Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
1.Het procesverloop
- het inleidend verzoekschrift ter griffie ingediend op 18 november 2020;
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is op 14 februari 2022 een vonnis uitgesproken in een civiele procedure. Eiseres, gemachtigd door haar volmachtgever, vorderde betaling van huurpenningen van gedaagde. Gedaagde betwistte de geldigheid van de volmacht en stelde dat deze ontoereikend was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de volmacht niet voldoende was om eiseres in staat te stellen de procedure in eigen naam te voeren. De rechtbank oordeelde dat de volmachtgever niet expliciet had toegestaan dat eiseres de vordering in eigen naam zou indienen. Hierdoor werd eiseres niet ontvankelijk verklaard in haar vordering. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan gedaagde toegewezen, omdat eiseres in het ongelijk was gesteld. In reconventie werd de vordering van gedaagde niet behandeld, omdat de voorwaarde voor het instellen van die vordering niet was vervuld. De proceskosten in reconventie werden eveneens aan gedaagde toegewezen, omdat deze nodeloos waren gemaakt. Het vonnis benadrukt het belang van een duidelijke en toereikende volmacht in juridische procedures.