In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, vorderde eiseres in conventie, [eiseres in conventie], schadevergoeding van gedaagde in conventie, [gedaagde in conventie], naar aanleiding van een bijtincident met een hond. De eiseres had in opdracht van de gedaagde de moeder van de gedaagde tijdelijk verzorgd. Op 28 juli 2020 werd eiseres gebeten door een hond terwijl zij de moeder verzorgde. Eiseres stelde dat de gedaagde aansprakelijk was voor de schade die zij had geleden als gevolg van het bijtincident, en vorderde een schadevergoeding van NAf 65.336,45. De gedaagde voerde verweer en stelde dat de eiseres niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vorderingen, onder andere omdat er een vaststellingsovereenkomst was gesloten tussen partijen. Het gerecht oordeelde dat de eiseres niet had aangetoond dat de gedaagde de bezitter van de hond was en dat er geen aansprakelijkheid op basis van artikel 6:179 BW kon worden vastgesteld. De vordering van eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. Het gerecht verleende eiseres wel toestemming om kosteloos te procederen, gezien haar onvermogendheid.