ECLI:NL:OGEAC:2022:335

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
CUR202204184
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot opheffing van conservatoire beslagen in kort geding

In deze zaak, die op 8 december 2022 door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, hebben de eisers, Virae Management B.V. en [eiser sub 2], een kort geding aangespannen tegen de stichting DE STICHTING BELANGENBEHARTIGING GEDUPEERDEN ONLINE KANSSPELEN (SBGOK). De eisers vorderden de opheffing van conservatoire beslagen die door SBGOK op hun bezittingen waren gelegd. De eisers stelden dat SBGOK haar vordering niet had onderbouwd en dat er geen grond was voor bestuurdersaansprakelijkheid. SBGOK voerde aan dat de eisers geen spoedeisend belang hadden bij de opheffing van de beslagen en dat de belangenafweging in haar voordeel moest uitvallen.

Het Gerecht overwoog dat de eisers ontvankelijk waren in hun vordering, maar dat zij niet summierlijk hadden aangetoond dat de vordering van SBGOK ondeugdelijk was. De rechter benadrukte dat de belangen van de beslaglegger en de beslagene tegen elkaar moesten worden afgewogen. De rechter concludeerde dat de vordering van SBGOK niet summierlijk was weerlegd en dat er geen reden was om de conservatoire beslagen op te heffen. De vordering van Virae c.s. werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van SBGOK, die tot dat moment waren begroot op NAf 1.500.

Dit vonnis is openbaar uitgesproken en onderstreept het belang van een zorgvuldige belangenafweging in kort geding procedures, vooral in zaken die betrekking hebben op conservatoire beslagen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202204184
Vonnis in kort geding d.d. 8 december 2022
inzake
de besloten vennootschap
1. VIRAE MANAGEMENT B.V.,
gevestigd in Curaçao,
2. [EISER SUB 2],
wonende in Curaçao,
eisers,
gemachtigden: mrs. R.F. van den Heuvel en N.G. Blokland,
tegen
de stichting
DE STICHTING BELANGENBEHARTIGING GEDUPEERDEN ONLINE KANSSPELEN (SBGOK),
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.E.F.A. Bijkerk.
Partijen worden hierna Virae, [eiser sub 2] en SBGOK genoemd. Virae en [eiser sub 2] worden hierna gezamenlijk Virae c.s. genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Virae c.s. hebben op 1 november 2022 een verzoekschrift met producties ingediend. SBGOK heeft op voorhand producties ingediend. Vervolgens heeft op 29 november 2022 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen en hun gemachtigden zijn verschenen. De (gemachtigden van) partijen hebben de standpunten nader uiteengezet, mede aan de hand van de door hen overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag .

2.De feiten

2.1.
ASL Interactive B.V. (hierna: ASL) exploiteert onder de vergunning van Cyberluck N.V. het online casino Trbet.com (hierna: het casino).
2.2.
Virae is de bestuurder van ASL. [eiser sub 2] is de bestuurder van Virae.
2.3.
SBGOK is een stichting met als statutair doel om onder andere de belangen van gedupeerden van online kansspelen te behartigen, het inschakelen van advocaten en eventuele andere professionele dienstverleners bij de incasso van vorderingen van gedupeerde spelers en het financieel en anderszins steunen van gedupeerde spelers en het eventueel overnemen van hun vorderingen.
2.4. [
naam 1] (hierna: [naam 1]) heeft tussen 18 en 21 februari 2022 een bedrag van 8 miljoen Turkse lira gewonnen bij het casino.
2.5. [
naam 2] (hierna: [naam 2]) heeft op 21 februari 2022 een bedrag van 21 miljoen Turkse lira gewonnen bij het casino.
2.6. [
naam 1] en [naam 2] hebben met een cessieakte hun vorderingen wegens het door hun gewonnen bedrag bij het casino, overgedragen aan SBGOK.
2.7.
Op 9 juni 2022 heeft SGBOK, na een daartoe verkregen verlof van het gerecht, conservatoir derdenbeslag ten laste van Virae gelegd onder Maduro & Curiel’s Bank.
2.8.
Op 10 juni 2022 heeft SBGOK, na een daartoe verkregen verlof van het gerecht, conservatoir beslag ten laste van [eiser sub 2] gelegd op – kort gezegd – twee percelen grond te Vredenburg.
2.9.
Op 13 juni 2022 heeft Maduro & Curiel’s Bank een formulier als bedoeld in artikel 475, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ingevuld, waaruit volgt dat er tussen haar en Virae geen enkele rechtsverhouding bestaat.
2.10.
Op 6 juli 2022 heeft SBGOK een verzoekschrift bij het gerecht ingediend, waarin zij een bedrag van 28.017.228,06 Turkse lira vordert van onder meer Virae c.s.

3.Het geschil

3.1.
Virae c.s. vorderen dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis – samengevat – de door SBGOK gelegde beslagen ten laste van Virae c.s. opheft en SBGOK op straffe van verbeurte van een dwangsom verbiedt nog verdere beslagen te doen leggen, met veroordeling van SBGOK in de proceskosten.
3.2.
Virae c.s. leggen aan hun vordering in de kern ten grondslag dat, daargelaten dat het casino de saldi van [naam 1] en [naam 2] op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden terecht niet heeft uitbetaald, SBGOK haar vordering jegens Virae c.s. op geen enkele wijze heeft gesubstantieerd. Virae c.s. betwisten dat zij als (middellijke) bestuurder van het casino onrechtmatig hebben gehandeld, omdat hun geen voldoende ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Nu er geen grond is voor het aannemen van bestuurdersaansprakelijkheid, dienen de door SBGOK gelegde conservatoire beslagen ten laste van Virae c.s. te worden opgeheven.
3.3.
SBGOK voert onder meer tot haar verweer dat Virae c.s. geen enkel belang hebben bij de opheffing van de conservatoire beslagen, laat staan een spoedeisend belang. Daarom dienen Virae c.s. niet-ontvankelijk te worden verklaard, dan wel dient de belangenafweging in het voordeel van SBGOK uit te vallen. Vooral omdat voorzienbaar is dat bij opheffing van de gelegde beslagen verhaal van haar vordering op Virae c.s. illusoir zal zijn. SGBOK heeft ter zitting verder naar voren gebracht dat de vordering wel aannemelijk is, ook ten opzichte van de bestuurders, en heeft in dat verband onder meer aangevoerd dat de bestuurders toelaten dat aan spelers ten onrechte niet wordt uitgekeerd, dat zij daarbij onzorgvuldig handelen en niet of heel laat reageren op verzoeken om verduidelijking.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Dit kort geding strekt ertoe om de door SBGOK ten laste van Virae c.s. gelegde conservatoire beslagen op te heffen.
4.2.
Het gerecht overweegt allereerst dat artikel 705 Rv beoogt de beslagene, die bij het verlenen van het verlof doorgaans niet wordt gehoord, een rechtsgang in kort geding te bieden voor de opheffing van conservatoire beslagen. Hiermee valt niet te verenigen dat aan de mogelijkheid om deze rechtsgang te benutten de voorwaarde van een spoedeisend belang aan de zijde van de beslagene wordt verbonden. De belangen van de beslagene – waaronder begrepen eventuele spoedeisende belangen – dienen in het kort geding ter opheffing van het beslag tegen de belangen van de beslaglegger te worden afgewogen. Virae c.s. zijn dus ontvankelijk in hun vordering.
4.3.
Het ligt op de weg van de beslagene om met inachtneming van de beperkingen van een kort geding aannemelijk te maken dat sprake is van een opheffingsgrond als bedoeld in artikel 705, tweede lid Rv. Er zal beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet los worden gezien van de vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag.
Die vereiste belangenafweging kan er enerzijds bijvoorbeeld toe leiden dat, indien de beslaglegger zijn vordering nog niet aannemelijk heeft gemaakt, dit op zichzelf nog niet noopt tot opheffing van het beslag. Anderzijds kan een vordering wel degelijk in zekere mate aannemelijk zijn, maar niet voldoende om de ingrijpende gevolgen van het betreffende beslag voor de (gepretendeerde) schuldenaar te rechtvaardigen. [1]
4.4.
Een conservatoir beslag wordt ingevolge art. 705 lid 2 Rv onder meer opgeheven als in kort geding duidelijk wordt dat de vordering van de beslaglegger niet deugt (“indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt”).
4.5.
Op basis van hetgeen partijen in dit kort geding hebben aangevoerd en in het bijzonder op het punt van de bestuurdersaansprakelijkheid, kan voorshands niet worden geoordeeld dat de vordering ten opzichte van de bestuurders aannemelijk is. Dat is echter niet de maatstaf voor de beslissing of een conservatoir beslag moet worden opgeheven. Vooralsnog kan niet worden geoordeeld dat, wellicht na nadere onderbouwing of bewijslevering, de vordering van SBGOK waarvoor het beslag is gelegd in de bodemprocedure geen redelijke kans van slagen heeft. Er is in dit kort geding niet summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid van het door SGBOK als beslaglegger ingeroepen recht, ook niet op grond van de andere door Virae c.s. aangevoerde argumenten zoals hun argumenten met betrekking tot de algemene voorwaarden, de akte van cessie en de (on)mogelijkheid om vorderingen uit spel en weddenschap af te dwingen. Hetgeen SBGOK ter weerlegging van die argumenten heeft aangevoerd, kan niet op voorhand als ongegrond worden aangemerkt.
4.6.
Een conservatoir beslag wordt ingevolge artikel 705 lid 2 Rv verder opgeheven bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, indien van het onnodige van het beslag blijkt, of indien voor de vordering voldoende zekerheid wordt gesteld.
4.7.
Dat sprake is van schending van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, is niet gesteld en ook niet gebleken. Evenmin is komen vast te staan dat het beslag onnodig is. De enkele stelling dat er door Virae c.s. betaald zal worden als er een toewijzend vonnis komt, is daarvoor onvoldoende, te meer nu de geldstromen uit de casino’s niet via de rekening van Virae c.s. lopen. Ter zitting is besproken in hoeverre Virae c.s. verhaal bieden voor de door SGBOK gestelde vordering. In reactie daarop hebben Virae c.s. naar voren gebracht dat de rekeningen/ geldstromen van Virae c.s. er niet in voorzien om in geval van individuele claims van spelers (steeds) zekerheid te stellen. Van een zekerheidstelling is dus geen sprake, zodat dit geen grond vormt voor opheffing van het beslag.
4.8.
Ten slotte kan ook een belangenafweging niet leiden tot de slotsom dat het beslag moet worden opgeheven. Het gerecht stelt in dat verband vast dat het door SBGOK op 9 juni 2022 ten laste van Virae gelegde conservatoire derdenbeslag onder Maduro & Curiel’s Bank geen doel heeft getroffen. Virae heeft niet toegelicht welk belang zij nog heeft bij een voorlopige voorziening inhoudende de opheffing van dit beslag. Het op 10 juni 2022 ten laste van [eiser sub 2] gelegde conservatoire beslag op – kort gezegd – twee percelen grond in Vredenburg hebben wel doel getroffen. Echter [eiser sub 2] heeft niet toegelicht dat en welk belang hij bij de opheffing van dat beslag heeft, ook niet nadat SGBOK dat (ontbrekende) belang uitdrukkelijk aan de orde heeft gesteld. Nu Virae c.s. geen belang hebben gesteld, laat staan een zwaarwegend belang, terwijl de door SBGOK gelegde conservatoire beslagen ertoe strekken om te waarborgen dat verhaal mogelijk zal zijn als een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, prevaleert het belang van SBGOK. Op grond van het voorgaande zal de vordering van Virae c.s. worden afgewezen.
4.9.
De vordering van Virae c.s. om SBGOK op straffe van verbeurte van een dwangsom te verbieden verdere beslagen te doen leggen zal eveneens worden afgewezen, nu er geen aanleiding bestaat om er op voorhand van uit te gaan dat SGBOK misbruik van recht zal maken door het leggen van beslag.
4.10.
Virae c.s. zullen als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van SBGOK tot op heden begroot op NAf 1.500 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

Het gerecht:
rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Virae c.s. in de proceskosten, aan de zijde van SBGOK tot op heden begroot op NAf 1.500.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, bijgestaan door mr. H. Akbuz, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2022.

Voetnoten

1.Vgl. het arrest van de Hoge Raad van 25 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT9060.