Uitspraak
[naam 1],
1.de naamloze vennootschap CENTRALE HYPOTHEEK BANK N.V.,
ENNIA CARIBE SCHADE N.V.,
1.Het procesverloop
2.De kern van de zaak
3.De feiten
ANG 483.292,-.“
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak vorderden [eiser] c.s. de hoofdelijke veroordeling van de Centrale Hypotheek Bank N.V. (CHB) en Ennia Caribe Schade N.V. tot betaling van een bedrag van NAf 28.375,42, vermeerderd met rente en kosten. De vordering was gebaseerd op de stelling dat de premies voor de brandverzekering te hoog waren, omdat deze waren gebaseerd op onjuiste herbouwwaardes en percentages. De eisers, die in 2005 een geldlening van NAf 160.000,- bij CHB hadden afgesloten, stelden dat zij nooit waren geïnformeerd over de indexering van de herbouwwaarde en de daaruit voortvloeiende verhogingen van de premies. CHB en Ennia voerden verweer en stelden dat de vorderingen niet ontvankelijk waren en dat de premies op basis van de overeenkomst correct waren vastgesteld. Het gerecht oordeelde dat de vorderingen van [eiser] c.s. niet toewijsbaar waren, omdat de premies waren gebaseerd op de overeengekomen herbouwwaarde en de indexeringsclausule die door [eiser] c.s. was ondertekend. De rechtbank wees de vorderingen af en veroordeelde [eiser] c.s. in de proceskosten.