ECLI:NL:OGEAC:2023:16

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
CUR201904613
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.V.L.M. Wannyn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de bijbehorende activa en passiva

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, betreft het de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen twee partijen, eiseres en gedaagde. De uitspraak, gedateerd op 13 februari 2023, volgt op een langdurig proces dat begon met een tussenvonnis op 25 oktober 2021. De partijen hebben verschillende stukken ingediend en zijn meerdere keren ter zitting verschenen, waarbij deskundigenrapporten zijn ingediend en getuigen zijn gehoord. De zaak draait om de verdeling van activa, waaronder onroerende zaken, inboedel, voertuigen en bankrekeningen, evenals de toedeling van schulden, zoals hypotheken en belastingschulden. Het Gerecht heeft vastgesteld dat beide partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de gemeenschapsschulden en heeft de activa verdeeld op basis van hun waarde en de afspraken die tijdens de zittingen zijn gemaakt. De uitspraak bevat gedetailleerde bepalingen over de toedeling van activa en de verplichtingen van beide partijen met betrekking tot de hypothecaire leningen en belastingen. Het vonnis concludeert met de verplichting voor beide partijen om mee te werken aan de notariële akte van verdeling en levering, en bepaalt dat de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR201904613
Vonnis d.d. 13 februari 2023
inzake
(EISERES),
wonende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. C.A. Peterson,
tegen
(GEDAAGDE),
wonende in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.C.A. Scheperboer-Parris.
Partijen zullen hierna (eiseres) en (gedaagde) worden genoemd.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Voor het procesverloop tot 25 oktober 2021 wordt verwezen naar het tussenvonnis van die datum (hierna: “het tussenvonnis”) en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Voorafgaand aan de – meermaals uitgestelde – nieuwe mondelinge behandeling hebben beide partijen op voorhand nadere stukken ingediend. (eiseres) heeft op 25 maart 2022 een akte uitlating met producties genomen. (gedaagde) heeft op 28 maart 2022 nadere producties ingediend en per e-mail een schriftelijke toelichting daarop gestuurd. Op 29 maart 2022 heeft (gedaagde) via e-mail een zestal dwangschriften toegestuurd. Op 29 maart 2022 heeft (eiseres) wederom nadere producties ingediend.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling op 31 maart 2022 waren beide partijen in persoon aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden. Aan de zijde van (gedaagde) was tevens aanwezig de heer …., als tolk en adviseur. Verder waren aanwezig de heer …. (administrateur) en diens assistent mevrouw …. die beiden ter zitting zijn beëdigd als getuige. De ter zitting gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een (verkort) proces-verbaal waarvan een afschrift is verstrekt aan (de gemachtigden van) partijen.
1.4. (
gedaagde) heeft op 16 mei 2022 een antwoordakte na proces-verbaal genomen.
1.5.
Ter zitting van 27 juni 2022 is een deskundigenrapport ingediend.
1.6.
Op 19 september 2022 hebben beide partijen zich bij akte over het rapport uitgelaten.
1.7.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1. (
eiseres) heeft bij akte van 25 maart 2022 opgemerkt dat zij – in tegenstelling tot hetgeen is overwogen onder 4.4 en 4.24 van het tussenvonnis – nog wel belang heeft bij de door haar onder (iii) gevorderde deugdelijke boedelbeschrijving en de onder (i) gevorderde veroordeling van (gedaagde) om deugdelijk rekening en verantwoording af leggen voor het beheer van de boedelbestanddelen. (eiseres) heeft toegelicht dat sprake is van verzwegen boedelopbrengsten en dat deze mogelijk zijn omgegaan op (spaar)rekeningen op naam van (gedaagde). Daarop is ter zitting van 31 maart 2022 afgesproken dat beide partijen bij de bank zouden nagaan welke rekeningen op hun naam stonden en documenten zouden opvragen waaruit de saldi op die rekeningen op 21 september 2017 blijken. Verder is afgesproken dat de administrateur van partijen een kasstroomanalyse zou uitvoeren aangaande alle inkomsten en uitgaven van (gedaagde) vanaf 21 september 2017 en de definitieve hoogte van de belastingschulden van partijen op 21 september 2017 zou opgeven. Na indiening van het deskundigenbericht konden partijen zich over de bevindingen uitlaten. Voor zover partijen in hun akte na deskundigenbericht nieuwe stellingen hebben ingenomen is dat tardief. Het verzoek van (eiseres) om alsnog antwoordakte te gelasten wordt dan ook, bij gebrek aan belang daarbij, afgewezen.
toedeling en waardering activa
onroerende zaken
2.2.
De onder 4.5 van het tussenvonnis genoemde activa met nummer 1 tot en met 6 zullen worden verdeeld op de in voornoemd vonnis onder 4.14 en 4.15 weergeven wijze, met inachtneming van hetgeen onder 4.18, 4.19 en 4.20 van dat vonnis is overwogen. Voor wat betreft de onroerende zaken te (wijk), ... (weg) en (....wijk....) geldt steeds dat de partij aan wie deze wordt toegedeeld, wegens overbedeling de helft van de waarde, dan wel de overwaarde (het verschil tussen de taxatiewaarde en het op de datum van verdeling en levering bestaande saldo van de hypothecaire lening, aan de andere partij dient te vergoeden.
2.3.
Uit het door (gedaagde) op 28 maart 2022 als productie D overgelegde document van 6 mei 2013 blijkt dat de thans lopende hypothecaire lening een herfinanciering betreft van een lening die oorspronkelijk was aangegaan voor de aankoop van de onroerende zaak aan de ... (weg) … en om een twee-verdiepingsconstructie te bouwen aan de (weg). Naast de in dat kader aan de MCB verleende rechten van eerste hypotheek op het pand aan de ... (weg) …B (voor een bedrag van (NAf ....)) en die aan de (weg) (voor een bedrag van (NAf ....))), werd tot zekerheid van de bank tevens het recht van eerste hypotheek verleend op het pand aan de (kaya ...) … ((wijk); opm. GEA), voor een bedrag van NAf …..
2.4.
Uit de stellingen van partijen en uit voornoemd document wordt afgeleid dat er ten tijde van de herfinanciering geen hypotheek meer rustte op de onroerende zaak gelegen te (wijk) 4 en dat de lening daarop niet rechtstreeks betrekking heeft. In het kader van de toedeling aan (gedaagde) van deze onroerende zaak zal hij dan ook de helft van de vastgestelde waarde van (NAf ....)), zijnde NAf …., wegens overbedeling aan (eiseres) verschuldigd zijn.
2.5.
De lening ziet wel rechtstreeks op beide onroerende zaken aan de ... (weg). Voor zover er geen aanknopingspunten voor een andere (betere) benadering zijn, geeft het Gerecht partijen in overweging om bij de vaststelling van de overwaarde van de respectieve onroerende zaken aan de ... (weg) op de datum van verdeling en levering het volgende als uitgangspunt te nemen:
  • bij de herfinanciering werd uitgegaan van een waarde van (NAf ....)) voor de onroerende zaak aan de ... (weg) … en van (NAf ....)) voor die aan de (weg), zijnde totaal (NAf ....));
  • gelet daarop kan de lening geacht worden voor een 5/9e deel betrekking te hebben op de onroerende zaak aan de ... (weg) … en voor een 4/9e deel op de onroerende zaak aan de (weg);
  • op 1 maart 2021 bedroeg de totale hypotheekschuld (afgerond): NAf … (= … + …);
o daarvan kan een bedrag van (afgerond) NAf … (= … : 9 x 5) geacht worden betrekking te hebben op de onroerende zaak aan ... (weg) …, zodat de overwaarde per 1 maart 2021 NAf … (taxatiewaarde … – …) bedroeg;
o daarvan kan een bedrag van (afgerond) NAf … (= … : 9 x 4) geacht worden betrekking te hebben op de onroerende zaak aan de (weg), zodat de overwaarde per 1 maart 2021 NAf … (taxatiewaarde … – …) bedroeg;
Na herberekening op basis van het openstaande saldo van de hypotheekleningen op de datum van verdeling en levering dienen partijen over en weer de helft van de overwaarde van de aan hen toebedeelde onroerende zaak aan de andere partij te vergoeden.
2.6.
Zoals onder 4.20 van het tussenvonnis is overwogen zal voor zover op de te verdelen onroerende zaken een hypotheek is gevestigd, degene aan wie de onroerende zaak wordt toegedeeld ervoor zorg dienen te dragen dat de ander wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor die hypothecaire lening. Ter zitting van 31 maart 2022 is besproken of en in hoeverre – door het in onderling verband staan van de hypothecaire leningen – ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid daarvoor van een partij mogelijk is, en of splitsing van de hypotheekakte al dan niet is vereist. Die discussie betreft de feitelijke uitvoering van de verdeling en gaat de omvang van de onderhavige procedure te buiten. Conform hetgeen partijen ter zitting van 31 maart 2022 zijn overeengekomen zal de termijn waarbinnen de partij aan wie een onroerende zaak wordt toegedeeld ervoor dient te zorgen dat de ander uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op die zaak rustende hypothecaire lening wordt ontslagen, worden gesteld op zes maanden na de datum van dit vonnis. Indien dat niet lukt, dient de betreffende onroerende zaak te worden verkocht en de opbrengst – na aftrek van de kosten en de aflossing van de hypothecaire lening(en) – te worden verdeeld.
inboedel (weg)
2.7.
Naar aanleiding van hetgeen onder 4.21 en 4.22 van het tussenvonnis is overwogen met betrekking tot (de waarde van) de zich in de voormalige echtelijke woning bevindende inboedel hebben partijen ter zitting van 31 maart 2022 daaromtrent een nieuwe afspraak gemaakt. Conform die afspraak zal de zich in de woning aan de (weg) bevindende inboedel worden toegedeeld aan (gedaagde) tegen een waarde van NAf 10.000, waarna (eiseres) wegens onderbedeling aanspraak heeft op NAf 5.000.
voertuigen
2.8.
Zoals onder 4.11 van het tussenvonnis van 25 oktober 2021 is overwogen hoeft de Lexus IS 250 met kenteken N … niet meer in de verdeling te worden betrokken omdat deze na de peildatum is verkocht en de opbrengst is gebruikt ter aflossing van een gemeenschapsschuld.
2.9.
Met betrekking tot het motorvoertuig Toyota Van, kenteken …, bouwjaar 2008, waren partijen – zoals onder 4.14 van het tussenvonnis is overwogen – aanvankelijk overeengekomen dat deze aan (eiseres) zou worden toegedeeld tegen een waarde van NAf 11.000. Zoals onder 4.17 van het tussenvonnis is overwogen stuitte dat volgens (gedaagde) echter op praktische bezwaren. Conform hetgeen partijen, in afwijking van de eerdere afspraak, ter zitting van 31 maart 2022 zijn overeengekomen zal dit motorvoertuig tegen voornoemde waarde aan (gedaagde) worden toegedeeld, waarna (eiseres) wegens onderbedeling aanspraak heeft op NAf 5.500.
persoonlijke goederen
2.10.
Zoals reeds onder 4.13 van het tussenvonnis is overwogen worden de persoonlijke (lijfs)goederen van partijen geacht te zijn verdeeld, in die zin dat elke partij de eigen persoonlijke (lijfs)goederen behoudt die hij/zij thans onder zich heeft, zonder verrekening.
saldi bankrekeningen
2.11.
In tegenstelling tot hetgeen onder 4.12 van het tussenvonnis is overwogen staan beide partijen kennelijk toch verdeling van de saldi op de bankrekeningen op naam van partijen voor. In het kader daarvan geldt dat uit het op 27 juni 2022 ingediende deskundigenrapport en de daarbij overgelegde stukken blijkt van de volgende spaarrekeningen bij de MCB en de relevante saldi:
  • een MCB-spaarrekening op naam van (eiseres) met nummer (....nr....), waarvan het saldo op 30 september 2017 NAf … bedroeg;
  • een MCB-spaarrekening op naam van (eiseres) en (gedaagde) met nummer (....nr....), waarvan het saldo op 30 september 2017 NAf … bedroeg.
Blijkens de e-mail van 30 mei 2022 van (eiseres) aan de griffie van het Gerecht heeft de boekhouder zijn eerste bevindingen in mei 2022 aan partijen voorgelegd voor een reactie, zodat daarmee rekening kon worden gehouden bij het nog in te dienen definitieve deskundigenrapport.
2.12.
Voornoemd saldo op de spaarrekening op naam van (eiseres) zal worden toebedeeld aan (eiseres), waarna zij wegens overbedeling (afgerond) NAf … aan (gedaagde) dient te vergoeden. Aan de door (eiseres) bij akte van 19 september 2022 ingenomen stelling dat dit saldo – dat ook al in het (ook) door haar zelf overgelegde BAB-rapport was vermeld – niet in de boedel valt omdat dit betrekking had op een geldlening van haar broer wordt, als zijnde tardief, voorbijgegaan. (gedaagde) heeft daarop immers niet meer kunnen reageren. Dit nog afgezien van de omstandigheid dat (eiseres) deze stelling niet heeft onderbouwd. Zij heeft een en ander kennelijk evenmin bij de deskundige aangekaart na ontvangst van diens bevindingen in mei 2022. Nu zij ten tijde van de indiening van haar akte na deskundigenbericht, vier maanden later, kennelijk nog steeds niet over de stukken aangaande de gestelde lening van haar broer beschikte, moet het er bovendien voor worden gehouden dat deze ook niet meer beschikbaar zullen komen. Aan bewijslevering wordt reeds gelet op het voorgaande niet toegekomen. Aan hetgeen (gedaagde) in zijn akte van 19 september 2022 heeft opgemerkt over het saldo op deze rekening eind 2016 dat (eiseres) zou hebben verzwegen en/of onttrokken wordt eveneens voorbijgegaan. Daarop heeft (eiseres) niet meer kunnen reageren. Bovendien is een vordering ex artikel 1:164 BW niet tijdig aan de orde gesteld. De door (gedaagde) verzochte kasstroomanalyse aangaande de inkomsten en uitgaven van (eiseres)
tijdenshet huwelijk van partijen wordt afgewezen omdat niet valt in te zien dat de uitkomst daarvan van belang kan zijn bij enige in de onderhavige procedure te nemen beslissing.
2.13.
Het hiervoor genoemde saldo op de spaarrekening op naam van beide partijen zal worden toegedeeld aan (gedaagde), waarna hij wegens overbedeling (afgerond) NAf …. aan (eiseres) dient te vergoeden. Het door (eiseres) bij akte van 19 september 2022 gedane verzoek om (gedaagde) te gelasten verklaringen van de vijf lokale onshore banken in het geding te brengen om na te gaan of (gedaagde) daar een bankrekening aanhoudt wordt afgewezen. Daartoe wordt het volgende overwogen. Ondanks de uitvoerige procesgang zijn eventuele saldi op bankrekeningen pas tijdens de vierde mondelinge behandeling op 31 maart 2022, waarbij op verzoek van (eiseres) ook het financieel onderzoek door de boekhouder van partijen is gelast, voor het eerst aan de orde gesteld. Na de ontvangst in mei 2022 van de bevindingen van de deskundige omtrent onder meer de banksaldi heeft (eiseres) dit punt niet bij de deskundige, en evenmin bij (de gemachtigde van) (gedaagde) aangekaart, hetgeen met het oog op de ter zitting van 31 maart 2022 gemaakt afspraken in de rede had gelegen. Gelet daarop, in combinatie met de omstandigheid dat (eiseres) niet heeft weersproken dat (een groot deel van) de bedrijfsvoering van partijen en het innen van huurinkomsten cash werd gedaan, had in dit stadium van het geding van (eiseres) mogen worden verwacht dat zij haar vermoeden van eventuele verzwegen bankrekeningen op naam van (gedaagde) concreet zou onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan.
activa eenmansza(a)k(en) op naam van (gedaagde)
2.14.
Met betrekking tot hetgeen onder 4.23 van het tussenvonnis is overwogen heeft (gedaagde) in zijn schriftelijke toelichting van 28 maart 2022 vermeld dat er geen sprake is van eenmansza(a)k(en) op zijn naam met activa die moeten worden verdeeld. (eiseres), die in haar akte van 25 maart 2022 reeds had aangevoerd dat eventuele aandelen daarin om niet aan (gedaagde) toebedeeld dienen te worden, heeft dat ter zitting van 31 maart 2022 niet (voldoende gemotiveerd) weersproken. Op de stelling van (eiseres) dat eventuele belastingschulden van eenmanszaken geen passiva van de te verdelen boedel zijn, en de stelling van (gedaagde) dat rekening moet worden gehouden met aan de eenmansza(a)k(en) op zijn naam opgelegde boetes wordt in het kader van de onderlinge draagplicht van de passiva teruggekomen.
resumerend
2.15.
De volgende activa worden toegedeeld aan (eiseres):
  • de onroerende zaak gelegen te ... (weg) 77 tegen een waarde van (NAf ....)), waarna zij wegens overbedeling de helft van het verschil tussen die waarde en het saldo van de hypothecaire lening op de datum van levering aan (gedaagde) dient te vergoeden;
  • de onroerende zaak gelegen in (land …., adres), zonder verrekening;
  • de eigen persoonlijke (lijfs)goederen die zij thans onder zich heeft, zonder verrekening, en
  • het saldo op de spaarrekening bij de MCB op naam van (eiseres) met nummer (....nr....) dat op 30 september 2017 NAf … bedroeg, waarna zij wegens overbedeling (afgerond) NAf … aan (gedaagde) dient te vergoeden.
2.16.
De volgende activa worden toegedeeld aan (gedaagde):
  • de onroerende zaak gelegen te (wijk) 4 ((kaya ...)) tegen een waarde van (NAf ....)), waarna hij wegens een bedrag van NAf … aan (eiseres) dient te vergoeden;
  • de onroerende zaak gelegen te (weg) tegen een waarde (NAf ....)), waarna hij wegens overbedeling de helft van het verschil tussen die waarde en het saldo van de hypothecaire lening op de datum van levering aan (eiseres) dient te vergoeden;
  • de opstallen op huurgrond gelegen te (....wijk....) 48 tegen een waarde van (NAf ....)), waarna hij wegens overbedeling een bedrag van (NAf ....)) aan (eiseres) dient te vergoeden;
  • de onroerende zaak gelegen in (land …., adres), zonder verrekening;
  • de zich in de woning aan de (weg) bevindende inboedel tegen een waarde van NAf 10.000, waarna hij wegens overbedeling een bedrag van NAf 5.000 aan (eiseres) dient te vergoeden;
  • het motorvoertuig Toyota Van, kenteken V14-5, bouwjaar 2008, tegen een waarde van NAf 11.000, waarna hij wegens overbedeling een bedrag van NAf 5.500 aan (eiseres) dient te vergoeden;
  • de eigen persoonlijke (lijfs)goederen die hij thans onder zich heeft, zonder verrekening, en
  • het saldo op de spaarrekening bij de MCB op naam van (eiseres) en (gedaagde) met nummer (....nr....) dat op 30 september 2017 NAf …. bedroeg, waarna hij wegens overbedeling (afgerond) NAf … aan (eiseres) dient te vergoeden.
verdeling opbrengsten activa
2.17.
De door (gedaagde) geïnde huuropbrengsten dienen, zoals onder 4.8 van het tussenvonnis is overwogen, naar evenredigheid te worden verdeeld. Zoals reeds in het tussenvonnis is overwogen stelt (eiseres) dat de door (gedaagde) in het geding gebrachte huurovereenkomsten en kwitanties vals zijn. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de opgegeven huurprijzen niet marktconform zijn en dat zij tijdens het huwelijk hogere huurprijzen inde. Betaalbewijzen of verklaringen van (voormalige) huurders ter onderbouwing daarvan heeft zij echter niet overgelegd. (eiseres) stelt zich op het standpunt dat uit de omstandigheid dat de uitgaven van (gedaagde) veel hoger zijn dan zijn inkomsten volgt dat hij inkomsten verzwijgt.
2.18.
De door (gedaagde) opgegeven huurinkomsten komen overeen met de bedragen die in het deskundigenrapport zijn vermeld. De gerapporteerde bedragen zijn echter puur gebaseerd op de opgave door (gedaagde). (gedaagde) heeft voorafgaand aan de laatste mondelinge behandeling, bij zijn akte van 28 maart 2022, als productie F, schriftelijke verklaringen overgelegd van huurders. Daarin verklaren huurders dat zij niet meer en niet minder betalen dan de in de huurovereenkomst genoemde huurprijs. Aangezien in de verklaringen de concrete huurprijs die feitelijk wordt betaald niet wordt genoemd en evenmin kan worden vastgesteld dat de huurovereenkomst waaraan zij refereren dezelfde is als die door (gedaagde) in het geding is gebracht, kan aan deze verklaringen geen waarde worden toegekend.
2.19.
Uit de op 27 juni 2022 ingediende kasstroomanalyse van de boekhouder van partijen volgt dat (gedaagde) in de jaren 2017 tot en met 2021 structureel meer gelden heeft besteed dan er volgens zijn eigen opgave zijn binnengekomen. Aangezien (gedaagde) niet (voldoende) concreet heeft onderbouwd dat deze verschillen kunnen worden verklaard door (onder meer) leningen die hij bij familieleden is aangegaan, levert dit een aanwijzing op dat (gedaagde) inderdaad een deel van de (huur)inkomsten verzwijgt. De conclusies uit de kasstroomanalyse, die betrekking hebben op de periode vanaf de peildatum, komen overeen met de conclusies uit het BAB-rapport aangaande de periode van 2013 tot en met 2016. Daaruit volgt immers dat (gedaagde) ook tijdens het huwelijk structureel meer uitgaven dan opgegeven inkomsten had.
2.20.
Uit de stellingen van partijen, uit hetgeen ter zitting van 31 maart 2022 met partijen en de boekhouder is besproken over de bedrijfsvoering van onder meer de vennootschap (....naam....) N.V., en uit het BAB-rapport kan worden afgeleid dat partijen tijdens hun huwelijk hun bedrijfsvoering deels buiten de boekhouding hielden. Het gevolg daarvan is dat thans de geldstromen niet inzichtelijk kunnen worden gemaakt. (eiseres) heeft niet weersproken dat (gedaagde) meermaals voor langere periodes in het buitenland verbleef en dat zij toen de bedrijfsvoering deed. Zij bevestigt ook dat zij tijdens het huwelijk de huurgelden cash inde bij de huurders. Daarnaast volgt ook uit de verklaring van de boekhouder ter zitting dat (eiseres) betrokken was bij financiële aangelegenheden. Bij de opgave van de – door ieder van partijen voor de helft opgegeven – huurinkomsten in de aangifte inkomstenbelasting van (eiseres) is ook uitgegaan van de door (gedaagde) gestelde huurinkomsten. Dat thans de werkelijke (huur)inkomsten niet inzichtelijk zijn dient dan ook mede voor haar eigen risico te komen.
2.21.
Op grond van de kasstroomanalyse kan worden geconcludeerd dat (gedaagde) deze werkwijze na de peildatum heeft voortgezet. Omdat niet kan worden gezegd dat de discrepantie tussen zijn inkomsten en uitgaven geheel kan worden toegeschreven aan het deels niet opgeven van huurinkomsten, ook een deel van de bedrijfsvoering is immers buiten de boekhouding gehouden, zal het Gerecht ervan uitgaan dat deze discrepantie deels kan worden verklaard doordat feitelijk huurinkomsten hoger zijn dan wordt opgegeven. Zoals reeds is overwogen is (eiseres) weliswaar mede debet aan (het ontstaan van) die handelwijze. Het zou echter niet redelijk zijn indien dat bij de verdeling van de opbrengsten van de activa na de peildatum alleen in haar nadeel zou uitvallen.
2.22.
Zoals onder 4.30 van het tussenvonnis is overwogen liggen de huurprijzen van de winkelruimtes van de onroerende zaken gelegen aan de (weg) en …. aanzienlijk lager dan de door (eiseres) aangehaalde richtlijnen. Daarvoor heeft (gedaagde) geen (aannemelijke) verklaring gegeven. Gelet daarop en op hetgeen hiervoor is overwogen zal het Gerecht in het kader van de vaststelling van de feitelijke huurinkomsten de maandelijkse huurprijzen van die winkelruimtes schattenderwijs vaststellen, in die zin dat deze geacht worden in het midden te liggen van de over en weer gestelde bedragen. Dit te meer nu bewijslevering – gezien de duur daarvan en de daarmee gepaard gaande kosten – niet in het belang van partijen wordt geacht.
2.23.
Voor wat betreft de maandelijkse huur van de winkelruimte aan de (weg) wordt het volgende overwogen. (gedaagde) heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat de maandelijkse huurprijs NAf 1.500 was. Aan de door hem bij zijn akte van 28 maart 2022 ingenomen stelling dat deze, na langdurige leegstand, thans nog maar NAf 750 zou bedragen wordt voorbijgegaan. De door (gedaagde) in dit kader als productie N overgelegde huurovereenkomst – waarvan (eiseres) onweersproken heeft aangevoerd dat deze is aangegaan met een neef van (gedaagde) – heeft blijkens de tekst slechts betrekking op het magazijn van de onroerende zaak, zodat daaraan reeds daarom geen betekenis kan worden toegekend. Aangezien de maandelijkse huurprijs volgens (eiseres) NAf 2.500 bedroeg, zal worden uitgegaan van een huurprijs van NAf 2.000 per maand (1.500 + 2.500 : 2).
2.24.
Voor wat betreft de huurinkomsten voor de winkelruimte aan de ... (weg) …, waarvan de huurprijs volgens (gedaagde) NAf 3.250 per maand is en volgens (eiseres) NAf 5.500, zal worden uitgegaan van een bedrag van NAf 4.375 per maand (3.250 + 5.500 : 2).
2.25.
Voor wat betreft de laundry aan de ... (weg) …. en de winkelruimte van de onroerende zaak te (wijk) is er onvoldoende aanleiding om uit te gaan van andere dan de door (gedaagde) opgegeven bedragen.
2.26.
Ten aanzien van hetgeen onder 4.31 van het tussenvonnis is overwogen met betrekking tot de bovenverdieping van de onroerende zaak te (wijk) … wordt het volgende overwogen. (gedaagde) erkent dat zijn zus de bovenverdieping van dit pand kosteloos gebruikt. Hij stelt dat partijen vanaf 2014 hebben gedoogd dat zijn zus de bovenverdieping gebruikt als zij in Curaçao is. Daarnaast heeft hij erop gewezen dat zij onderhoudskosten heeft gedragen en stukken overgelegd ter onderbouwing daarvan. Gelet op de familiebanden wordt aannemelijk geacht dat (eiseres) tijdens het huwelijk met dat kosteloze gebruik instemde. Dat de zus van (gedaagde) geen huur betaalde volgt ook uit de eigen stellingen van (eiseres). Aldus waren er feitelijk geen huuropbrengsten, zodat verdeling daarvan niet aan de orde is. Daarbij wordt overwogen dat niet is gesteld of gebleken dat (eiseres) na de peildatum heeft aangedrongen op betaling van huur door de zus, dan wel op het verhuren aan een betalende huurder.
resumerend
2.27.
Uitgaande van de hierboven bepaalde bedragen is (gedaagde) over de periode vanaf 1 oktober 2017 tot en met 31 januari 2023 (64 maanden) de volgende bedragen aan (eiseres) verschuldigd:
- ( weg): NAf 64.000 (= NAf 2.000 per maand x 64 maanden: 2);
- ... ( weg) …: NAf 140.000 (= NAf 4.375 per maand x 64 maanden : 2)
- laundry ... (weg) ..: NAf 57.600 (= NAf 1.800 per maand x 64 : 2);
- ( wijk) ..:
  • tot en met april 2019: NAf 23.750 (= NAf 2.500 per maand x 19 maanden : 2);
  • vanaf 1 mei 2019: NAf 67.500 (= NAf 3.000 per maand x 45 maanden : 2)
2.28.
Tot 1 februari 2023 is (gedaagde) dan ook in totaal een bedrag van NAf 352.850 (= 64.000 + 140.000 + 57.600 + 23.750 + 67.500) aan (eiseres) verschuldigd. Vanaf 1 februari 2023 tot aan de datum van het passeren van de akte van levering van de onroerende zaken dient (gedaagde) – voor zover hij de maandelijks huur zal innen – steeds de helft van de maandhuur aan (eiseres) te vergoeden, uitgaande van de hiervoor bepaalde maandelijkse huurprijzen.
2.29.
Met verwijzing naar hetgeen onder 4.25 van het tussenvonnis is overwogen hoeft er over de jaren dat partijen ieder de helft van de huurinkomsten bij hun aangifte inkomstenbelasting (hebben) op(ge)geven geen verrekening van de belasting over deze huurinkomsten plaats te vinden. Op de over de huurinkomsten verschuldigde omzetbelasting wordt hierna bij de belastingschulden op naam van (gedaagde) ingegaan.
onderlinge draagplicht passiva (regres)
2.30.
Zoals onder 4.32 van het tussenvonnis is overwogen zijn partijen ieder voor de helft draagplichtig voor de hoogte van gemeenschapsschulden en heeft de partij die – in een schuld waarvoor beide partijen jegens schuldeisers aansprakelijk zijn – meer heeft bijgedragen dan het gedeelte dat hem aangaat, voor het meerdere een regresrecht op de andere partij. Zoals in 4.33 van het tussenvonnis is overwogen dient voor het betrekken van een regresvordering in de verdeling inzichtelijk te zijn welke betalingen zijn gedaan en waarop deze betrekking hebben.
hypotheekleningen
2.31.
Vast staat dat (gedaagde) sinds de peildatum de maandelijks hypotheekaflossingen verricht en dat hij een regresvordering op (eiseres) heeft ter hoogte van de helft van hetgeen hij sindsdien ter aflossing op de hypotheekleningen heeft betaald. Blijkens productie 3 van de conclusie van antwoord was het openstaande saldo op de hypotheeklening met nummer (....nr....) op 30 september 2017 NAf …. Uit de door (gedaagde) op 28 maart 2022 bij productie A overgelegde saldobrief blijkt dat het openstaande saldo van die lening per 30 november 2021 NAf … (… berekening …) bedroeg. Daaruit volgt dat sinds de peildatum tot 30 november 2021 een bedrag van NAf … is afbetaald, zodat (gedaagde) in het kader van deze lening een regresvordering op (eiseres) heeft van NAf …, te vermeerderen met de helft van hetgeen hij vanaf 30 november 2021 in mindering op deze lening heeft betaald en zal betalen.
2.32.
Blijkens productie 3 van de conclusie van antwoord was het openstaande saldo op de hypotheeklening met nummer (....nr....) op 29 september 2017 NAf …. Uit de door (gedaagde) op 28 maart 2022 bij productie B overgelegde saldobrief blijkt dat het openstaande saldo van die lening per 30 november 2021 NAf … (… berekening …) bedroeg. Aldus heeft (gedaagde) sinds de peildatum tot 30 november 2021 een bedrag van NAf … afbetaald, zodat hij in het kader van deze lening een regresvordering op (eiseres) heeft van NAf …, te vermeerderen met de helft van hetgeen hij vanaf 30 november 2021 in mindering op deze lening heeft betaald en zal betalen.
2.33.
Gelet op het voorgaande heeft (gedaagde) in dit kader een regresvordering op (eiseres) van in totaal NAf …., te vermeerderen met de helft van hetgeen hij vanaf 30 november 2021 in mindering op deze leningen heeft betaald en zal betalen. Op de datum van het passeren van de akte van scheiding en deling dienen die saldi dan ook tot aan die datum te worden bijgewerkt. De betaalde hypotheekrente wordt niet in de verdeling betrokken, aangezien niet van alle jaren rentebrieven zijn overgelegd en het door (gedaagde) genoten belastingvoordeel niet inzichtelijk is gemaakt.
schuld aan United Distributors
2.34.
Uit de op 27 juni 2022 overgelegde analyse van de boekhouder van partijen volgt dat uit de aan hem overgelegde administratie niets blijkt van zaken met United Distributors. Een nadere toelichting van (gedaagde) van de door hem opgevoerde schuld bij United Distributors is uitgebleven. (gedaagde) heeft bij zijn akte van 28 maart 2022, in reactie op hetgeen onder 4.36 tot en met 4.39 van het tussenvonnis is overwogen, volstaan met een blote stelling dat deze schuld betrekking heeft op clandestiene handel in 2015 en 2016. Dit terwijl hij ter zitting van 7 december 2020 nog verklaarde dat de schuld betrekking heeft op bestellingen waarvoor (eiseres) voor ontvangst zou hebben getekend toen partijen na de verkoop van de aandelen in de vennootschap (....naam....) N.V. (4 november 2016) hun groothandelsactiviteiten hebben voortgezet.
2.35.
Ter zitting van 31 maart 2022 is besproken dat kennelijk zowel voor als na de peildatum sprake was van zwarte handel. Voor zover de schuld betrekking heeft op de periode voordat de deelname daaraan van (eiseres) eindigde toen zij de echtelijke woning verliet, zou daarin aanleiding kunnen worden gezien om de onduidelijkheid over deze schuld voor risico van beide partijen te laten komen. Echter, uit de door (gedaagde) overgelegde debiteurenkaarten (productie 11 bij akte na comparitie van 1 maart 2021) blijkt dat het openstaande saldo van 2015 in 2016 was aangezuiverd en dat dat jaar wederom een achterstand is ontstaan, welke in 2017 is opgelopen. Anders dan (gedaagde) stelt, moet de schuld dan ook geacht worden betrekking te hebben op 2016 en 2017. Dat (eiseres) de woning reeds in november 2016 heeft verlaten is door (gedaagde) in het kader van de gebruiksvergoeding niet langer weersproken. In dezelfde maand zijn de (aandelen in de) vennootschap (....naam....) N.V. verkocht. Vanaf het moment dat de aankopen niet meer als een schuld van de vennootschap kunnen worden aangemerkt, was (eiseres) daarbij dus niet meer betrokken. Dat de verkoopopbrengsten van de ingekochte goederen mede aan haar ten goede zijn gekomen is niet gesteld of gebleken. In het licht van het voorgaande, in combinatie met de wisselende stellingen van (gedaagde) en de door (eiseres) voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 7 december 2020 ingediende verklaring van de directeur van United Distributors (productie 27), had het op de weg van (gedaagde) gelegen om zijn stellingen op dit punt – hij beroept zich immers op de gevolgen daarvan – nader te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan. Aldus is niet voldoende gemotiveerd gesteld dat sprake is van een gemeenschapsschuld en dat (gedaagde) ten aanzien van hetgeen hij in dit kader heeft betaald een regresrecht heeft op (eiseres).
belastingschuld (eiseres)
2.36.
Uit het deskundigenbericht blijkt dat, inclusief navorderingen, de belastingschuld op naam van (eiseres) tot en met 2017 een bedrag van NAf … bedroeg, zijnde het bedrag waarmee (gedaagde) ter zitting van 31 maart 2022 reeds had ingestemd. Voor zover (eiseres) het openstaande bedrag heeft voldaan of zal voldoen, heeft zij terzake de helft van die betalingen een regresvordering op (gedaagde) van ten hoogste NAf … (… berekening …). Dit kan lager uitvallen indien het bedrag van NAf … dat is voldaan uit opbrengst van de Lexus IS 250 (zie 4.11 en 4.40 van het tussenvonnis) nog op het totaalbedrag in mindering moet worden gebracht.
belastingschulden (gedaagde)
2.37.
In het deskundigenbericht is de totale belastingschuld op naam van (gedaagde) (cribnummer ….) tot en met het jaar 2017 (inclusief navorderingen en erfpacht en onroerendezaakbelasting tot en met 2022) berekend op NAf …. Daarbij is mede uitgegaan van (de) aanslag(en) die verband houden met het BAB-rapport. Verder is vermeld dat de belastingschuld aangaande (....naam....) Shop B.V. die op (gedaagde) wordt verhaald NAf … bedraagt en die van de eenmanszaak (....naam....) NAf …. Daarnaast is een bedrag berekend van NAf 38.322 aan te betalen omzetbelasting over ontvangen huur voor de bedrijfspanden van 2016 tot en met juni 2022.
2.38.
Zoals in 4.44 van het tussenvonnis is overwogen erkent (eiseres) dat het openstaande saldo van de belastingschulden op naam van (gedaagde) op de peildatum gemeenschapsschulden zijn, voor zover die betrekking hebben op inkomstenbelasting- en sociale verzekeringspremieschulden van voor de peildatum en erfpachtsrechten, grondbelastingen en onroerende zaakbelastingen terzake de tot de boedel behorende registergoederen, en betwist zij dat schulden van vennootschappen in de gemeenschap vallen. In haar voorafgaand aan de laatste zitting ingediende akte van 25 maart 2022 en haar akte uitlating deskundigenbericht van 19 september 2022 heeft zij er (onder meer) op gewezen dat de belastingschulden aangaande de eenmanszaken zijn aangevochten, dat (gedaagde) geen eigenaar is van de eenmanszaak (gedaagde)(....naam....) en dat de schulden op naam van (....naam....) en (....naam....) vennootschapsschulden zijn die niet in de gemeenschap vallen. Dat geldt volgens haar ook voor de – op de vennootschap (....naam....) betrekking hebbende – navordering op grond van het BAB-rapport. (gedaagde) stelt zich voor wat betreft die navordering op het standpunt dat (eiseres) mede verantwoordelijk is voor de door de Belastingdienst vastgestelde onttrekkingen.
2.39.
Ten aanzien van de navordering op grond van het BAB-rapport wordt het volgende overwogen. Blijkens de in het rapport onder 1 geformuleerde opdracht had het BAB-onderzoek als doel de aanvaardbaarheid van aangiften winstbelasting (2013 tot en met 2015) en de aangiftes loonbelasting en omzetbelasting over de jaren 2013 tot en met 2016 van de vennootschap (....naam....) N.V. vast te stellen. Blijkens het rapport is onder meer geconstateerd dat in de jaren 2013 tot en met 2016 een negatief netto privé in de kasopstelling van (gedaagde), als directeur-grootaandeelhouder, is ontstaan, waarvoor geen aannemelijke verklaring bestaat. Daarin werd een indicatie gezien dat de omzet niet volledig is verantwoord. Er is geconcludeerd dat de onttrekkingen als een uitdeling aan (gedaagde) moeten worden aangemerkt. De naheffingen betreffen te weinig betaalde loonbelasting en premies, vermeerderd met boetes van 25% of 50%. De naheffingen hebben dus, zoals ook de boekhouder heeft verklaard, betrekking op (gedaagde) persoonlijk en – anders dan (eiseres) betoogt – niet op de vennootschap (....naam....) N.V. of de eenmanszaak (gedaagde)(....naam....). De aanslagen zien op de periode 2013 tot en met 2016, dus voor de peildatum. Aldus is sprake van een gemeenschapsschuld.
2.40.
In de door (eiseres) als productie 5 en 6 bij akte van 31 maart 2022 overgelegde brieven van (gedaagde) aan de Belastingdienst is vermeld dat (....naam....) Shop N.V. en (....naam....) weliswaar zijn opgericht, maar dat de bedrijven nooit van start zijn gegaan. Kennelijk zijn de aanslagen op naam van deze entiteiten, die betrekking hebben op de jaren voor de peildatum, het gevolg van het nalaten om nihil aangiften in te dienen. Voor de belastingschuld van NAf … op naam van de vennootschap (....naam....) Shop B.V. (cribnummer ….) geldt dat (gedaagde), tegenover de herhaalde gemotiveerde betwisting daarvan door (eiseres), niet voldoende nader heeft toegelicht dat hij persoonlijk aansprakelijk is gesteld voor schulden van deze vennootschap. Het door hem als productie P overgelegde dwangschrift is daartoe niet voldoende, aangezien deze aan hem is gericht als directeur van deze vennootschap. Aldus kan thans niet worden vastgesteld dat (zonder meer) sprake is van een gemeenschapsschuld. Deze zal dan ook niet in de verdeling worden betrokken.
2.41.
Dat ligt anders voor wat betreft de belastingschuld van NAf … op naam van de eenmanszaak (....naam....) (cribnummer …), aangezien alle activa en passiva van een eenmanszaak in de huwelijksgemeenschap vallen. Belastingschulden op naam van deze eenmanszaak moeten dan ook als gemeenschapsschuld worden aangemerkt voor zover deze betrekking hebben op de periode voor de peildatum. Dat is het geval nu uit de over en weer overgelegde aanslagenlijsten volgt dat deze betrekking hebben op de jaren 2010, 2011 en 2012.
2.42.
Eventuele belastingschulden van de eenmanszaak (gedaagde)(....naam....), voor zover (gedaagde) het betrekken daarvan (thans nog) voorstaat, zullen niet in de verdeling worden betrokken. Blijkens het door (eiseres) overgelegde KvK-uittreksel (bijlage 7 bij de akte uitlating van 31 maart 2022) is immers geen sprake van een eenmanszaak op naam van (gedaagde) en is de oprichtingsdatum gelegen na de peildatum.
2.43.
Ook eventuele belastingschulden op naam van andere vennootschappen (zoals op naam van (....naam....) B.V. (cribnummer ….) of van (....naam....) N.V.) worden niet in de verdeling betrokken. Ook daarvoor geldt dat (gedaagde), tegenover de herhaalde gemotiveerde betwisting door (eiseres) en in het licht van hetgeen onder 4.47 van het tussenvonnis reeds is overwogen, niet voldoende nader heeft toegelicht dat hij daarvoor persoonlijk aansprakelijk is gesteld, zodat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van gemeenschapsschulden.
2.44.
De conclusie is dat (gedaagde) terzake van de helft van hetgeen hij sinds de peildatum aan de Belastingdienst heeft/zal hebben voldaan terzake:
  • erfpachtsrechten, grondbelastingen en onroerende zaakbelastingen aangaande de tot de boedel behorende registergoederen en
  • overige belastingschulden op zijn naam, inclusief (de) aanslag(en) die verband houden met het BAB-rapport en met de eenmanszaak (....naam....) Bakery and Pastry, steeds voor zover die zien op de periode tot en met 2017,
een regresvordering heeft op (eiseres) van ten hoogste (afgerond) NAf … (… berekening …). Er zijn echter nog bezwaar- en/of beroepsprocedures aanhangig aangaande een aantal belastingaanslagen, waaronder – zoals (gedaagde) ook zelf heeft opgemerkt in zijn akte van 19 september 2022 – de naheffingen naar aanleiding van het BAB-rapport. Mede gelet daarop kan het definitieve totaalbedrag van de belastingschulden op naam van (gedaagde) op dit moment niet worden vastgesteld. Daar komt nog bij dat thans niet kan worden voorzien of en in hoeverre de recent door de regering genomen beslissing om belastingaanslagen van voor 2017 te schrappen gevolgen zal hebben voor de belastingschulden van partijen. Aldus zal worden volstaan met de bepaling dat (gedaagde) – nadat daarover duidelijkheid is ontstaan en/of na afronding van de bezwaar- en beroepsprocedures – de totale belastingschuld op zijn naam en die op naam (....naam....) Bakery and Pastry tot aan de peildatum inzichtelijk dient te maken. Voor zover hij kan aantonen dat deze schulden zijn voldaan, heeft hij voor de helft van die betalingen een regresvordering op (eiseres).
2.45.
Voor zover de in het deskundigenrapport vermelde bedragen voor nog te betalen omzetbelasting over ontvangen huur voor de bedrijfspanden geldt dat partijen ook daarvoor tot aan de datum van scheiding en deling hoofdelijk aansprakelijk zijn. Na betaling daarvan door een partij, heeft deze een regresvordering op de ander.
brandverzekering
2.46. (
gedaagde) heeft ter zitting van 31 maart 2022 een aanvullend stuk (productie Q), te weten een brief van 25 maart 2022 van MCIS (Maduro & Curiel’s Insurance Services N.V.) inzake een brandverzekering met betrekking tot de onroerende zaak aan de ... (weg) overgelegd. Daaruit volgt dat jaarlijks een bedrag van (in totaal) NAf … dient te worden betaald. Ter zitting van 31 maart 2022 heeft (eiseres) zich ten aanzien van hetgeen namens (gedaagde) is aangevoerd over de aanvullende brandverzekering gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht.
2.47.
Dat (gedaagde) een regresvordering heeft op (eiseres) voor de helft van hetgeen hij in het kader van deze verzekering heeft betaald is niet in geschil. Ook ten aanzien van deze verzekering geldt dat er geen reden is om aan te nemen dat er premies onbetaald zijn gelaten, in dit geval tot en met 2021. De overgelegde brief van 25 maart 2022 van MCIS spreekt immers (tot dat jaar) niet van een achterstand. Mede gelet op hetgeen in het tussenvonnis onder 4.49 is overwogen zal deze premie vanaf het jaar 2018 tot en met 2021 in de verdeling worden vertrokken, zijnde in totaal een bedrag van (afgerond) NAf …. Met het onder 4.49 van het tussenvonnis vastgestelde bedrag van NAf …, zal een totaalbedrag van NAf … in de verdeling worden betrokken, zodat (gedaagde) in dit kader een regresvordering op (eiseres) heeft van NAf … (… berekening …), te vermeerderen met de helft van door (gedaagde) eventueel na 2021 betaalde verzekeringspremies aangaande de tot de boedel behorende registergoederen.
leningen bij de ouders van partijen
2.48.
Partijen zijn ter zitting van 31 maart 2022 overeengekomen dat de (gestelde) leningen bij de ouders van partijen over een weer tegen elkaar worden weggestreept. Voor zover partijen in het kader daarvan een regresrecht op de ander hadden, hebben partijen daarvan dus over en weer afstand gedaan.
resumerend
2.49.
Gelet op het voorgaande zijn de aanspraken wegens regres over en weer als volgt:
- ( eiseres) heeft – voor zover zij kan aantonen deze te hebben voldaan – een regresvordering op (gedaagde) van ten hoogste NAf … wegens belastingschulden op haar naam;
- ( gedaagde) heeft de volgende regresvorderingen op (eiseres):
- NAf …., te vermeerderen met de helft van hetgeen hij vanaf 30 november 2021 in mindering op de hypotheekleningen heeft betaald en zal betalen;
- ten hoogste afgerond NAf … (… berekening …) aan belastingschulden op zijn naam, voor zover hij kan aantonen deze te hebben voldaan, te verminderen met de helft van eventuele verminderingen (al dan niet naar aanleiding van bezwaar- en beroepsprocedures) en te vermeerderen met de helft van tot aan de datum van scheiding en deling betaalde erfpachtsrechten, grondbelastingen en onroerende zaakbelastingen terzake de tot de boedel behorende registergoederen, waaronder omzetbelasting over de huurinkomsten daarvan;
- NAf … (verzekeringspremies), te vermeerderen met de helft van door (gedaagde) eventueel na 2021 betaalde verzekeringspremies aangaande de tot de boedel behorende registergoederen.
gebruiksvergoeding
2.50.
Partijen zijn ter zitting van 31 maart 2022 overeengekomen dat de ingangsdatum van de door (gedaagde) te betalen gebruiksvergoeding aangaande de voormalige echtelijke woning wordt bepaald op 30 november 2016. Partijen hebben zich voor wat betreft de hoogte van die vergoeding gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht.
2.51.
Een gebruiksvergoeding wordt doorgaans gesteld op één twaalfde (om tot een bedrag per maand te komen) van 4% van de helft (zijnde het aandeel van ieder van partijen) van de (over)waarde op de peildatum. Partijen zijn het erover eens dat het totale pand een waarde heeft van (NAf ....)). (eiseres) is er, toen nog uitgaande van een totale waarde van NAf …, bij haar berekening van uitgegaan dat de waarde van de bovenverdieping ongeveer 40% van de totale waarde bedraagt. Nu (gedaagde) zich niet heeft verzet tegen het gehanteerde percentage zal de waarde van de bovenverdieping thans worden gesteld op 40% van de totale overwaarde.
2.52.
Uit de door (gedaagde) als productie 3 bij zijn conclusie van antwoord overgelegde statements van 30 en 29 september 2017 volgt dat de totale hypotheekschuld op de peildatum NAf … (… berekening …) bedroeg. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.5 is overwogen wordt tot uitgangspunt genomen dat deze voor een 4/9e deel betrekking heeft op de onroerende zaak aan de (weg). Het op de peildatum met betrekking tot deze onroerende zaak openstaande bedrag wordt daarom gesteld op (afgerond) NAf … (… berekening …). Gelet op de totale waarde van het pand, bedroeg de overwaarde op die datum NAf … (… berekening …). Met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 2.51 is overwogen moet een gedeelte daarvan van (afgerond) NAf … (… x 40%) geacht worden betrekking te hebben op de bovenverdieping. De gebruiks-vergoeding voor dat deel van de onroerende zaak wordt daarom bepaald op (afgerond) NAf 250 (… : 2 x 4% : 12) per maand (NAf 3.000 per jaar). Vanaf de ingangsdatum tot heden (zijnde zes jaar en drie maanden) is de gevorderde gebruiksvergoeding tot een bedrag van NAf 18.750 (NAf 3.000 x 6 + 250 x 3) toewijsbaar, met dien verstande dat zal worden vastgesteld dat (gedaagde) in dit kader vanaf 1 maart 2023 tot aan de datum van het verlijden van de akte van levering van de onroerende zaak een bedrag van NAf 250 per maand aan (eiseres) is verschuldigd
tot slot
2.53.
Het voorgaande leidt tot de in het dictum weergegeven beslissingen. Daarbij zal worden bepaald dat partijen na de datum van het passeren van de akte van verdeling en levering verantwoordelijk zullen zijn voor de (eventuele) verplichtingen uit de hypothecaire lening, belastingen en premies die betrekking hebben op aan hen toegedeelde onroerende za(a)k(en).
2.54.
Beide partijen hebben gevorderd om een dwangsom op te leggen voor het geval de andere partij geen medewerking verleent aan de uitvoering van de verdeling. In plaats daarvan zullen partijen worden bevolen om mee te werken aan de notariële akte van verdeling en levering, waarvan zij elk de helft van de kosten voor hun rekening moeten nemen, en zal worden bepaald dat – voor het geval een van partijen daaraan geen medewerking verleent – dit vonnis in de plaats treedt van diens noodzakelijke rechtshandeling als bedoeld in artikel 3:300 lid 1 BW.
2.55.
De door partijen gevorderde wettelijke rente over alle bedragen die de ander op grond van dit vonnis moet betalen wordt afgewezen, aangezien van verzuim geen sprake is.
2.56.
Hetgeen partijen over en weer meer of anders hebben gevorderd wordt afgewezen aangezien zij daarbij gelet op al het voorgaande geen belang (meer) hebben.
proceskosten
2.57.
De door partijen over en weer gevorderde veroordeling van de ander in de in de proceskosten wordt afgewezen nu niet is gebleken dat deze kosten (in overwegende mate) aan een van partijen zijn te wijten. Nu partijen gewezen echtelieden zijn zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de in het dictum te bepalen wijze.

3.De beslissing

Het Gerecht:
3.1.
stelt vast de verdelingvan de huwelijksgoederengemeenschap van partijen, op de volgende wijze:
- de volgende activa worden toegedeeld aan (eiseres):
o de onroerende zaak gelegen te ... (weg) .. tegen een waarde van (NAf ....));
o de onroerende zaak gelegen in (land …., adres), zonder verrekening;
o de eigen persoonlijke (lijfs)goederen die zij thans onder zich heeft, zonder verrekening, en
o het saldo op de spaarrekening bij de MCB op naam van (eiseres) met nummer (....nr....), dat op 30 september 2017 NAf 23.152,57 bedroeg;
- de volgende activa worden toegedeeld aan (gedaagde):
o de onroerende zaak gelegen te (wijk) .. ((kaya ...)) tegen een waarde van (NAf ....));
o de onroerende zaak gelegen te (weg) tegen een waarde (NAf ....));
o de opstallen op huurgrond gelegen te (....wijk....) 48 tegen een waarde van (NAf ....));
o de onroerende zaak gelegen in (land …., adres), zonder verrekening;
o de zich in de woning aan de (weg) bevindende inboedel tegen een waarde van NAf 10.000;
o het motorvoertuig Toyota Van, kenteken (..nr..), bouwjaar 2008, tegen een waarde van NAf 11.000;
o de eigen persoonlijke (lijfs)goederen die hij thans onder zich heeft, zonder verrekening, en
o het saldo op de spaarrekening bij de MCB op naam van (eiseres) en (gedaagde) met nummer (....nr....) dat op 30 september 2017 NAf 17.331,15 bedroeg;
3.2.
bepaaltdat partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de hoogte van de schulden in het kader van
o de hypothecaire leningen bij de MCB met nummers (....nr....) en (....nr....));
o de belastingschulden op hun naam en die op naam van eenmanszaken op hun naam, voor zover deze betrekking hebben op de periode voor 21 september 2017 en;
o belastingschulden die betrekking hebben op de tot de boedel behorende registergoederen (waaronder de te betalen omzetbelasting over ontvangen huur voor de bedrijfspanden),
en dat – voor zover zij gelden hebben betaald die daarop in mindering strekken – hij/zij tot de helft van die betaling een regresrecht heeft op de ander;
3.3.
op de datum van de akte van verdeling en levering dient:
- (
(eiseres) aan (gedaagde)te voldoen:
o wegens overbedeling:
 NAf …. (banksaldo) en
 de helft van het verschil tussen (NAf ....)) en het op de onroerende zaak aan de ... (weg) 77 betrekking hebbende saldo van de hypothecaire lening op die datum;
o op grond van regres:
 NAf …., te vermeerderen met de helft van hetgeen (gedaagde) vanaf 30 november 2021 in mindering op de hypothecaire leningen met nummers (....nr....) en (....nr....) heeft betaald;
 de helft van de door (gedaagde) sinds de peildatum betaalde belastingschulden op zijn naam, dan wel op naam van de eenmanszaak (....naam....), tot een bedrag van ten hoogste (afgerond) NAf …., te verminderen met de helft van eventuele verminderingen (al dan niet naar aanleiding van bezwaar- en beroepsprocedures) en te vermeerderen met de helft van tot aan de datum van scheiding en deling betaalde erfpachtsrechten, grondbelastingen en onroerende zaakbelastingen terzake de tot de boedel behorende registergoederen en omzetbelasting over de huurinkomsten;
 NAf …. (verzekering), te vermeerderen met de helft van door (gedaagde) eventueel na 2021 betaalde verzekeringspremies aangaande de tot de boedel behorende registergoederen;
- (
(gedaagde) aan (eiseres)te voldoen:
o wegens overbedeling:
 NAf … (… ((wijk) 4) + … (opstallen (....wijk....)) + 5.000 (inboedel) + 5.500 (Toyota) + …. (banksaldo)) en
 de helft van het verschil tussen (NAf ....)) en het op de onroerende zaak aan de (weg) betrekking hebbende saldo van de hypothecaire lening op die datum;
o wegens opbrengsten activa vanaf 1 oktober 2017:
 NAf …, te vermeerderen met de helft van de door hem te innen huur vanaf 1 februari 2023 tot aan de datum van het passeren van de akte van levering van de onroerende zaken, uitgaande van de in 2.23 tot en met 2.27 gehanteerde maandelijkse huurprijzen;
o op grond van regres:
 de helft van de door (eiseres) sinds de peildatum betaalde belastingschulden op haar naam, tot een bedrag van ten hoogste NAf …;
o aan gebruiksvergoeding:
 NAf 18.750 (NAf 3.000 x 6 + 250 x 3), te vermeerderen met een bedrag van NAf 250 per maand vanaf 1 maart 2023 tot aan de datum van de akte van levering van de onroerende zaak;
3.4.
bepaaltdat indien partijen niet
binnen zes maanden na dit vonnisover en weer ten aanzien van de aan hen toebedeelde onroerende zaak aan de ... (weg) ervoor zorg hebben gedragen dat de ander uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op die zaak rustende hypothecaire lening is ontslagen, de betreffende onroerende zaak dient te worden verkocht en de opbrengst – na aftrek van de kosten en de aflossing van de hypothecaire leningen – dient te worden verdeeld;
3.5.
bepaaltdat partijen na de datum van het passeren van de akte van verdeling en levering verantwoordelijk zullen zijn voor de (eventuele) verplichtingen uit de hypothecaire lening, belastingen en premies die betrekking hebben op aan hen toegedeelde onroerende za(a)k(en).
3.6.
beveeltpartijen mee te werken aan de notariële akte van verdeling en levering, waarvan zij elk de helft van de kosten voor hun rekening moeten nemen;
3.7.
bepaaltvoor het geval een van partijen daaraan niet zijn medewerking verleent, dat dit vonnis in de plaats treedt van diens noodzakelijke rechtshandeling als bedoeld in artikel 3:300 lid 1 BW;
3.8.
verklaartdit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.9.
compenseertde proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
3.10.
wijst afhet meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.V.L.M. Wannyn, rechter, en op 13 februari 2023 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.