ECLI:NL:OGEAC:2022:298

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
CUR202004133
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van documenten op basis van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob) met betrekking tot een lening aan een luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft eiser, een verslaggever, op 22 september 2019 een verzoek ingediend bij verweerder, de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning (VVRP), om openbaarmaking van documenten op basis van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob). Dit verzoek was gericht op informatie over beslissingen met betrekking tot de lening van NAf 33 miljoen die door de Regering van Curaçao aan [vliegmaatschappij] B.V. was verstrekt. Eiser stelt dat deze lening belastinggeld betreft en dat het noodzakelijk is om te onderzoeken of het verstrekken van deze lening een verantwoorde keuze was. Verweerder heeft op het verzoek beslist, maar eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat hij meent dat verweerder ten onrechte een aantal documenten niet openbaar heeft gemaakt.

Tijdens de zitting op 17 november 2021 was verweerder niet vertegenwoordigd, wat leidde tot een discussie over de tijdstippen van de zitting. Eiser heeft zijn verzoek om openbaarmaking ingedeeld in verschillende categorieën en verweerder heeft in zijn beschikking aangegeven dat een deel van de verzochte informatie niet bestaat, dat sommige informatie bij andere ministers opgevraagd moet worden, en dat andere informatie vertrouwelijk is vanwege bedrijfsgegevens of persoonlijke beleidsopvattingen.

Het Gerecht heeft de bestreden beschikking beoordeeld en geconcludeerd dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd om bepaalde documenten openbaar te maken. Het Gerecht heeft verweerder opgedragen om de documenten binnen een bepaalde termijn openbaar te maken en heeft ook bepaald dat verweerder het Lob-verzoek met betrekking tot documenten die zich bij andere ministers bevinden, moet doorsturen. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiser.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiser],

wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez, advocaat,
en

de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning (VVRP),

verweerder,
gemachtigde: mr. H.M. van Rossum, advocaat.

Procesverloop

Bij brief van 22 september 2019 heeft eiser verweerder op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (de Lob) verzocht om openbaarmaking van informatie met betrekking tot beslissingen ten aanzien van [vliegmaatschappij] B.V. (het Lob-verzoek).
Op 9 september 2020 heeft verweerder op dit verzoek beslist (de bestreden beschikking).
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en dit vervolgens aangevuld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. Van Rossum heeft bij e-mail van 17 november 2021 om 6:29 uur het Gerecht geïnformeerd dat zij vanwege een begrafenis niet tijdig voor de zitting aanwezig kan zijn, maar dat haar collega’s, waaronder mr. G.N. Hollander, wel aanwezig zullen zijn. Het Gerecht heeft voor het begin van de zitting geconstateerd dat niemand namens verweerder aanwezig was in de wachtruimte bij de zittingszaal. Voordat het Gerecht met de zitting is begonnen, heeft het Gerecht daarom geprobeerd telefonisch contact te leggen met mr. Van Rossum, echter zonder resultaat.
De openbare behandeling van het beroep heeft ter zitting van het Gerecht op 17 november 2021 conform de oproeping om 9:30 uur plaatsgevonden. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder is niemand verschenen.
Na sluiting van het onderzoek en na verlating van de zittingszaal door eiser en zijn gemachtigde is om 10:40 mr. Hollander de zittingszaal binnengekomen. Zij heeft het Gerecht aangegeven dat zij als gemachtigde van verweerder sinds 9:45 in de wachtruimte buiten de zittingszaal heeft gewacht, maar dat niemand haar kwam ophalen voor de zitting. Volgens verweerder zou het aanvangstijdstip van de behandeling ter zitting 10:00 zijn. De rechter heeft mr. Hollander aangegeven dat in de oproeping voor de behandeling ter zitting als tijdstip 9:30 uur staat vermeld.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiser is verslaggever en heeft op 22 september 2019 het Lob-verzoek gedaan. Eiser wil namelijk een civiele enquêteprocedure starten over de door de Regering van Curaçao aan [vliegmaatschappij] verstrekte lening van NAf 33 miljoen. Dit is belastinggeld dat door de inwoners van Curaçao is betaald. Gelet daarop en op de omvang van het bedrag en de gebeurtenissen daarna is het volgens eiser nodig dat duidelijk wordt of het verstrekken van de lening een verantwoorde keuze was. Eiser heeft vanuit zijn functie tijdens diverse persconferenties om tekst en uitleg gevraagd maar dat nooit van de verantwoordelijke minister gekregen.
Ter voorbereiding van de enquêteprocedure heeft eiser het Lob-verzoek bij verweerder ingediend. Dat Lob-verzoek heeft geleid tot de onder “ Procesverloop” vermelde procedure.
2. Eiser heeft zijn Lob-verzoek ingedeeld in drie categorieën (A., B. en C.) en verzocht om openbaarmaking van de volgende documenten:
A. Economische en technische vergunning [vliegmaatschappij]
  • een kopie van de economische vergunning alsmede van de adviezen van het Departement van de Luchtvaart uitgebracht aan verweerder voorafgaand aan de afgifte van de economische en technische vergunning aan [vliegmaatschappij];
  • een of meerdere onderzoeken verricht naar de financiële prestaties van [vliegmaatschappij] conform artikel 6, vijfde lid, van het Landsbesluit geregeld en ongeregeld luchtvervoer en de conclusies van de door de Curaçaose Burgerluchtvaart Autoriteit (CBA) verrichte onderzoeken en een kopie van de bevindingen van die onderzoeken;
  • ervan uitgaande dat een of meerdere onderzoeken zijn verricht: het naar aanleiding daarvan aan de verantwoordelijk minister uitgebrachte advies van de CBA over schorsing dan wel intrekking van de economische vergunning van [vliegmaatschappij] en de beslissing van verweerder op dat advies;
  • documenten waaruit blijkt over welke boekjaren sinds de afgifte van de economische vergunning [vliegmaatschappij] heeft voldaan aan het verstrekken van de door externe accountants gecontroleerde rekeningen;
  • de adviezen die verweerder op grond van de financiële cijfers van [vliegmaatschappij] van de CBA heeft gekregen over schorsing dan wel intrekking van de vergunning van [vliegmaatschappij];
  • een kopie van de flight schedule/flight plans van [vliegmaatschappij] voor de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017.
B. Rapport ILT
- het verzoek van verweerder aan de CBA om naar aanleiding van de inspecties uitgevoerd door de Nederlandse Inspectie Leefomgeving en Transport (NILT) het nodige te doen om de veiligheidsrisico’s bij [vliegmaatschappij] te mitigeren en de reactie van de CBA op dat verzoek.
C. Loan Agreement met [vliegmaatschappij] alsmede de Pledge and Usufruct Agreement
  • de onderzoeken die ten grondslag liggen aan het aangaan van de leningsovereenkomst op 27 januari 2017 met [vliegmaatschappij] Curaçao en [vliegmaatschappij] Aruba;
  • het Landsbesluit waarin verweerder gemachtigd wordt om de leningsovereenkomst te tekenen;
  • het advies van de CBA over zowel de financiële situatie van [vliegmaatschappij] als de luchtwaardigheid van de vliegtuigen van [vliegmaatschappij];
  • het Landsbesluit dan wel de ministeriële beschikking waarin de niet-ambtelijke adviescommissie voor het Land is ingesteld;
  • een kopie van de Loan Agreement met [vliegmaatschappij] van omstreeks
  • het document met de redenen waarom eerst de leningsovereenkomst is afgesloten en pas later zekerheden zijn verstrekt;
  • een kopie van het advies van WJZ, het Ministerie van Financiën en het advies van de CBA over het voornemen van verweerder tot verstrekking van de lening aan [vliegmaatschappij];
  • een kopie van de adviezen van de CBA over de vliegprojectie/Flight Forecast van de vliegtuigen van [vliegmaatschappij].
De bovenstaande documenten waarvan openbaarmaking is verzocht, heeft verweerder in een tabel in de bestreden beschikking samengevat. Deze tabel is in de bijlage bij deze uitspraak opgenomen. Het Gerecht zal in deze uitspraak verwijzen naar de nummering van de documenten in deze tabel.
De bestreden beschikking
3. Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat een deel van de verzochte informatie niet bestaat, dat een deel van de verzochte informatie bij een andere minister opgevraagd dient te worden, dat een deel van de informatie niet geopenbaard kan worden omdat deze bedrijfsgegevens bevatten (artikel 11 van de Lob) en dat een deel van de informatie niet geopenbaard kan worden omdat deze documenten bevatten ten behoeve van intern beraad, bevattende persoonlijke beleidsopvattingen (artikel 12 van de Lob).
Het beroep
4. Eiser heeft – kort samengevat – aangevoerd dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat een aantal documenten niet bestaat. Die documenten bestaan wel degelijk. Ten aanzien van de documenten die volgens verweerder zich bevinden bij een andere minister, heeft eiser aangevoerd dat verweerder dat deel van het Lob-verzoek moest doorsturen naar de desbetreffende minister. Eiser heeft verder aangevoerd dat verweerder geen beroep kan doen op artikel 11 van de Lob, omdat [vliegmaatschappij] een overheidsbedrijf was en inmiddels failliet is. Ten slotte heeft eiser aangevoerd dat voor zover verweerder een beroep heeft gedaan op artikel 12 van de Lob, verweerder de mogelijkheid had om de namen van de desbetreffende ambtenaren in die documenten weg te lakken.
Beoordeling
5. Het Gerecht heeft met toepassing van artikel 24, eerste lid, van de Lar van de door verweerder vertrouwelijk overgelegde documenten kennis genomen (de artikel 24-stukken). In het begeleidend schrijven bij deze stukken heeft verweerder bij enkele onderdelen een nadere motivering gegeven.
Eerste afwijzingsgrond: de verzochte informatie bestaat niet
6. Verweerder heeft aan de bestreden beschikking ten grondslag gelegd dat de verzochte informatie onder A9, B1, B2, C10 en C11 niet bestaat.
6.1
Het Gerecht stelt voorop dat het bestuursorgaan eerst moet onderzoeken of een bepaald document onder hem berust. Als het bestuursorgaan mededeelt dat dat document niet onder hem berust en die mededeling komt niet ongeloofwaardig over, dan is het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat het document wel onder het bestuursorgaan berust. Het Gerecht wijst op vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer de uitspraak van 29 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA1324) en sluit daar in deze uitspraak bij aan.
6.2
In de bestreden beschikking heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er geen informatie beschikbaar is over de flight schedule/flight plans van [vliegmaatschappij] over de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017 (A9). Verweerder heeft deze informatie echter wel bij de artikel 24-stukken overgelegd. Verweerder heeft ten aanzien van de openbaarmaking hiervan in het begeleidend schrijven geen nader standpunt ingenomen. Nu verweerder aan de weigering om deze stukken openbaar te maken alleen ten grondslag heeft gelegd dat de stukken niet bestaan en ook overigens het Gerecht niet is gebleken waarom openbaarmaking van deze documenten achterwege dient te blijven, moet verweerder deze stukken openbaar maken. De bestreden beschikking komt in zoverre dus voor vernietiging in aanmerking. Verweerder zal worden opgedragen deze informatie openbaar te maken.
6.3
In de bestreden beschikking heeft verweerder verder aangegeven dat hij naar aanleiding van het rapport van de NILT geen verzoek heeft gedaan aan de CBA om onderzoek te doen naar de veiligheidsrisico’s van [vliegmaatschappij] (B1 en B2). Daarom bestaat deze informatie volgens verweerder niet. Deze mededeling komt het Gerecht niet ongeloofwaardig voor. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat een dergelijk verzoek van verweerder aan de CBA wel onder verweerder berust. De beroepsgrond gericht tegen onderdeel B1 en B2 slaagt niet.
6.4
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder ook het verzoek om een kopie van het advies van de CBA over het voornemen van verweerder tot verstrekking van de lening aan [vliegmaatschappij] en een kopie van het advies van de CBA over de vliegprojectie/ Flight Forecast van de vliegtuigen van [vliegmaatschappij] afgewezen (C10 en C11). Volgens verweerder bestaan deze documenten niet omdat een dergelijk advies niet is gevraagd. Ook deze mededeling komt het Gerecht niet ongeloofwaardig voor. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat een deze adviezen wel onder verweerder berusten. De beroepsgrond gericht tegen onderdeel C10 en C11 slaagt niet.
Tweede afwijzingsgrond: de verzochte informatie bevindt zich bij een andere minister
7. Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ook ten grondslag gelegd dat het Landsbesluit waarin verweerder gemachtigd wordt om de leningsovereenkomst te tekenen, het Landsbesluit dan wel de ministeriële beschikking waarin de niet-ambtelijke adviescommissie voor het Land is ingesteld, een kopie van de Loan Agreement met [vliegmaatschappij] en de Pledge and Usufruct Agreement, de redenen waarom eerst de leningsovereenkomst is afgesloten en pas later zekerheden zijn verstrekt en een kopie van het advies van het Ministerie van Financiën omtrent het voornemen van verweerder tot verstrekking van deze lening aan [vliegmaatschappij] (C1, C4 tot en met C7 en C9) zich bevinden onder de minister van Economische Ontwikkeling en de minister van Financiën. Eiser dient daarom het Lob-verzoek ten aanzien van deze onderdelen aan die ministers te richten.
7.1
Op grond van artikel 4 van de Lob heeft het bestuursorgaan een doorzendplicht, als het verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij een ander bestuursorgaan. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.
7.2
Verweerder heeft het Lob-verzoek niet doorgestuurd naar de ministers van Economische Ontwikkeling en Financiën. Verweerder heeft de documenten C1, C4 tot en met C7 en C9 wel bij de artikel 24-stukken overgelegd, maar geen standpunt ingenomen over openbaarmaking. Dat kan ook niet, omdat verweerder niet het daartoe bevoegde bestuursorgaan is. De bestreden beschikking kan op dit punt niet in stand blijven, omdat verweerder ten onrechte het verzoek niet heeft doorgestuurd naar de wel bevoegde ministers. Met het oog op de finale geschilbeslechting ziet het Gerecht aanleiding om verweerder op te dragen om het Lob-verzoek met betrekking tot de documenten C1, C4 tot en met C7 en C9 alsnog naar de desbetreffende ministers door te sturen. Voor het doorsturen zal het Gerecht een termijn bepalen van twee weken. Het is dan aan de ministers van Economische Ontwikkeling en Financiën om vervolgens binnen de wettelijke termijn op het verzoek van eiser te beslissen.
Derde afwijzingsgrond: de verzochte informatie bevat vertrouwelijk bedrijfsgegevens
8. Verweerder heeft aan de bestreden beschikking ook ten grondslag gelegd dat de opgevraagde documenten informatie bevat die bedrijfsgegevens van [vliegmaatschappij] betreffen, die vertrouwelijk aan de overheid is medegedeeld. Deze afwijzing heeft betrekking op:
  • documenten waaruit blijkt of een of meerdere onderzoeken zijn verricht in het geval van [vliegmaatschappij] conform artikel 6, vijfde lid, van het Landsbesluit geregeld en ongeregeld luchtvervoer (A3),
  • documenten waaruit blijkt of [vliegmaatschappij] sinds de afgifte van de economische vergunning heeft voldaan aan het verstrekken van door externe accountants gecontroleerde rekeningen en zo ja, over welke boekjaren (A6 en A7) en
  • adviezen van de CBA over zowel de financiële situatie van [vliegmaatschappij] als over de luchtwaardigheid van de vliegtuigen van [vliegmaatschappij] (C2 en C3).
8.1
Op grond van artikel 11, eerste lid aanhef en onder c, van de Lob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze landsverordening achterwege voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
8.2
Artikel 6, vijfde lid, van het Landsbesluit geregeld en ongeregeld luchtvervoer bepaalt dat de minister te allen tijde en in ieder geval wanneer er duidelijke aanwijzingen zijn dat een luchtvaartmaatschappij waaraan hij een economische vergunning heeft verleend, met financiële problemen kampt, de financiële prestaties van die luchtvaartmaatschappij kan onderzoeken en de vergunning schorsen of intrekken indien hij er niet langer van overtuigd is dat de luchtvaartmaatschappij in staat is gedurende een periode van twaalf maanden haar bestaande en potentiële verbintenissen na te komen. De minister kan ook een tijdelijke vergunning verlenen in afwachting van een financiële reorganisatie van de luchtvaartmaatschappij, mits de veiligheid niet in het gedrang komt.
8.3
Artikel 6, zesde lid, van het Landsbesluit geregeld en ongeregeld luchtvervoer bepaalt dat de luchtvaartmaatschappijen elk boekjaar onverwijld de door externe accountants gecontroleerde rekeningen over het voorgaande boekjaar verstrekken. De luchtvaartmaatschappijen verstrekken te allen tijde op verzoek van de minister de inlichtingen, nodig voor de toepassing van het bepaalde in het vijfde lid, met name de gegevens, vermeld in bijlage D.
8.4
Ten aanzien van de onderzoeken conform artikel 6, vijfde lid, van het Landsbesluit geregeld en ongeregeld luchtvervoer (A3) stelt het Gerecht vast dat verweerder in de bestreden beschikking enerzijds vermeldt dat deze documenten vertrouwelijk zijn, terwijl hij anderzijds ten aanzien van de bevindingen en conclusies van deze onderzoeken aangeeft dat deze niet bestaan. Dat is tegenstrijdig. Gezien de tegenstrijdigheden is de bestreden beschikking op punt A3 onvoldoende gemotiveerd. Reeds om deze reden komt de afwijzing van het verzoek op punt A3 voor vernietiging in aanmerking. In het begeleidend schrijven bij de artikel 24-stukken heeft verweerder vervolgens toegelicht dat de onderzoeken niet bestaan, onder andere door te verwijzen naar een brief van 22 januari 2019. Die brief bevindt zich ook onder de artikel 24-stukken. Gelet op de inhoud van die brief, komt het Gerecht deze mededeling van verweerder niet ongeloofwaardig voor. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat onderzoeken als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van het Landsbesluit geregeld en ongeregeld luchtvervoer wel door verweerder zijn verricht en onder hem berusten. Gelet hierop zal het Gerecht de rechtsgevolgen van de bestreden beschikking op punt A3 in stand laten.
8.5
Ten aanzien van de verplichting conform artikel 6, zesde lid, van het Landsbesluit geregeld en ongeregeld luchtvervoer (A6 en A7) stelt verweerder in de bestreden beschikking dat het om vertrouwelijke bedrijfsgegevens gaat. In het begeleidend schrijven bij de artikel 24-stukken verwijst verweerder als het gaat om A6 en A7 naar een brief van 22 januari 2019 die bij A4 hoort. Die brief is volgens verweerder niet openbaar vanwege nauwe verwevenheid tussen de feitelijke informatie en de persoonlijke beleidsopvattingen. Dat is een andere afwijzingsgrond dan die die verweerder in de bestreden beschikking hanteert. Verder geeft de inhoud van de brief van 22 januari 2019 naar het oordeel van het Gerecht geen antwoord op de door eiser gestelde vraag over de verplichting in artikel 6, zesde lid, van het Landsbesluit geregeld en ongeregeld luchtvervoer. De bestreden beschikking is dus ook als het gaat om A6 en A7 onvoldoende gemotiveerd. Verweerder zal op deze onderdelen van het verzoek een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij wijst het Gerecht ook op wat hij hierna overweegt over de brief van 22 januari 2019 (bij A4).
8.6
Eiser heeft verder verzocht om adviezen over de financiële situatie van [vliegmaatschappij] en over de luchtwaardigheid van de vliegtuigen van [vliegmaatschappij] die, voorafgaand aan de verstrekking van de lening, zijn ingewonnen bij de CBA. De documenten die verweerder bij de artikel 24-stukken ten aanzien van dit onderdeel heeft overgelegd zijn een brief van 22 januari 2019 van de waarnemend directeur van de CBA aan verweerder (C2), een e-mail van 30 januari 2019 van de directeur van de CBA, een brief van 23 januari 2019 van de directeur van de onderhoudsafdeling van [vliegmaatschappij] waarin hij ontslag neemt en een brief van 25 januari 2019 van de toenmalig minister van VVRP aan de waarnemend directeur van de CBA (C3). Verweerder heeft in het begeleidend schrijven bij de artikel 24-stukken echter geen nader standpunt ingenomen over de openbaarmaking van deze stukken. Het Gerecht gaat er vanuit dat verweerder zijn standpunt uit de bestreden beschikking handhaaft, namelijk dat deze stukken vertrouwelijke bedrijfsgegevens bevatten.
8.7
Het Gerecht ziet aanleiding om voor de toetsing van de weigeringsgrond van artikel 11, eerste lid aanhef en onder c, van de Lob aansluiting te zoeken bij Nederlandse jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit omdat de inhoud van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob overeenkomt met die van artikel 11, eerste lid aanhef en onder c, van de Lob.
8.8
Volgens de vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 22 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1675) dient artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob naar zijn aard restrictief te worden uitgelegd. Van bedrijfs- en fabricagegegevens is slechts sprake, indien en voor zover uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. De weigeringsgrond is bedoeld om te voorkomen dat de bedrijfsgegevens die bedrijven met het oog op concurrentie geheim willen houden, maar wel genoodzaakt zijn aan bestuursorganen te verstrekken, openbaar moeten worden gemaakt. Voor de vraag of informatie vertrouwelijk is meegedeeld, is voldoende dat de gegevens zijn verstrekt in een contact dat een onderneming redelijkerwijs als vertrouwelijk mocht beschouwen.
8.9
Na kennisneming van de brief van 22 januari 2019 van de waarnemend directeur van de CBA aan verweerder, de e-mail van 30 januari 2019 van de directeur van de CBA, de ontslagbrief van 23 januari 2019 van de directeur van de onderhoudsafdeling van [vliegmaatschappij] en de brief van 25 januari 2019 van verweerder aan de waarnemend directeur van de CBA is het Gerecht van oordeel dat deze documenten geen bedrijfsgegevens bevatten die in vertrouwen aan de overheid zijn medegedeeld. De brief van 22 januari 2019 gaat over de naleving van wettelijke en vergunningsvoorwaarden door [vliegmaatschappij]. De e-mail van 30 januari 2019 ziet op agendapunten van een overleg tussen verweerder en de CBA. Een kopie van de ontslagbrief is door de directeur van onderhoudsafdeling van [vliegmaatschappij] zelf naar de CBA verstuurd. Zoals blijkt uit deze brief heeft de directeur in deze brief gemotiveerd waarom hij een kopie van zijn ontslagbrief aan de CBA zal sturen. Niet is gebleken dat de ontslagbrief bedrijfsgegevens van [vliegmaatschappij] bevat, die door [vliegmaatschappij] met het oog op concurrentie geheim gehouden moeten worden. De brief van 25 januari 2019 bevat enkel een verzoek van de toenmalige minister van VVRP aan de waarnemend directeur van de CBA om haar op de hoogte te houden. Nu verweerder behalve voor de brief van 22 januari 2019 geen andere weigeringsgronden heeft gesteld en het Gerecht daarvan ook niet is gebleken, zal verweerder worden opgedragen om de e-mail van 30 januari 2019, de ontslagbrief van 23 januari 2019 (na het weglakken van de naam van de toenmalig directeur) en de brief van 25 januari 2019 (C2 en C3) openbaar te maken. Het Gerecht verwijst voor de openbaarmaking van de brief van 22 januari 2019 naar wat hij onder 9.2 en 9.3 overweegt.
Vierde afwijzingsgrond: de verzochte informatie bevat tot personen herleidbare beleidsopvattingen
9. Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten slotte ten grondslag gelegd dat de verzochte documenten ten behoeve van intern beraad zijn die tot personen herleidbare beleidsopvattingen bevatten. Het gaat hier om de adviezen uitgebracht aan verweerder van het Departement van de Luchtvaart voorafgaand aan de afgifte van de economische en technische vergunning aan [vliegmaatschappij], het advies van de CBA dat was uitgegaan naar de verantwoordelijke minister om schorsing dan wel intrekking van de economische vergunning van [vliegmaatschappij], het advies van de CBA op grond van de financiële cijfers van [vliegmaatschappij] om schorsing dan wel intrekking van de vergunning van [vliegmaatschappij] en een kopie van het advies van WJZ omtrent het voornemen van verweerder tot verstrekking van de lening aan [vliegmaatschappij] (A2, A4, A8 en C8).
9.1
Op grond van artikel 12, eerste lid, van de Lob wordt geen informatie verstrekt over tot personen herleidbare beleidsopvattingen in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad. Onder intern beraad wordt verstaan het beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan dan wel een kring van bestuursorganen in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor die bestuurlijke aangelegenheid. Onder tot personen herleidbare beleidsopvattingen wordt verstaan een opvatting, voorstel, aanbeveling of conclusie van een of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten.
Volgens de toelichting op artikel 12 van de Lob moet het mogelijk zijn dat in de onderlinge ambtelijke verhoudingen of in de verhouding minister-ambtenaar of minister-minister openhartig van gedachten wordt gewisseld. Het is niet in het belang van het beginsel van openbaarheid van bestuur naar buiten te moeten brengen, wie wat op welke manier heeft gezegd. Anders zou moeten worden gevreesd voor consequenties voor de ambtenaar of de minister in het privéleven en kan daardoor de zuiverheid van de discussie geweld worden aangedaan. Voor de vraag of sprake is van tot personen herleidbare beleidsopvattingen, is de inhoud van het document bepalend, waarbij van belang is, of dat document naar zijn aard een persoonlijk karakter heeft. Ter beantwoording van de vraag of een advies van een externe deskundige ten behoeve van intern beraad tot personen herleidbare opvattingen bevat, is voorts beslissend of dat advies een overwegend objectief karakter heeft.
9.2
Na kennis te hebben genomen van de door verweerder overgelegde brieven van 20 juli 2018 (A2), van 22 januari 2019 (A4 en A8) en van 27 januari 2017 (C8) , is het Gerecht van oordeel dat deze documenten met name een weergave van feitelijkheden en wettelijk kader bevatten, en geen tot personen herleidbare beleidsopvattingen. Verweerder heeft dat ook niet nader toegelicht. Voor zover in deze brieven de naam van de ambtenaar staat die de brief heeft opgesteld, bestaat voor verweerder de mogelijkheid om bij openbaarmaking van deze brieven de naam van de desbetreffende ambtenaar weg te lakken.
9.3
Ook op deze punten (A2, A4, A8 en C8) moet de bestreden beschikking worden vernietigd. Nu verweerder geen andere weigeringsgrond voor openbaarmaking van deze stukken heeft gesteld, zal verweerder worden opgedragen deze documenten openbaar te maken.
Dwangsom
10. Het Gerecht ziet, anders dan eiser heeft verzocht, vooralsnog geen reden om een dwangsom op te leggen om nakoming van de verplichting tot openbaarmaking te verzekeren. Het Gerecht heeft geen aanleiding om aan te nemen dat verweerder de opdracht van het Gerecht om een aantal documenten openbaar te maken niet zal nakomen. Verzoeker heeft bovendien de mogelijkheid om een verzoek op grond van artikel 98 van de Lar bij het Gerecht in te dienen als verweerder de opdracht niet nakomt.
11. Het Gerecht ziet aanleiding om verweerder te veroordelen tot betaling aan eiser van de door hem gemaakte proceskosten, bestaande uit NAf 1.400,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700,-) aan gemachtigdensalaris. Verder zal het Gerecht bepalen dat verweerder aan eiser het door hem voor de behandeling van dit beroep betaalde griffierecht dient te vergoeden.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigtde bestreden beschikking voor zover daarbij is geweigerd de documenten onder A en C1 tot en met C9 openbaar te maken;
  • bepaaltdat de rechtsgevolgen van de bestreden beschikking, voor zover die zien op de weigering om de documenten onder A3 openbaar te maken, in stand blijven;
  • draagtverweerder
    opom de documenten A2, A4, A8, A9, C2, C3 en C8 binnen 3 weken na deze uitspraak openbaar te maken;
  • draagtverweerder
    opom op het Lob-verzoek ten aanzien van de documentenA6 en A7 binnen drie weken opnieuw te beslissen;
  • draagtverweerder
    opom het Lob-verzoek ten aanzien van de documenten C1, C4 tot en met C7 en C9 alsnog binnen twee weken naar de desbetreffende bestuursorganen door te sturen;
  • veroordeeltverweerder tot betaling aan eiser van zijn proceskosten tot een bedrag van NAf 1.400,-;
  • bepaaltdat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van NAf 150,- aan hem dient te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. drs. S. Lanshage, rechter in het Gerecht, en uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2022, in aanwezigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. zie hoofdstuk 5 van de Lar.