In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, betreft het de verdeling van de nalatenschap van de op 23 april 2015 overleden erflaatster, die geen testament had achtergelaten. De eisers, bestaande uit de zussen en broers van de erflaatster, vorderen de verdeling van de nalatenschap, die onder andere een woning, een auto en bankrekeningen omvat. De gedaagde, de vader van de erflaatster, is niet verschenen in de procedure, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De eisers hebben hun vorderingen onderbouwd met de stelling dat zij niet langer in een onverdeelde nalatenschap willen verblijven, vooral omdat de woning in slechte staat verkeert en verder in waarde kan afnemen.
Tijdens de comparitie van partijen op 4 november 2021 hebben de eisers hun standpunten toegelicht, maar de gedaagde was afwezig. Het gerecht heeft vastgesteld dat, gezien de afwezigheid van de gedaagde, er geen overeenstemming kan worden bereikt over de verdeling van de nalatenschap. Het gerecht heeft vervolgens besloten om de verdeling van de nalatenschap vast te stellen op basis van de vorderingen van de eisers. De woning zal worden verkocht tegen de getaxeerde marktwaarde, en de netto-opbrengst zal worden verdeeld onder de erfgenamen. Daarnaast is de auto toegewezen aan eiseres sub 1, en is toestemming verleend aan de notaris om het erfdeel van de gedaagde te storten in de consignatiekas van de Centrale Bank van Curaçao & Sint Maarten.
Het vonnis is uitgesproken op 14 februari 2022 en is zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing van het gerecht houdt rekening met de belangen van de erfgenamen en de noodzaak om de nalatenschap op een efficiënte manier af te wikkelen.