ECLI:NL:OGEAC:2023:110

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
CUR202200482 t/m CUR202200484 en CUR202200486
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. M.M. de Werd
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2015

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, eigenaar van een onroerende zaak bestaande uit een verdiepingswoning en een appartement, had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premies voor het jaar 2015. De Inspecteur had een belastbaar inkomen vastgesteld van NAf 139.183, waarbij een bedrag van NAf 23.400 aan verhuuropbrengsten was bijgeteld en een bedrag van NAf 31.689 aan persoonlijke lasten niet in aftrek was toegelaten. De belanghebbende stelde dat het appartement onderdeel uitmaakte van de tot hoofdverblijf dienende woning, waardoor de daarop betrekking hebbende rente aftrekbaar zou zijn. Het Gerecht oordeelde echter dat het appartement niet als hoofdverblijf kon worden aangemerkt, omdat het niet duurzaam als zodanig was bestemd. De aan het appartement toerekenbare rente van NAf 8.681 werd dan ook niet aftrekbaar geacht. Het beroep tegen de aanslag premie BVZ werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het beroep tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ gegrond werd verklaard. De aanslag inkomstenbelasting werd verminderd naar een belastbaar inkomen van NAf 86.807 en de aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ naar premie-inkomens van NAf 92.562. De Inspecteur werd opgedragen het betaalde griffierecht van NAf 50 aan de belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 21 april 2023
BBZ nrs. CUR202200482 t/m CUR202200484 en CUR202200486
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 13 december 2019 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2015 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 139.183 met een te betalen bedrag aan inkomstenbelasting van NAf 22.758. Tegelijkertijd is een verzuimboete opgelegd van NAf 250 vanwege het niet tijdig doen van aangifte.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 13 december 2019 aanslagen premies AOV/AWW, AVBZ en BVZ voor het jaar 2015 opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 144.937 en te betalen premies van NAf 2.284 (AOV/AWW), NAf 1.128 (AVBZ) en NAf 19.711 (BVZ).
1.3
Belanghebbende heeft op 12 februari 2020 tegen bovengenoemde aanslagen bezwaar gemaakt.
1.4
De Inspecteur heeft op 3 december 2021 uitspraken op bezwaar gedaan en de aanslagen gehandhaafd.
1.5
Belanghebbende heeft op 31 januari 2022 per e-mail tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Later heeft belanghebbende op diezelfde datum een aanvulling op het beroepschrift voor wat de premie BVZ betreft ingediend. Belanghebbende heeft een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2023 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [A]. De Inspecteur heeft zijn verweerschrift, in de vorm van een pleitnota, ter zitting overgelegd. Belanghebbende heeft nadere stukken overgelegd.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is eigenaar van een onroerende zaak gelegen te [Adres] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak bestaat volgens het in 2.2 vermelde taxatierapport uit een verdiepingswoning (hierna: de woning) en een appartement. Belanghebbende is sinds medio 2011 woonachtig in de woning. Ter zake van het appartement zijn in de jaren 2012 tot en met 2014 huurinkomsten genoten. In het onderhavige jaar heeft belanghebbende het appartement niet verhuurd. Vanaf 1 november 2016 heeft weer verhuur plaatsgevonden.
2.2
Tot de stukken van het geding behoort een door belanghebbende overgelegd taxatierapport van 8 maart 2022 van de onroerende zaak. In het taxatierapport is - voor zover relevant - het volgende opgenomen.

OPSTAL/TERREIN
Het betreft een onder architectuur gebouwde verdiepingswoning met een appartement gelegen op een hoog- gelegen perceel ten Zuiden van de [adres] te [X].
De woning heeft de volgende indeling:
Woon verdieping: Overdekte entree porch toegankelijk via een buitentrap aan de voorkant van de woning, entree hal, woonkamer, open keuken met eetruimte, toiletruimte, 3 slaapkamer (waarvan de hoofdslaapkamer met eigen badkamer en walk in closet), 2 badkamers, ruime gedeeltelijk overdekte terras met een zwembad.
Souterrain verdieping: - Playroom, auto garage, was & bergruimte.
- Appartement met eigen privé entree
(…).’
2.3
Belanghebbende heeft ter zake van de verkrijging van de onroerende zaak een hypothecaire lening afgesloten. In 2015 heeft zij ter zake een bedrag van NAf 34.722 aan hypotheekrente betaald.
2.4
Belanghebbende heeft op 12 februari 2020 haar aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2015 ingediend en een belastbaar inkomen aangegeven van NAf 82.848. Het door belanghebbende aangegeven belastbaar inkomen is als volgt samengesteld (in NAf).
Persoonlijk inkomen 121.292
Af: persoonlijke verminderingen 6.755 -/-
Af: persoonlijke lasten 31.689 -/-
Aangegeven belastbaar inkomen82.848
In de persoonlijke lasten is een bedrag van NAf 30.000 aan in aftrek gebrachte hypotheekrente begrepen.
2.5
Bij het opleggen van de aanslag heeft de Inspecteur een bedrag van NAf 23.400 aan verhuuropbrengsten bijgeteld en een bedrag van NAf 31.689 aan persoonlijke lasten niet in aftrek toegelaten. Het belastbaar inkomen voor 2015 is vastgesteld op NAf 139.183 en het premie-inkomen op NAf 144.937.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is nog enkel de hoogte van de in aftrek toe te laten persoonlijk lasten. Meer in het bijzonder is in geschil of het appartement onderdeel vormt van de tot hoofdverblijf dienende woning, waardoor de daarop betrekking hebbende rente als persoonlijke last aftrekbaar is. De Inspecteur beantwoordt die vraag ontkennend, belanghebbende bevestigend.
3.2
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de correctie huuropbrengsten van NAf 23.400 ten onrechte is aangebracht en dient te vervallen.
3.3
Belanghebbende stelt dat het belastbaar inkomen voor 2015 conform aangifte vastgesteld dient te worden op NAf 82.848 (en naar het Gerecht begrijpt het premie-inkomen voor de AOV/AWW en de AVBZ op NAf 88.603).
3.4
De Inspecteur stelt dat het belastbaar inkomen voor 2015 vastgesteld dient te worden op NAf 86.807 en het premie-inkomen voor de AOV/AWW en de AVBZ op NAf 92.562.

4.OVERWEGINGEN

Aanslag premie BVZ 2015

4.1
Ter zitting heeft de Inspecteur een kopie van een e-mailbericht van 15 december 2022 overgelegd, waarin belanghebbende door de Inspecteur op de hoogte wordt gesteld dat de aanslag BVZ voor het jaar 2015 met dagtekening van 23 december 2022 is vernietigd. De Inspecteur is daarmee aan belanghebbendes bezwaar, voor wat de premie BVZ betreft, tegemoet gekomen. Dit brengt mee dat het beroep niet meer tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kan leiden.
4.2
Daarmee komt het belang aan deze beroepsprocedure te ontvallen (vgl. HR 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:43). Nu belanghebbende geen belang meer heeft bij een uitspraak op het beroep, dient dit beroep blijkens voornoemde jurisprudentie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Aftrek hypotheekrente eigen woning
4.3
Ter zake van de eigen woning die een belastingplichtige als hoofdverblijf ter beschikking staat zijn de daarop betrekking hebbende rentekosten aftrekbaar tot een bedrag van NAf 27.500, vermeerderd met NAf 2.500 indien geen consumptieve rente in aftrek is gebracht (artikel 16, lid 1, letter h in combinatie met letter c Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB)). Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende geen consumptieve rente in aftrek heeft gebracht.
4.4
Ter zake van onroerende zaken, andere dan de eigen woning die als hoofdverblijf dient, zijn kosten slechts aftrekbaar voor zover er opbrengsten tegenover staan (artikel 9, lid 8 LIB).
4.5
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de gehele onroerende zaak, dus inclusief het appartement, een tot hoofdverblijf dienende eigen woning vormt en dat daarom op grond van artikel 16, lid 1, letter h LIB een bedrag van NAf 30.000 aan rente in aftrek kan worden gebracht. Het appartement is niet gebouwd om er handel mee te drijven. Het appartement is tegen de woning aan gebouwd en heeft ook een tussendeur naar de woning. Het appartement is in 2015 niet verhuurd geweest en belanghebbende stelt dat ze zelf graag in het appartement verblijft.
4.6
De Inspecteur is van mening dat het appartement geen onderdeel vormt van de eigen woning die belanghebbende als hoofdverblijf ter beschikking staat. Omdat ter zake van het appartement geen inkomsten zijn genoten is de aan het appartement toerekenbare rente op grond van artikel 9, lid 8 LIB niet aftrekbaar, aldus de Inspecteur. Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de aan het appartement toerekenbare rente ¼ x NAf 34.722 ofwel NAf 8.681 bedraagt. Volgens de Inspecteur bedraagt de aftrekbare rente NAf 34.722 -/- NAf 8.681 = NAf 26.041.
4.7
Uit het taxatierapport en uit de door belanghebbende overgelegde foto’s blijkt dat het appartement een woonkamer, een slaapkamer een kitchenette, een badkamer en eigen (privé) entree en porch heeft. Het appartement kan dan ook bouwtechnisch en wat betreft gebruiksmogelijkheden zelfstandig worden gebruikt (vgl. Hof den Haag, ECLI:NL:GHDHA:2017:2144). Dat er een (naar het Gerecht aanneemt: afsluitbare) tussendeur is tussen woning en appartement doet daar niet aan af. Tevens staat vast dat het appartement vanaf 2012 regelmatig verhuurd wordt en dus zelfstandig gebruikt wordt. Het Gerecht is dan ook van oordeel dat het appartement niet behoort bij de tot hoofdverblijf dienende woning, daar evenmin dienstbaar aan is en belanghebbende niet als hoofdverblijf ter beschikking staat. Dat het appartement in 2015, dus tijdelijk, niet verhuurd is geweest leidt het Gerecht niet tot een ander oordeel, omdat het appartement immers niet bestemd is om duurzaam als hoofdverblijf te dienen. Het gelijk op dit punt is derhalve aan de Inspecteur. Het belastbaar inkomen wordt verminderd naar NAf 86.807 en het premie-inkomen voor de AOV/AWW en de AVBZ naar NAf 92.562 (zie 3.4).

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

In het onderhavige geval is geen sprake van door een derde verleende beroepsmatige rechtsbijstand, waardoor het Gerecht geen aanleiding ziet voor een vergoeding van de proceskosten. Wel dient de Inspecteur het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep tegen de aanslag premie BVZ voor het jaar 2015 niet- ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2015 gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vermindert de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2015 naar een belastbaar inkomen van NAf 86.807;
  • vermindert de aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ naar aanslagen naar premie-inkomens van NAf 92.562; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 21 april 2023, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
De griffier is buiten staat
de uitspraak te ondertekenen
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500