ECLI:NL:OGEAC:2022:65

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
CUR202102851
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap met betrekking tot taxatie van onroerend goed

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, betreft het een geschil tussen een vrouw en een man over de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. De vrouw, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.T.J. Cicilia, heeft een vordering ingediend tegen de man, die in persoon procedeert. De zaak is voortgekomen uit een eerder tussenvonnis van 13 december 2021, waarin het gerecht heeft overwogen dat er een nieuwe taxatie van de woning moet plaatsvinden, tenzij partijen overeenstemming bereiken over de waarde. De man heeft op 7 februari 2022 een dwangschrift ingediend, maar heeft geen verdere producties ingediend. De vrouw heeft op 21 februari 2022 een akte uitlating met producties ingediend.

Het gerecht heeft in het vonnis van 4 april 2022 bevestigd dat het volhardt bij het tussenvonnis en heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van een deskundige voor de taxatie van de woning. De vrouw heeft voorgesteld dat het gerecht een deskundige benoemt, en het gerecht heeft besloten om de heer Ricardo Egberts van Brouwer Taxaties N.V. als deskundige aan te stellen. De deskundige is gevraagd om de onderhandse verkoopwaarde van het onroerend goed per 3 november 2020 vast te stellen. De kosten van de deskundige zullen door beide partijen gelijkelijk worden gedragen.

Het gerecht heeft verder overwogen dat de vrouw aanspraak maakt op een vergoeding van de kosten voor de echtelijke woning en het appartement waar de man verblijft, maar dat deze vergoeding niet kan worden opgevat als een gebruiksvergoeding in de gebruikelijke zin. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling na het deskundigenbericht, waarbij de man zich ook kan uitlaten over de waarde van de inboedel. Het vonnis is uitgesproken door rechter mr. O. Nijhuis.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Afdeling Civiel
Zaaknummer: CUR202102851
Vonnis van 4 april 2022
inzake
[de vrouw],
wonende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.T.J. Cicilia,
tegen
[de man],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Voor het procesverloop tot aan het vonnis van 13 december 2021 (hierna: het tussenvonnis) wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2
De man heeft op 7 februari 2022, naar het gerecht begrijpt als onderdeel van een akte, een dwangschrift ingediend. Hij heeft aangekondigd dat hij nog (nadere) producties zou indienen, maar dat laatste is feitelijk niet gebeurd.
1.3
De vrouw heeft op 21 februari 2022 een akte uitlating met producties ingediend.
1.4
Vonnis is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het gerecht volhardt bij het tussenvonnis.
2.2
Bij het tussenvonnis heeft het gerecht de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door partijen, de vrouw omtrent hetgeen is overwogen in r.ov. 4.7, 4.9 en 4.11 en de man omtrent hetgeen is overwogen in r.ov. 4.7, 4.9, 4.13 en 4.14 van het tussenvonnis.
2.3
Hierna zullen de desbetreffende rechtsoverwegingen van het tussenvonnis integraal worden geciteerd:
“4.7 Naar het oordeel van het gerecht dient daarom een nieuwe taxatie van de woning plaats te vinden, uiteraard tenzij partijen alsnog overeenstemming zouden bereiken omtrent de waarde van de woning. Het gerecht is dan ook voornemens een deskundige te benoemen om die taxatie uit te doen voeren. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten omtrent het aantal en de persoon/personen van die deskundige(n) en de te stellen vraag/vragen. Naar het voorlopige oordeel van het gerecht kan aan de deskundige(n) de volgende vraag worden gesteld:
“Wat was de onderhandse verkoopwaarde per 3 november 2020 van het onroerend goed aan de [adres] te Curaçao?”
4.9
Dit betekent dat de schattingen van de vrouw en de man met betrekking tot de waarde van de inboedel niet al te ver uiteenliggen. Gezien de kosten die met een taxatie zijn gemoeid, acht het gerecht het niet in het belang van partijen een deskundige te benoemen ten einde de inboedel te laten taxeren. Het gerecht is daarom voornemens die waarde te zijner tijd zelf te bepalen.
4.11
Gezien de gekozen peildatum 3 november 2020 zal vastgesteld dienen te worden wat de schuld per die datum was. De vrouw zal dan ook bescheiden in het geding moeten brengen waaruit de hoogte van de hypotheekschuld van partijen op 3 november 2020 blijkt.
4.13
Het overzicht van de Landsontvanger dateert van 27 oktober 2021 en volgens dat overzicht is “Totaal openstaand 161,703.59”. Het gerecht acht het niet zijn taak op basis van dat overzicht zelf te onderzoeken wat de precieze belastingschuld per 3 november 2020 was. De man zal in de gelegenheid worden gesteld daarvan gemotiveerd opgave te doen.
4.14
Tijdens de comparitie van partijen heeft de man erkend dat hij pensioenaanspraken heeft (opgebouwd). De man dient bij zijn pensioenverzekeraar een opgave van zijn pensioenaanspraken per 3 november 2020 op te vragen en deze in het geding te brengen.”
2.4
De vrouw heeft een akte uitlating genomen, de man heeft zich niet uitgelaten als hiervoor bedoeld.
2.5
De vrouw stelt voor dat het gerecht een deskundige benoemt ten einde de woning te taxeren en sluit zich wat betreft de vraagstelling aan bij de vraag die het gerecht heeft geformuleerd in r.ov. 4.7 van het tussenvonnis. Die vraag zal dan ook aan de deskundige worden voorgelegd.
2.6
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben partijen zich niet uitgelaten omtrent het aantal en de persoon van de deskundige(n). Het gerecht zal één na te noemen deskundige benoemen.
2.7
Anders dan de vrouw bepleit, zullen de kosten van de deskundige door beide partijen bij helfte dienen te worden gedragen, evenals het in dit verband te betalen voorschot. Dat de vrouw een eerdere taxatie die in haar opdracht is uitgevoerd, heeft betaald, betekent niet dat uitsluitend de man de kosten van de taxatie waartoe het gerecht opdracht zal geven, zal dienen te dragen. Die eerder in opdracht van de vrouw verrichte taxatie betreft immers een eenzijdige partijtaxatie en niet is gesteld of gebleken dat de man op enigerlei wijze daarbij betrokken is geweest. Het na te noemen voorschot is gebaseerd op de opgave van de te benoemen deskundige dat zijn kosten naar verwachting NAf 2.000,- inclusief 6% OB en onderzoekskosten Kadaster zullen bedragen.
2.8
In r.ov. 4.8 van het tussenvonnis is overwogen dat de vrouw de waarde van de inboedel schat op Naf 7.750,- en dat de waarde volgens de man minder is dan NAf 10.000,-. De vrouw heeft haar standpunt in zoverre aangepast dat zij die waarde thans schat op NAf 9.620,-, hetgeen zij onderbouwt met een lijst, waarop staan vermeld de inboedelgoederen, hun geschatte waarde en hoe oud die inboedelgoederen naar schatting zijn. De man zal zich daarover nog mogen uitlaten.
2.9
De waarde van de auto’s bedraagt volgens de vrouw naar schatting NAf 12.758,-, te weten NAf 2.000,- voor de Toyota Tercel en NAf 10.758,- voor de Toyota Rav. Dat heeft de man niet weersproken en staat dus vast.
2.1
Ter voldoening aan hetgeen is overwogen in r.ov. 4.11 van het tussenvonnis heeft de vrouw in het geding gebracht een brief van 25 januari 2022 van MCB Bank. Volgens die brief bedroeg de hypoheekschuld per 3 november 2020 NAf 70.648.56.
Ook dat heeft de man niet weersproken en staat dus vast.
2.11
Hetgeen de vrouw nader aanvoert ter onderbouwing van haar vordering de man te veroordelen een maandelijkse gebruiksvergoeding te betalen, begrijpt het gerecht als volgt. De man heeft vanaf de indiening van het echtscheidingsverzoek de echtelijke woning verlaten om te gaan wonen in een aangrenzend appartement. Wel heeft de man bepaalde perioden (soms wekenlang) de echtelijke woning wél bewoond samen met gasten van hem. De vrouw betaalde de kosten van de echtelijke woning die de man had verlaten, en de kosten van het appartement waar de man woonde, zonder dat de man iets bijdroeg. Volgens de man was hij niet in staat bij te dragen in de kosten, hetgeen de vrouw weerspreekt.
2.12
De vrouw maakt dus, zo begrijpt het gerecht, aanspraak op een vergoeding van de kosten voor de echtelijke woning en op een vergoeding van de kosten voor het appartement, waar de man is gaan wonen. Aldus zal de vordering worden opgevat. Zij zal haar vordering nader (ook cijfermatig) moeten onderbouwen, onder meer door inzicht te geven in de aard en omvang van bedoelde kosten, die kosten moeten specificeren en moeten stellen en onderbouwen welke van die kosten ten laste van de man moeten komen.
2.13
De door de vrouw bedoelde vergoeding is geen gebruiksvergoeding in de gebruikelijke zin van het woord. Daarmee wordt immers bedoeld een vergoeding waarop de ene (voormalige) echtgenoot ten laste van de andere aanspraak heeft, omdat laatstbedoelde echtgenoot bij uitsluiting het genot heeft gehad van een goed dat tot de nog onverdeeld gemeenschap behoort. Nu een dergelijke gebruiksvergoeding niet aan de orde is, zal de formule die staat vermeld aan het slot van r.ov. 4.15 van het tussenvonnis (overwaarde x 4% x 50%), niet worden toegepast.
2.14
Indien de man geen alimentatie heeft betaald en niet heeft bijgedragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, kan dat op zichzelf niet leiden tot een verplichting van de man bij te dragen in de in r.ov. 2.13 bedoelde kosten.
2.15
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

Het gerecht:
3.1
beveelt een deskundigenbericht;
3.2
benoemt als deskundige:
De heer Ricardo Egberts, werkzaam bij Brouwer Taxaties N.V.,
Telefoonnummer: 8435544,
Email: info@brouwertaxaties.com;
3.3
verzoekt de deskundige de volgende vraag te beantwoorden: Wat was de onderhandse verkoopwaarde per 3 november 2020 van het onroerend goed aan de [adres] te Curaçao?
3.4
verzoekt de griffier aan de deskundige een kopie van dit vonnis en het informatieblad voor deskundigen aan de deskundige toe te zenden;
3.5
bepaalt dat de vrouw en de man elk de helft van het voorschot ad NAf 2.000,- (inclusief omzetbelasting en onderzoekskosten kadaster) voor zijn/haar rekening zullen nemen. De deskundige zal daarom een factuur van NAf 1.000,- (inclusief OB en onderzoekskosten kadaster) aan de vrouw en een factuur van NAf 1.000,- (idem) aan de man toesturen. Partijen zullen de deskundige en de rechter informeren zodra de betaling is geschied;
3.6
bepaalt dat de deskundige zijn werkzaamheden niet behoeft aan te vangen voordat de volledige voorschot door hem is ontvangen;
3.7
verzoekt de deskundige het door hem schriftelijk opgemaakte en ondertekende rapport onder vermelding van de datum van dit vonnis en het zaaknummer (CUR202102851) uiterlijk vier weken na ontvangst van het hiervoor bedoelde voorschot tezamen met zijn einddeclaratie na aftrek van de door hem als voorschot ontvangen bedragen in te dienen ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg op Curaçao;
3.8
bepaalt dat de deskundige nadere inlichtingen aan partijen kan vragen en dat partijen gehouden zijn deze inlichtingen aan hem te verstrekken. Maakt de deskundige er op opmerkzaam dat hij de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken alvorens hij zijn rapport opmaakt en hun vervolgens de mogelijkheid moet bieden om een reactie te geven op zijn concept rapport alvorens het definitieve rapport uit te brengen. De deskundige wordt verzocht om hiervan melding te maken in het rapport;
3.9
verwijst de zaak naar de rol van
4 juli 2022voor akte na deskundigenbericht door beide partijen, waarbij de man zich tevens zal kunnen uitlaten als bedoeld in r.ov. 2.8;
3.1
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en op 4 april 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.