In deze zaak heeft de Vereniging van Blue Bay Resort Eigenaren (VVE) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die sinds 15 december 2017 eigenaar is van een kavel binnen het Blue Bay Resort. De VVE vordert betaling van achterstallige bijdragen, die de gedaagde niet heeft voldaan voor de jaren 2020, 2021 en 2022, met een totaalbedrag van NAf 13.408, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft als verweer aangevoerd dat de VVE niet voldoet aan haar verplichtingen, waardoor zij geen bijdrage zou hoeven betalen.
De mondelinge behandeling vond plaats op 23 maart 2023, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechter heeft vastgesteld dat de betalingsverplichting van de gedaagde vaststaat en dat het beroep op opschorting niet kan slagen. De rechter oordeelt dat de VVE gerechtigd is om onderhoud en andere keuzes te maken, en dat de gedaagde niet kan stellen dat de VVE haar verplichtingen niet nakomt. De rechter heeft de vordering van de VVE toegewezen, inclusief de rente en de buitengerechtelijke incassokosten, en de gedaagde veroordeeld in de proceskosten.
Het vonnis is uitgesproken op 17 april 2023 door mr. M.C.B. Hubben, waarbij de rechter heeft bepaald dat de proceskosten binnen veertien dagen moeten worden betaald, met wettelijke rente bij niet tijdige betaling. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.