende bericht:

(…) Asina [NAAM 1] ta. Mi ta bai poko poko ku ne. Su mentalidad ta stranjo (…)”
2.5.
Bij exploot van 17 februari 2022 heeft [eiseres in conventie] aan [gedaagde in conventie] aangezegd dat hij aan [eiseres in conventie] verschuldigd is de som van NAf 15.000,00 onder vermelding van: “zijnde verkocht en ontvangen terrein [adres], maar nooit betaald en wel op het terrein gebouwd“ en hem gesommeerd om binnen 5 dagen aan haar te betalen NAf 15.000 plus kosten.
2.6.
Na van de beslagrechter bekomen verlof heeft [eiseres in conventie] bij exploot van 14 maart 2022 conservatoir-derden beslag gelegd onder Banco di Caribe op alle gelden van [gedaagde in conventie] en voorts heeft zij bij exploot van 15 maart 2022 het registergoed in conservatoir beslag genomen.

3.Het geschil in conventie en reconventie

3.1. [
eiseres in conventie] vordert in conventie, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie] te veroordelen om aan [eiseres in conventie] te betalen het bedrag van NAf 15.000, met veroordeling van [gedaagde in conventie] in de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten waaronder begrepen de beslagkosten. In reconventie vordert [gedaagde in conventie] een schadevergoeding van NAf 50.000,00 wegens immateriële schade als gevolg van de door [eiseres in conventie] gelegde beslagen.
3.2. [
eiseres in conventie] legt aan haar vordering in conventie ten grondslag dat zij in 2018 door [gedaagde in conventie] is verzocht medewerking te verlenen aan de notariële levering van het registergoed. Zij stelt dat zij op dat moment niets wist van de verkoop van het perceel in 2003. Zij heeft van [naam 1] ook nooit een deel van de verkoopprijs van het perceel ontvangen. Door [gedaagde in conventie] is haar toen in het bijzijn van haar huidige echtgenoot gevraagd wat zij wilde hebben als vergoeding voor haar medewerking aan de levering. Via whatsapp is zij daarna met [gedaagde in conventie] overeengekomen dat hij haar NAf 15.000 zou betalen voor haar medewerking aan het transport. In de veronderstelling dat zij door [gedaagde in conventie] betaald zou worden, heeft zij meegewerkt aan de levering door een volmacht te verlenen aan een medewerker van het notariskantoor. [gedaagde in conventie] heeft haar het bedrag niet betaald, ondanks sommatie en ingebrekestelling, aldus nog steeds [eiseres in conventie]. [eiseres in conventie] heeft een deurwaarderskantoor ingeschakeld voor buitengerechtelijke incassowerkzaamheden en om conservatoir beslag te doen leggen. Deze kosten wenst zij vergoed te zien.
3.3. [
Gedaagde in conventie] betwist in conventie dat tussen hem en [eiseres in conventie] in 2018 een overeenkomst tot stand is gekomen op basis waarvan hij gehouden is [eiseres in conventie] een vergoeding te betalen voor haar medewerking aan de levering van het registergoed bij de notaris. Hij heeft rondom de levering enkele pogingen ondernomen om [naam 1] te bewegen alsnog tot betaling aan [eiseres in conventie] over te gaan van de helft van de destijds betaalde koopsom voor het perceel (NAf 5.000). Dit is hem echter niet gelukt. Hij heeft destijds aan [naam 1], de verkoper, betaald voor het perceel en acht zich niet gehouden dat thans een tweede maal te doen.
3.4. [
Gedaagde in conventie] legt aan zijn vordering in reconventie ten grondslag dat hij financieel in de problemen is geraakt door het beslag op zijn bankrekening en dat potentiële kopers van de door hem op het perceel gebouwde appartementen zijn afgehaakt.
3.5. [
Eiseres in conventie] heeft in reconventie betwist dat zij gehouden is [gedaagde in conventie] een schadevergoeding te betalen in verband met de gelegde beslagen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en reconventie

4.1.
Ingevolge de hoofdregel van bewijslastverdeling van art. 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rust op de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten, de bewijslast van die feiten indien deze door de wederpartij voldoende gemotiveerd zijn betwist. Op [eiseres in conventie] rust derhalve de stelplicht, en bij voldoende gemotiveerde betwisting van de zijde van [gedaagde in conventie], de bewijslast van het bestaan van de tussen haar en [gedaagde in conventie] gesloten overeenkomst.
4.2. [
Gedaagde in conventie] heeft de door [eiseres in conventie] ter adstructie van haar vordering gestelde feiten – er is een overeenkomst gesloten via whatsapp - voldoende gemotiveerd betwist. Hij heeft daartoe naar voren gebracht dat hetgeen in de whatsapp conversatie tussen hen beiden te lezen valt, niet gaat over het sluiten van een overeenkomst, maar over zijn pogingen om haar te helpen alsnog haar deel van het door [naam 1] voor de verkoop van het perceel ontvangen geldbedrag te verkrijgen. Daarbij komt, aldus [gedaagde in conventie], dat het ook niet in de rede ligt dat hij zich zou committeren om voor de tweede keer een geldbedrag te betalen voor de levering van een perceel dat hij reeds betaald heeft in 2003. Uiteindelijk is [eiseres in conventie] tekort gedaan door haar ex echtgenoot en [gedaagde in conventie] acht zich niet gehouden haar daarvoor te compenseren en heeft zich hiertoe dan ook nooit verbonden.
4.3.
In het licht van deze gemotiveerde betwisting, lag het op de weg van [eiseres in conventie] haar stellingen nader te onderbouwen. Dit heeft zij nagelaten. Het is gebleven bij het opnieuw verwijzen naar de whatsapp conversatie, waaruit naar het oordeel van het gerecht niet het sluiten van een overeenkomst – bestaande uit een aanbod en een aanvaarding - voortvloeit. De conversatie kan bovendien evengoed passen bij de lezing van [gedaagde in conventie] dat dit gaat over zijn pogingen bij [naam 1] een bedrag voor haar te verhalen, nu hij ook expliciet naar [naam 1] verwijst en dat hij hem behoedzaam (“poko poko”) benadert. Nu [eiseres in conventie] haar stellingen onvoldoende nader heeft onderbouwd wordt aan bewijslevering niet toegekomen, nog daargelaten dat het aanbod van [eiseres in conventie] om haar huidige echtgenoot als getuige te horen haar geen soelaas zou bieden nu hij, blijkens haar stelling, slechts zou kunnen verklaren dat [gedaagde in conventie] [eiseres in conventie] heeft gevraagd wat ze zou willen hebben voor haar medewerking aan het transport. Zo dit al zou komen vast te staan, levert dat nog geen bewijs op van het sluiten van een overeenkomst tussen [eiseres in conventie] en [gedaagde in conventie], hooguit van het doen van een aanbod om in onderhandeling te treden.
4.4.
De conclusie van het voorgaande is dat het bestaan van de door [eiseres in conventie] gestelde overeenkomst niet is komen vast te staan, zodat de vorderingen van [eiseres in conventie] in conventie moeten worden afgewezen.
4.5.
Ten overvloede overweegt het gerecht dat deze afwijzing inhoudt dat van rechtswege de gelegde beslagen zijn komen te vervallen. [eiseres in conventie] doet er goed aan dit aan de derde beslagene door te geven.
4.6.
In reconventie heeft [gedaagde in conventie] onvoldoende gesteld dat hij immateriële schade heeft geleden als gevolg van de gelegde beslagen. Hetgeen hij tijdens de mondelinge behandeling ter adstructie naar voren heeft gebracht (financiële problemen en het afhaken van potentiële kopers) duidt veeleer op eventuele materiële schade. De vordering van [gedaagde in conventie] in reconventie dient derhalve eveneens te worden afgewezen.
4.7. [
Eiseres in conventie] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde in conventie] tot op heden begroot op nihil. In reconventie zijn geen proceskosten gemaakt.

5.De beslissing

Het gerecht:
in conventie:
5.1.
wijst af de vorderingen van [eiseres in conventie];
5.2.
veroordeelt [eiseres in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie] tot op heden begroot op nihil;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
5.4.
wijst af de vordering van [gedaagde in conventie].
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.B. Hubben, rechter, en op 17 oktober 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.