ECLI:NL:OGEAC:2023:134

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
CUR202201437
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot betaling van ziekengeld en vergoeding van juridische kosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 8 mei 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Century Trust Curaçao N.V. (CTrust) en de Sociale Verzekeringsbank (SVB). CTrust vorderde betaling van ziekengeld en vergoeding van juridische kosten die verband hielden met een bestuursrechtelijke procedure. CTrust stelde dat SVB ten onrechte ziekengeld had geweigerd voor een werkneemster die arbeidsongeschikt was geweest. SVB had de uitkering van ziekengeld wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof geweigerd, maar later alsnog geaccordeerd. CTrust had een vordering van NAf 7.001,12 op SVB en had juridische bijstand ingeschakeld, waarvoor een factuur van NAf 2.947,21 was ontvangen.

Tijdens de procedure voerde SVB verweer en stelde dat de vorderingen van CTrust niet-ontvankelijk waren. Het Gerecht oordeelde dat de civiele rechter bevoegd was om kennis te nemen van de vorderingen, ondanks dat er een bezwaarschriftprocedure liep tegen de SVB. Het Gerecht concludeerde dat de brief van SVB van 4 maart 2021 geen publiekrechtelijke rechtshandeling was en dat de vorderingen van CTrust moesten worden afgewezen. CTrust werd ook veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van SVB waren gevallen.

De uitspraak benadrukt de voorwaarden voor verrekening en de rol van de civiele rechter in zaken die ook bestuursrechtelijke elementen bevatten. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen onenigheid bestond over de verschuldigdheid van de bedragen, maar dat de vorderingen van CTrust niet konden worden toegewezen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Afdeling Civiel
Zaaknummer: CUR202201437
Vonnis van 8 mei 2023
inzake
de naamloze vennootschap
CENTURY TRUST CURAÇAO N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.C.A. Gonzales,
tegen
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. N. Dare.
Partijen zullen hierna CTrust en SVB worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, ingediend op 7 april 2022;
- de conclusie van antwoord met producties, ingediend op 29 juli 2022;
- de producties 7-10 van CTrust, in het geding gebracht bij brief die kennelijk abusievelijk is gedateerd 31 november 2022;
- de comparitie van partijen op 1 november 2022, waar zijn verschenen de gemachtigde van CTrust en de gemachtigde van SVB;
- de akte overlegging andere producties van CTrust, met de producties 11-17, ingediend op 13 januari 2023;
- de antwoordakte met producties van SVB, ingediend op 26 maart 2023.
1.2
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
Mevrouw [naam 1], toentertijd werkneemster van CTrust, is arbeidsongeschikt geweest van 16 december 2019 tot en met 23 maart 2020 (wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof) en van 9 tot en met 15 december 2020 (wegens ziekte).
2.2
Bij beschikking van 9 september 2020 heeft SVB de uitkering van ziekengeld wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof geweigerd. Tegen deze beschikking heeft CTrust op 14 oktober 2020 een bezwaarschrift ingediend. Bij beschikking van 7 januari 2021 heeft SVB de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof van [naam 1] alsnog geaccordeerd.
2.3
Op grond van de beide onder 2.1 genoemde ziekteperiodes van [naam 1] had CTrust een vordering van NAf 7.001,12 op SVB.
2.4
Advocatenkantoor Curacaolaw heeft in opdracht van CTrust werkzaamheden verricht en in verband daarmee heeft Curacaolaw op 28 mei 2021 een bedrag van NAf 2.947,21 aan SVB gefactureerd. Op die factuur worden de werkzaamheden als volgt omschreven:
“juridische bijstand verlenen aan werkgever Century Trust Curacao N.V. (1030501) inzake de afwijzende AO-beschikking van de SVB van 9 september 2020 betreffende AO-verlof werkneemster mw. [naam 1] SVB no. 95.03.16.030,
bestaande uit:bestuderen relevante correspondentie, wetgeving en jurisprudentie; opstellen bezwaarschrift d.d. 14 oktober 2020; instructie aan deurwaarder tot betekening bezwaarschrift bij deurwaardersexploot van 15 oktober 2020”
2.5
Ondanks sommatie namens CTrust heeft SVB het ziekengeld en de factuur niet aan CTrust voldaan (en de factuur evenmin aan Curacaolaw).
2.6
Een brief van 4 maart 2021 van SVB aan CTrust luidt als volgt:
“[…]
Middels dit schrijven stelt de SVB U op de hoogte van het openstaande saldo van de door de SVB aan U verschuldigde loondervingsgelden tot en met 31 december 2020m en de door U aan de SVB verschuldigde gelden uit hoofde van openstaande aanslagen ZV/OV en Cessantia-premies per
4 maart 2021. […]
De door de SVB verschuldigde loondervingsgelden en de door de SVB met Uw Ziekte- en Ongevallen verzekeringspremies verrekend bedragen zijn als volgt: […]
Saldo loonderving na verrekening met ZV/OV en Cessantia-premies is Nafl. 0,00
Aangezien dat U ZV/OV en Cessantia-premies aan de SVB verschuldigd bent, zal het bedrag ad Nafl. 7.001,12 via een interne verrekening plaatsvinden.
[…}”
3. Het geschil
3.1
CTrust vordert:
“SVB te veroordelen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut tot betaling van
1. het AO-ziekengeld over de periode 16 december 2019 t/m 23 maart 2020,
2. het AO-ziekengeld over de periode 9 december 2020 t/m 15 december 2020,
3. de factuur van Curacaolaw # 002-2021 d.d. 28 mei 2021 ten bedrage van Naf. 2.947,21,
bovenstaande 3 geldbedragen te vermeerderen met 15% incassokosten alsmede de wettelijke rente met ingang van 13 september 2021,
met veroordeling van gedaagde SVB in de kosten van deze procedure.”
3.2
In het licht van de feiten legt CTrust aan deze vorderingen het volgende ten grondslag. CTrust heeft jegens SVB aanspraak op de bedragen onder 1 en 2 van het petitum. In opdracht van CTrust heeft advocatenkantoor Curacaolaw getracht deze te incasseren. Daarom heeft CTrust eveneens aanspraak op vergoeding van de kosten die daarmee waren gemoeid.
3.3
SVB voert gemotiveerd verweer en concludeert:
“De vordering van eiseres:
1. Niet-ontvankelijk te verklaren;
2. Af te wijzen en eiseres in haar beroep ongegrond te verklaren met veroordeling van eiseres in de proceskosten.”
3.4
Op de stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang, zal onder de beoordeling worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Ter comparitie is namens CTrust verklaard dat nog een bezwaarschriftprocedure loopt tegen de aanslagen over de jaren 2013, 2014 en 2015 en dat zij in onderhavige procedure de verrekening door de SVB aanvecht voor zover deze betrekking heeft op die voornoemde jaren.
4.2
De SVB beroept zich ter motivering van haar ontvankelijkheidsverweer op artikel 8 van de Lar dat bepaalt dat inzake sociale- en volksverzekeringen beroep bij het gerecht is opengesteld en dat in zulke gevallen de Lar van overeenkomstige toepassing is. CTrust heeft bestuursrechtelijk een bezwaarschrift ingediend inzake het ziekengeld van [naam 1] maar onderhavige zaak niet aangebracht bij het gerecht belast met Lar-zaken maar als civielrechtelijke bodemprocedure, zulks gezien de regelgeving ten onrechte.
4.3
CTrust brengt daartegenin dat het gaat om een incasso, dus een geldvordering, zodat de civiele rechter bevoegd is.
4.4
In het kader van de beoordeling van het ontvankelijkheidsverweer zal moeten worden vastgesteld of voor CTrust beroep openstond tegen de beslissing tot verrekening waarvan SVB in haar brief van 4 maart 2021 (r.o. 2.6) mededeling aan CTrust heeft gedaan.
4.5
Volgens het door SVB aangehaalde artikel 8 van de Lar doet het gerecht uitspraak op beroepschriften inzake sociale- en volksverzekeringen, voor zover in de daarop betrekking hebbende landsverordeningen beroep op het gerecht is opengesteld. Alsdan is de Lar van overeenkomstige toepassing. Volgens artikel 10 van de toepasselijke Landsverordening ziekteverzekering staat voor de belanghebbende beroep open bij dit gerecht. Dit betekent dus op een kwestie als de onderhavige dat de Lar van toepassing is.
4.6
Daaruit volgt niet zonder meer dat de civiele rechter onbevoegd is van de vorderingen van CTrust kennis te nemen. Dat hangt onder meer af van de vraag of de brief van 4 maart 2023 kwalificeert als een beschikking waartegen op de voet van de Lar bezwaar en beroep openstond. Het antwoord op die vraag moet worden gevonden aan de hand van artikel 3 lid 1 van de Lar dat luidt als volgt:
“In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder beschikking: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.”
Niet onmiddellijk duidelijk is of de brief van 4 maart 2021 kwalificeert als een publiekrechtelijke rechtshandeling en dus als een beschikking in de zin van dat artikellid. Partijen hebben in onderhavige procedure aan dit vraagpunt weinig aandacht gegeven.
4.7
Onderhavige zaak kenmerkt zich – a-typisch – door het feit dat tussen partijen niet ter discussie staat (i) dat CTrust aanspraak heeft op de bedragen die corresponderen met het in de vorderingen onder 1 en 2 bedoelde ‘AO-ziekengeld’, in totaal NAf 7.001,12, en (ii) dat SVB aanspraak heeft op het bedrag van NAf 7.001,12 dat zij met die vordering van CTrust heeft verrekend.
Wat betreft dat laatste heeft CTrust immers niet het verweer gevoerd dat SVB de desbetreffende vordering niet heeft, maar slechts aangevoerd dat een bezwaarschriftprocedure loopt tegen de aanslagen over de jaren 2013, 2014 en 2015.
Dat tegen de aanslagen over een drietal jaren nog een dergelijke procedure loopt, doet aan de verschuldigdheid van de desbetreffende bedragen niet af. De indiening van een bezwaarschrift schorst namelijk niet de werking van de beschikking waartegen deze zich richt.
4.8
Door de brief van 4 maart 2021 wordt dus noch aan de zijde van CTrust noch aan de zijde van SVB een aanspraak jegens de ander vastgesteld, uitgebreid of beperkt. Genoemde brief houdt uitsluitend een beslissing tot verrekening in. Het besluit in de brief van 4 maart 2021 moet daarom geacht worden een verrekeningsverklaring als bedoeld in artikel 6:127 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) te zijn. In dit verband overweegt het gerecht dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad de verrekeningsbepalingen uit het BW ook van toepassing zijn op verrekening van publiekrechtelijke vorderingen en schulden. Dit is slechts anders, indien uit een wettelijke regeling voortvloeit dat de aard van de rechtsverhouding waaruit de schuld voortspruit, zich tegen verrekening verzet (vgl. Hoge Raad 28 mei 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0970 (https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:1993:ZC0970), Hoge Raad 29 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP1359 (https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2004:AP1359) en Hoge Raad 14 juli 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV7892 (https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2006:AV7892)). Dat van laatstbedoelde uitzondering op de regel sprake is, is gesteld noch gebleken.
4.9
Nu dus tussen partijen geen onenigheid bestaat over de omvang van hun wederzijdse bij de verrekening betrokken vorderingen en de brief van 4 maart 021 moet worden beschouwd als een verrekeningsverklaring, komt het gerecht tot het oordeel dat de brief van 4 maart 2021 geen publiekrechtelijke rechtshandeling is. Het ontvankelijkheidsverweer wordt verworpen, het gerecht acht zich bevoegd en zal deze zaak, mede uit proces-economische overwegingen, aan zich houden.
4.1
Naar het oordeel van het gerecht is aan alle voorwaarden die de wet stelt aan verrekening, voldaan. Als gevolg van de verrekening zijn de vorderingen van CTrust en SVB over en weer tot het beloop van de verrekening tenietgegaan. Dit betekent dat de vorderingen onder 1 en 2 van CTrust moeten worden afgewezen.
4.11
CTrust stelt in haar verzoekschrift dat de factuur van Curacaolaw (r.o. 2.4) betrekking heeft op werkzaamheden ter incasso van haar vordering op de SVB. Ter comparitie heeft zij nader verklaard dat de factuur betrekking heeft op de juridische bijstand in de bestuursrechtelijke bezwaarprocedure en dus, nu de SVB de bezwaren gegrond heeft verklaard, buitengerechtelijke incassokosten betreft die de SVB moet betalen.
4.12
Daaromtrent wordt overwogen dat, gezien de omschrijving op de factuur, de nadere verklaring van CTrust dat de factuur betrekking heeft op de juridische bijstand in de bestuursrechtelijke bezwaarprocedure juist lijkt te zijn. Daarvan zal dan ook worden uitgegaan. Dit betekent dat het gefactureerde bedrag geen buitengerechtelijke incassokosten betreft. Een bestuursrechtelijke bezwaarprocedure strekt ook niet ter incasso van een vordering. Of CTrust aanspraak heeft op vergoeding van die kosten door de SVB, moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 58 Lar. Volgens dat artikel worden de kosten die een partij in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het betrokken overheidslichaam vergoed op verzoek van die partij voor zover de beschikking door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is genomen (lid 2) en wordt het verzoek gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist (lid 3).
4.13
CTrust heeft niet gesteld en evenmin is het gerecht gebleken dat de beschikking waartegen bezwaar door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is genomen en evenmin dat CTrust een verzoek tot vergoeding heeft gedaan voordat de SVB op het bezwaar had beslist.
4.14
Op grond van het bovenstaande zal ook de vordering SVB te veroordelen tot betaling van een bedrag van NAf 2.947,21 ter zake de factuur van Curacaolaw worden afgewezen.
4.15
CTrust zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van SVB en tot aan dit vonnis begroot op nihil. Omdat de gemachtigde van SVB in dienst is van haar, is namelijk geen plaats voor de liquidatie van gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het gerecht:
wijst de vorderingen af,
veroordeelt CTrust in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van de SVB en tot aan dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en op 8 mei 2023 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.