ECLI:NL:OGEAC:2022:341

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
CUR202102826
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Comparitievonnis inzake de verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en instructie voor nadere informatie

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, betreft het een comparitievonnis met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen de man en de vrouw. De zaak is gestart met een eis in conventie door de man, vertegenwoordigd door mr. D.M. Wildeman, tegen de vrouw, vertegenwoordigd door mr. E.A. Knoppel. De partijen zijn in deze procedure aangeduid als de man en de vrouw. Het procesverloop omvat verschillende stukken, waaronder een tussenvonnis van 9 mei 2022, waarin het gerecht de zaak naar de rol verwees voor akte uitlating door partijen. Beide partijen hebben gebruik gemaakt van deze gelegenheid, maar het gerecht oordeelt dat het debat nog onvoldragen is en dat er nieuwe stellingen zijn geponeerd door beide partijen in hun aktes van 17 oktober 2022.

Het gerecht heeft in het tussenvonnis overwogen dat de waardepeildatum voor de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap in de regel de datum van de verdeling is, tenzij partijen een andere datum zijn overeengekomen. De vrouw heeft betoogd dat de verdeling van de goederen per datum verdeling dient te geschieden, maar het gerecht heeft vastgesteld dat dit niet het geval is. De waarde van het onroerend goed is vastgesteld op NAf 525.000,-, gebaseerd op een taxatierapport. De partijen zijn uitgenodigd om zich uit te laten over de waardepeildatum en de inboedelgoederen die in de gemeenschap vallen.

De man en de vrouw hebben verschillende standpunten ingenomen over de waarde van de inboedelgoederen en de hypothecaire schuld aan de Stichting Spaar- en kredietfonds Opal. Het gerecht heeft besloten dat nadere instructie noodzakelijk is en heeft een comparitie van partijen gelast om verdere informatie te verkrijgen en een minnelijke schikking te beproeven. De comparitie zal ook dienen om de waardepeildatum, de inboedelgoederen, de hypothecaire schuld en het belastingvoordeel van de man te bespreken. Het gerecht heeft iedere verdere beslissing aangehouden en verzoekt partijen hun stellingen met stukken te onderbouwen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Afdeling Civiel
Zaaknummer: CUR202102826
Vonnis van 28 november 2022
inzake
[EISER IN CONVENTIE],
wonende in Curaçao,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. D.M. Wildeman,
tegen
[GEDAAGDE IN CONVENTIE],
wonende in Curaçao,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Voor het procesverloop wordt verwezen naar de volgende stukken:
- het vonnis van 9 mei 2022;
- de akte uitlating met producties 22-32 van de man, ingediend op 4 juli 2022;
- de akte met productie 7 van de vrouw, ingediend op 4 juli 2022;
- de akte uitlating van de man, ingediend op 17 oktober 2022;
- de antwoordakte van de vrouw, ingediend op 17 oktober 2022.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het gerecht volhardt bij genoemd vonnis van 9 mei 2022 (hierna: het tussenvonnis).
2.2
Bij het tussenvonnis heeft het gerecht de zaak naar de rol verwezen voor akte uitlating door partijen omtrent hetgeen daaromtrent in het tussenvonnis is overwogen. Beide partijen hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
2.3
Niettemin is naar het oordeel van het gerecht het debat tussen partijen omtrent een groot aantal aspecten in deze zaak nog onvoldragen en voorts hebben beide partijen in hun aktes van 17 oktober 2022 ( de ‘antwoordakte’ van de man en de ‘akte’ van de vrouw) een groot aantal nieuwe stellingen geponeerd.
2.4
Het volgende wordt overwogen, waarbij ten aanzien van de onderdelen van de huwelijksgoederengemeenschap, voor zover deze worden besproken, dezelfde volgorde zal worden gehanteerd als in het tussenvonnis.
Activa
de datum van waardering (de waardepeildatum)
2.5
De vrouw ‘meent dat de verdeling van de goederen dient te geschieden per datum verdeling’. Hetgeen zij vervolgens aanvoert (in haar akte van 4 juni 2022, randnummer 2), kennelijk ter onderbouwing van die mening, duidt erop dat zij niet bedoelt dat de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap dient te geschieden per datum verdeling, maar de waardering daarvan.
2.6
In het tussenvonnis heeft het gerecht zich nog niet uitgelaten omtrent de waardepeildatum. Het gerecht neemt tot uitgangspunt dat volgens vaste rechtspraak als peildatum voor waardering van tot de huwelijksgemeenschap behorende goederen in de regel de datum van de verdeling geldt. Dit is slechts anders als partijen een andere datum zijn overeengekomen, of als op grond van redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aanvaard.
2.7
Op de te gelasten comparitie zullen partijen zich kunnen uitlaten omtrent de waardepeildatum.
het onroerend goed
2.8
In het tussenvonnis heeft het gerecht overwogen en beslist dat in het kader van de verdeling een waarde van NAf 525.000,- zal worden gehanteerd. Deze waarde is gelijk aan de waarde die is getaxeerd door taxateur Nas van Century 21 # 1 Real Estate in zijn taxatierapport van 16 mei 2021 dat door de man in het geding is gebracht. Dit vormt een bindende eindbeslissing. Voor het geval het gerecht daarop zou terugkomen, al dan niet naar aanleiding van de uitlatingen van partijen met betrekking tot de waardepeildatum, wenst het gerecht van partijen te vernemen wie als deskundige zou moeten worden benoemd teneinde een (nadere) taxatie van het onroerend goed uit te voeren.
de inboedelgoederen
2.9
Beide partijen hebben zich in hun respectieve aktes van 4 juli 2022 uitgebreid uitgelaten met betrekking tot de inboedelgoederen en hebben op die uitlatingen vervolgens - wederom uitgebreid - gereageerd. Zij hebben echter nagelaten het gerecht een (min of meer) compleet overzicht te verschaffen van de inboedelgoederen die naar hun mening in de huwelijksgoederengemeenschap vallen en dus moeten worden verdeeld.
2.1
Hierna wordt eerst weergegeven hoe het gerecht de standpunten van partijen met betrekking tot de inboedelgoederen begrijpt.
2.11
Volgens de man bedraagt de waarde van alle inboedelgoederen NAf 9.110,40, terwijl daarvan deel uitmaken inboedelgoederen met een waarde NAf 7.110,40 die zijn eigendom zijn omdat hij deze heeft aangeschaft en betaald, zodat de in de huwelijksgoederengemeenschap vallende inboedelgoederen een waarde hebben van NAf 2.000,-.
2.12
De vrouw kan zich verenigen met de waarde die de man toekent aan de inboedelgoederen die zijn vermeld in productie 7 van de man. Dat betreft dus het genoemde bedrag van NAf 9.110,40.
Met betrekking tot de inboedelgoederen die naar de man stelt zijn eigendom zijn, voert de vrouw aan dat de man bij de verkoper een rekening had, maar dat zij die inboedelgoederen heeft betaald. Of die inboedelgoederen in de gemeenschap vallen en zo nee, wie naar haar mening de eigendom daarvan heeft, laat zij onvermeld.
2.13
Volgens de vrouw zijn er – naast de inboedelgoederen bedoeld in r.o. 2.11 – nog andere inboedelgoederen die in de huwelijksgoederengemeenschap vallen. Deze staan kennelijk vermeld op de lijst die zij als haar productie 7 in het geding heeft gebracht. Ter toelichting daarop heeft zij (in haar akte van 4 juli 2022) uitsluitend het volgende geschreven:
“Immers uit de foto’s welke bij de taxatie zijn overlegd blijkt in ieder geval dat de items zoals opgesomd in productie 7 thans bij akte overlegd.”
Dit is voor het gerecht onbegrijpelijk.
2.14
Nadien, in haar antwoordakte, heeft de vrouw nader uiteengezet en gespecificeerd welke inboedelgoederen de man naar haar mening ten onrechte buiten beschouwing laat. Het betreft inboedelgoederen in de keuken, in de huiskamer (met een totale waarde van NAf 8.500,-), in de hoofdslaapkamer (met een totale waarde van NAf 4.400,-), in de drie overige slaapkamers (met een totale waarde van NAf 5.450,-) en in de badkamers (met een totale waarde van NAf 850,-). Tot verbazing van het gerecht komen noch die inboedelgoederen noch de waardes die de vrouw daaraan verbindt, overeen met de opsomming in haar eigen productie 7.
2.15
De man betwist van de inboedelgoederen vermeld in productie 7 van de vrouw, de volgende posten:
  • de keuken van NAf 6.000,-
  • de ingebouwde klerenkast van de minderjarige kinderen van respectievelijk NAf 2.000,- en NAf 3.000,-
  • bedden en matrassen van de minderjarige kinderen respectievelijk NAf 300
  • vijf airco’s ter waarde van NAf 7.500,-.
2.16
Het is het gerecht niet duidelijk wat de man precies betwist: dat de inboedelgoederen, waarop zijn betwisting betrekking heeft, in de huwelijksgoederengemeenschap vallen en dus bij de verdeling moeten worden betrokken dan wel de door de vrouw gestelde waarde van die inboedelgoederen. Die betwisting is bovendien ongemotiveerd, behoudens wat betreft de beide eerstgenoemde posten – de keuken en de ingebouwde kasten -, die volgens de man zijn meegenomen in de getaxeerde waarde van de woning.
2.17
De man heeft niet toegelicht waarop hij baseert dat de keuken en de ingebouwde kasten al zijn meegenomen in de getaxeerde waarde van de woning. In het taxatierapport betreffende het onroerend goed vermag het gerecht dat niet te lezen.
2.18
Beide partijen hanteren kennelijk het uitgangspunt dat degene die een goed heeft betaald, de eigendom daarvan heeft verkregen. In juridische zin is dat echter onjuist: voor eigendomsoverdracht van een goed is volgens artikel 3:84 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) namelijk levering vereist. Niet wie heeft betaald, maar aan wie is geleverd is dus doorslaggevend voor het antwoord op de vraag wie eigenaar is geworden. Betaling kan echter wel een indicatie vormen. Partijen zullen zich hieromtrent nog kunnen uitlaten en desgewenst hun stellingen en vorderingen ter zake kunnen aanpassen.
2.19
Wat betreft de ingebouwde kledingkast en de bedden en matrassen, die bij de minderjarige kinderen in gebruik zijn, zou het partijen sieren indien zij ten behoeve van hun kinderen afstand zouden doen van hun eventuele rechten daarop. Dat geeft het gerecht partijen dan ook in overweging. Door die afstand van hun eventuele eigendomsrechten zouden hun kinderen de eigendom kunnen krijgen van de kast, het bed en/of de matras die zij in gebruik hebben en dat gebruik onbelemmerd kunnen voortzetten.
2.2
De man heeft zijn betwisting post ‘airco’s’ niet vergezeld doen gaan van een onderbouwing van zijn eigendom dan wel van de door hem gestelde waarde ervan.
Passiva
de hypothecaire schuld aan de Stichting Spaar- en kredietfonds Opal
2.21
De man heeft alsnog de volledige overeenkomst in het geding gebracht en te kennen gegeven dat hij er geen bezwaar tegen heeft om in het kader van de verdeling uit te gaan van een schuld van NAf 329.802,-.
2.22
Partijen (blijven) strijden over de vraag waartoe de door Stichting Spaar- en kredietfonds Opal (hierna: Opal) verstrekte geldlening is aangewend. In verband met de verdeling is het zaak dat daaromtrent (meer) duidelijkheid wordt verkregen.
2.23
Volgens de man is deze geldlening ten behoeve van zowel de man als de vrouw aangewend, en wel voor:
- de herfinanciering van de nog openstaande hypothecaire lening bij MCB, inclusief kosten: NAf 318.157,12
- een persoonlijke lening voor de financiering van een gezamenlijke auto bij MCB: NAf 53.368,85
- de aflossing van een lening van de vrouw bij de RTBB (thans: RBC Royal Bank): NAf 8.169,16
- de financiering van kosten voor onderhoud (overgemaakt naar de man): NAf 30.584,10
- de financiering van zonnepanelen: overig bedrag.
2.24
Volgens de vouw is de geldlening van Opal op volstrekt andere wijze aangewend, namelijk voor:
- de aflossing van een lening bij de MCB van de man, die deze lening was aangegaan in verband met de aankoop van een auto van hem: NAf 53.368.85
- de aflossing van creditcard schulden van de man: NAf 7.859,16, NAf 3.393,77 en NAf 3.511,78
- de aflossing van een lening bij de RBTT van de man: NAf 8.169,16
- de aflossing van de hypothecaire lening bij de MCB en transactiekosten
en is op de bankrekening van de man gestort: NAf 30.584,10.
de schuld aan de ouders van de vrouw
2.25
De man heeft te kennen gegeven dat hij wenst te worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs als bedoeld in het tussenvonnis, r.o. 4.24. De man zal daartoe worden toegelaten.
Eventueel nog te verrekenen posten
het perceel
2.26
De vrouw heeft te kennen gegeven dat zij wenst te worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs als bedoeld in het tussenvonnis, r.o. 4.30. De vrouw zal daartoe worden toegelaten.
2.27
Aan de bezwaren van de man daartegen gaat het gerecht voorbij. Die bezwaren komen immers in de kern neer op een prognose met betrekking tot de uitkomst van de bewijslevering en volgens vaste jurisprudentie mag de rechter niet vooruitlopen op het resultaat van een getuigenverhoor dat nog moet plaatsvinden.
belastingvoordeel van de man
2.28
Deze post ‘belastingvoordelen van de man’ wenst het gerecht met partijen te bespreken tijdens de comparitie van partijen. Daarbij zal onder meer de betekenis daarvoor van artikel 9 van de huwelijksvoorwaarden aan de orde komen.
De comparitie van partijen
2.29
Het gerecht acht nadere instructie van de zaak noodzakelijk. Daarom zal een comparitie van partijen worden gelast ten einde nadere informatie van partijen te verkrijgen en de zaak nader met hen te bespreken. Deze comparitie van partijen zal er ook toe strekken een minnelijke schikking te beproeven. In verband daarmee zal de persoonlijke verschijning van partijen worden gelast.
2.3
Op de comparitie van partijen wenst het gerecht in elk geval de volgende onderwerpen met partijen te bespreken:
de waardepeildatum
het onroerend goed
het eventuele terugkomen op de bindende eindbeslissing met betrekking tot de waarde;
indien alsnog tot taxatie zou moeten worden overgegaan, welke taxateur dient de opdracht daartoe te krijgen?
zijn de keuken en de ingebouwde kasten begrepen in de getaxeerde waarde van de woning?
de inboedelgoederen
welke inboedelgoederen (zo specifiek mogelijk omschreven) behoren tot de huwelijksgoederengemeenschap?
wat is de waarde van die inboedelgoederen?
zijn partijen bereid afstand te doen van hun eventuele rechten op de kledingkasten, bedden en matrassen die bij de kinderen in gebruik zijn, als omschreven in r.o. 2.19?
hoe dient de verdeling plaats te vinden?
de hypothecaire schuld aan de Stichting Spaar- en kredietfonds Opal
a. waartoe is het bedrag van de hypothecaire lening aangewend, m.a.w. waaraan is het besteed?
belastingvoordeel van de man
an wie komt het belastingvoordeel van de man toe, in het licht van artikel 9 van de huwelijksvoorwaarden?
wat is de omvang van het belastingvoordeel?
2.31
Het gerecht verzoekt partijen, voor zover dat nog niet is gebeurd, hun stellingen zoveel als mogelijk met stukken te onderbouwen.
Ten slotte
2.32
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

Het gerecht:
gelast een verschijning van partijen in persoon, desgewenst vergezeld van hun gemachtigden, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling als hiervoor in r.o. 2.29 omschreven op de terechtzitting van
woensdag 25 januari 2023 te 14:00 uurin een nader te bepalen zaal van het gerechtsgebouw aan de Emancipatie Boulevard Dominico F. Don Martina 18, Curaçao;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en op 28 november 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.