ECLI:NL:OGEAC:2022:307

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
CUR202203404
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen Stichting Particulier Fonds Lucchetti en Stichting Ithaca Fidelis

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, betreft het een executiegeschil tussen de Stichting Particulier Fonds Lucchetti (eiseres) en meerdere gedaagden, waaronder Stichting Ithaca Fidelis. De eiseres vorderde in kort geding dat de gedaagden de executie van een eerder vonnis van 19 mei 2022 zouden staken. Dit vonnis had gedaagden veroordeeld om bouwwerkzaamheden te staken totdat er een bouwvergunning was verleend. Eiseres stelde dat er geen bouwwerkzaamheden waren verricht die in strijd waren met het vonnis, terwijl gedaagden betoogden dat eiseres wel degelijk in strijd had gehandeld.

De behandeling vond plaats op 25 oktober 2022, waarbij de gemachtigden van beide partijen het woord voerden. Eiseres voerde aan dat er geen dwangsommen waren verbeurd, omdat er geen bouwwerkzaamheden waren uitgevoerd. Gedaagden voerden verweer en stelden dat eiseres niet-ontvankelijk verklaard moest worden in haar vorderingen. Het gerecht oordeelde dat eiseres een spoedeisend belang had bij haar vordering, maar dat de vorderingen van eiseres niet ontvankelijk waren omdat deze niet geschikt waren voor beoordeling in een executiegeschil.

Uiteindelijk verklaarde het gerecht eiseres niet-ontvankelijk in haar vordering om gedaagden te verbieden het vonnis van 19 mei 2022 te executeren, maar beval het gedaagden wel om de executie van dat vonnis te staken met betrekking tot specifieke activiteiten op 25 juni, 7 juli en 9 juli 2022. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij haar eigen kosten droeg. Dit vonnis werd uitgesproken op 8 november 2022 door rechter O. Nijhuis.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Afdeling Civiel
Zaaknummer: CUR202203404
Datum uitspraak 8 november 2022
Vonnis in kort geding
in de zaak van
de
STICHTING PARTICULIER FONDS LUCCHETTI,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.K. Kleinmoedig,
tegen

1.[GEDAAGDE SUB 1],

2.
[GEDAAGDE SUB 2],
3.
[GEDAAGDE SUB 3],
4.
[GEDAAGDE SUB 4],
5. de
STICHTING ITHACA FIDELIS,
allen wonende respectievelijk gevestigd in Curaçao,
gedaagden,
gemachtigde: mrs. D.M. Wildeman en J. Baart.
Partijen zullen hierna eiseres en gedaagden worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, ingediend op 6 september 2022;
- de op voorhand door de gemachtigde van gedaagden toegezonden producties 1-7;
- de behandeling op 25 oktober 2022, waar zijn verschenen namens eiseres de heer [naam 1], vader van de bestuurder van haar, alsmede tijdens de zitting – de heer [naam 2], adviseur, bijgestaan door haar gemachtigde, en [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3], bijgestaan door hun gemachtigden.
[naam 1] voornoemd en de gemachtigden hebben het woord gevoerd, mrs. Kleinmoedig en Baart mede aan de hand van pleitaantekeningen.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Van een vonnis in kort geding van dit gerecht van 19 mei 2022 met zaaknummer CUR202202601 (hierna: het vonnis van 19 mei 2022) tussen (thans) gedaagden als eisers en (thans) eiseres als gedaagde luidt het dictum als volgt:
“Het gerecht, rechtdoende in kort geding:
in conventie
5.1.
veroordeelt gedaagde om de bouwwerkzaamheden in/op/om/bij het perceel van gedaagde binnen twee weken na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden tot dat er voor die bouwwerkzaamheden een bouwvergunning is verleend dan wel in de bodemprocedure op het geschil is beslist;
5.2.
bepaalt dat gedaagde voor iedere dag dat zij in strijd handelt met het onder 5.1 bepaalde, aan eiseres een dwangsom verbeurt van NAf 1.000, tot een maximum van NAf 100.000;
in reconventie
5.3.
wijst af de vorderingen;
In conventie en reconventie
5.4.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten van eisers, tot aan deze uitspraak begroot op NAf 3.000,67;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.”
2.2
Het vonnis van 19 mei 2022 is in kracht van gewijsde gegaan en is op
31 mei 2022 aan eiseres betekend.

3.Het geschil

3.1
Eiseres vordert:
“om bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad op de dag en op de minuut
Gedaagden te bevelen de executie van het Kort geding vonnis te staken en gestaakt te houden met betrekking tot de activiteiten van 25 juni 2022, 7 juli 2022 en 9 juli 2022;
Gedaagden voorts te verbieden om het Kort geding vonnis te executeren met betrekking tot activiteiten welke geen vergunningplichtige bouwactiviteiten op grond van de Bouw- en Woningverordening 1935 betreffen of andere bouwactiviteiten welke door U EA in goede justitie worden vastgesteld;
Met veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure en nakosten.”
3.2
In het licht van de feiten legt eiseres aan haar vordering het volgende ten grondslag. Ten behoeve van een aangrenzend terrein is enkele malen een vrachtwagen over het perceel van eiseres gereden. Voorts zijn door een vrachtwagen palen van het perceel van eiseres weggehaald. Deze vrachtwagens noch de mensen daarin, daarop of daarnaast hebben noemenswaardige activiteiten verricht en zeker geen bouwactiviteiten. Eiseres heeft daarom geen dwangsommen verbeurd.
3.3
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van eiseres in haar vordering dan wel tot afwijzing van haar vorderingen.
3.4
Op de stellingen van partijen, voor zover van belang, zal hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

de ontvankelijkheid
4.1
Voor zover gedaagden hun ontvankelijkheidsverweer baseren op de stelling dat aan de zijde van eiseres een spoedeisend belang ontbreekt, wordt dat verweer op grond van het navolgende verworpen. Gedaagden hebben het vonnis van 19 mei 2022 op 31 mei 2022 aan eiseres betekend. De betekening van een vonnis strekt ter inleiding van de executie en daarom kan, nu het tegendeel is gesteld noch gebleken, worden aangenomen dat sprake is van dreiging met executie. Door die betekening geeft de executant immers te kennen nakoming van het vonnis te verlangen. Eiseres heeft een spoedeisend belang bij het voorkomen van die executie.
4.2
Gedaagden hebben voorts aangevoerd dat de vorderingen van eiseres alsmede de daaraan ten grondslag liggende gronden zich niet lenen voor de beoordeling in een executiegeschil. Ook dit moet, naar het gerecht begrijpt, leiden tot niet-ontvankelijkheid van eiseres in haar vorderingen. Daaromtrent wordt hierna met betrekking tot het gevorderde bevel (in r.o. 4.3) en verbod (in r.o. 4.4) het volgende overwogen.
4.3
Eiseres vordert gedaagden te bevelen de executie van het vonnis van 19 mei 2022 te staken en gestaakt te houden met betrekking tot de activiteiten van 25 juni 2022, 7 juli 2022 en 9 juli 2022. Aan deze vordering legt eiseres ten grondslag dat zij niet in strijd heeft gehandeld met de veroordeling die is uitgesproken in het vonnis van 19 mei 2022. Gedaagden zijn van oordeel dat eiseres op die voornoemde data wel degelijk in strijd met die veroordeling heeft gehandeld. Daarmee houdt dit geschil verband met de tenuitvoerlegging van een titel, te weten het vonnis van 19 mei 2022, en daarmee is het een executiegeschil dat op de voet van artikel 438 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan de kortgedingrechter kan worden voorgelegd. Eiseres kan daarom in deze vordering worden ontvangen.
4.4
De vordering gedaagden te verbieden het vonnis van 19 mei 2022 te executeren met betrekking tot activiteiten welke geen vergunningplichtige bouwactiviteiten op grond van de Bouw- en Woningverordening 1935 betreffen of andere in goede justitie vast te stellen bouwactiviteiten, strekt ertoe dat vonnis – de term “bouwwerkzaamheden” in het dictum – uit te leggen dan wel de reikwijdte daarvan te beperken door dat verbod niet langer betrekking te doen hebben op bouwwerkzaamheden, maar op activiteiten welke geen vergunningplichtige bouwactiviteiten op grond van de Bouw- en Woningverordening 1935 betreffen.
4.5
Naar het voorlopig oordeel van de kortgedingrechter is deze vordering daarmee een verkapt hoger beroep. Nu niet is gesteld of gebleken dat het vonnis van 19 mei 2022 kennelijke misslagen bevat , moet eiseres in deze vordering van haar niet-ontvankelijk worden verklaard.
de vordering tot het geven van een bevel
4.6
Naar het gerecht begrijpt, verschillen partijen van mening over de betekenis van de term “bouwwerkzaamheden” in het dictum (r.o. 5.1) van het vonnis van 19 mei 2022. Volgens eiseres moet die term worden begrepen in het licht van artikel 10 in verbinding met artikel 1 lid 1 van de Bouw- en Woningverordening 1935, terwijl gedaagden die term ruimer uitleggen. Welke partij het bij het juiste eind heeft, kan in dit kort geding in het midden blijven, zoals uit het navolgende blijkt.
4.7
Gedaagden hebben, in het licht van de ontkenning door eiseres, namelijk onvoldoende onderbouwd dat bouwwerkzaamheden zijn verricht. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Beide partijen hebben als productie een USB-stick met opnames in het geding gebracht.
De door eiseres in het geding gebrachte USB-stick bevat opnames, zo is de rechter eerst tijdens de behandeling recht duidelijk geworden, die gedaagden hebben gemaakt op 25 juni 2022, 7 juli 2022 en 9 juli 2022. Op die opnames zijn onder meer vrachtwagens te zien met daarbij/daarop mensen, maar geen bouwwerkzaamheden, in welke betekenis van dat woord dan ook. Die opnames vormen daarom geen bewijs en maken ook onvoldoende aannemelijk dat op voornoemde data bouwwerkzaamheden op het perceel van eiseres zijn verricht.
De opnames op de USB-stick die gedaagden in het geding hebben gebracht, zijn, zo hebben zij ter toelichting verklaard, niet gemaakt op voornoemde data, maar op een andere datum na 19 mei 2022. Deze opnames kunnen daarom niet dienen ter onderbouwing van de stelling dat op die voornoemde data op het perceel van eiseres bouwwerkzaamheden zijn verricht, ook niet als de activiteiten die op die opnames zijn te zien als bouwwerkzaamheden gekwalificeerd zouden kunnen worden. Dat wordt niet anders indien eiseres meent gerechtigd te zijn tot het verrichten van bepaalde bouwwerkzaamheden en ook heeft aangekondigd daartoe te zullen overgaan. Dit bewijst immers niet dat dat ook daadwerkelijk op meergenoemde data is gebeurd (en uitsluitend daarom draait het ten aanzien van deze vordering). Op grond van het bovenstaande is niet komen vast te staan dat eiseres op 25 juni 2022, 7 juli 2022 en 9 juli 2022 in strijd heeft gehandeld met de veroordeling in het vonnis van 19 mei 2022.
4.8
Op grond van het bovenstaande kan, voorshands geoordeeld, niet worden geconcludeerd dat eiseres dwangsommen heeft verbeurd doordat zij op 25 juni 2022, 7 juli 2022 en 9 juli 2022 heeft gehandeld in strijd met de veroordeling in het vonnis van 19 mei 2022.
4.9
Tenuitvoerlegging van het vonnis van 19 mei 2022 zou daarom misbruik van bevoegdheid opleveren, op grond waarvan het jegens gedaagden gevorderde bevel de executie van het vonnis van 19 mei 2022 te staken en gestaakt te houden met betrekking tot de activiteiten van 25 juni 2022, 7 juli 2022 en 9 juli 2022 toewijsbaar is.
4.1
Nu partijen over en weer ten dele in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het gerecht:
verklaart eiseres niet-ontvankelijk in haar vordering gedaagden te verbieden om het vonnis van 19 mei 2022 te executeren met betrekking tot activiteiten welke geen vergunningplichtige bouwactiviteiten op grond van de Bouw- en Woningverordening 1935 betreffen;
beveelt gedaagden de executie van het vonnis van 19 mei 2022 te staken en gestaakt te houden met betrekking tot de activiteiten op 25 juni 2022, 7 juli 2022 en 9 juli 2022;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de kosten van dit geding in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2022.