ECLI:NL:OGEAC:2023:174

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
CUR202203423
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.B. Hubben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige VVE-bijdragen en verwerping van beroep op opschorting

In deze zaak heeft de Vereniging van Blue Bay Resort Eigenaren (VVE) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die sinds 15 december 2017 eigenaar is van een kavel binnen het Blue Bay Resort. De VVE vordert betaling van achterstallige bijdragen, die de gedaagde niet heeft voldaan voor de jaren 2020, 2021 en 2022, met een totaalbedrag van NAf 13.408, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft als verweer aangevoerd dat de VVE niet voldoet aan haar verplichtingen, waardoor zij geen bijdrage zou hoeven betalen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 23 maart 2023, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechter heeft vastgesteld dat de betalingsverplichting van de gedaagde vaststaat en dat het beroep op opschorting niet kan slagen. De rechter oordeelt dat de VVE gerechtigd is om onderhoud en andere keuzes te maken, en dat de gedaagde niet kan stellen dat de VVE haar verplichtingen niet nakomt. De rechter heeft de vordering van de VVE toegewezen, inclusief de rente en de buitengerechtelijke incassokosten, en de gedaagde veroordeeld in de proceskosten.

Het vonnis is uitgesproken op 17 april 2023 door mr. M.C.B. Hubben, waarbij de rechter heeft bepaald dat de proceskosten binnen veertien dagen moeten worden betaald, met wettelijke rente bij niet tijdige betaling. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202203423
Vonnis d.d. 17 april 2023
inzake
de vereniging
VERENIGING VAN BLUE BAY RESORT EIGENAREN,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.G. Giel,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna de VVE en [gedaagde] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 7 september 2022 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de mondelinge behandeling op 23 maart 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen. Eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, vergezeld door
[naam 1], resortmanager van de VVE en [naam 2], bestuurslid van de VVE en gedaagde werd vergezeld door haar echtgenoot [naam 3]. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen hun wederzijdse standpunten (nader) uiteengezet. Mr. Giel heeft pleitaantekeningen overgelegd.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1. [
Gedaagde] is sinds 15 december 2017 eigenaar van kavel [N] van het verkavelingsplan ‘Blaauw Curasol Resort’, plaatselijk bekend als ‘Blue Bay Resort’.
2.2. [
Gedaagde] heeft bij aankoop van de kavel het verplichte lidmaatschap aanvaard van de VVE.
2.3.
Leden van de VVE zijn op grond van de statuten van de VVE gehouden een jaarlijkse bijdrage te voldoen aan de VVE. Bij uitblijven van tijdige betaling, te voldoen één maand na aanvang van het betreffende jaar, wordt een rente van 1,5% per maand verschuldigd.
2.4.
De VVE heeft blijkens haar statuten tot doel te voorzien in de behoeften van haar leden. Tot haar taken behoort in dat verband onder meer het onderhouden van gemeenschappelijke zaken, het verhogen van het woongenot in het resort, de bewaking van het resort en het innen van de aan de VVE verschuldigde bijdragen van de leden.
2.5.
Ingevolge de statuten van de VVE vindt jaarlijks een algemene vergadering plaats van de leden, waarin elk lid stemrecht heeft en zich bij afwezigheid middels schriftelijke volmacht kan laten vertegenwoordigen.
2.6. [
Gedaagde] heeft in 2020, 2021 en 2022 niet aan haar betalingsverplichting aan de VVE voldaan. Het uitstaande saldo bedraagt over die periode NAf 13.408 (bestaande uit NAf 2.470 voor 2020, NAf 5.466 voor 2021 en NAf 5.472 voor 2022).

3.Het geschil

3.1.
De VVE vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van NAf 13.408, vermeerderd met de contractuele rente van 1,5% per maand over NAf 2.470 vanaf 1 februari 2020, over NAf 5.466 vanaf 1 februari 2021 en over NAf 5.472 vanaf 1 februari 2022, tot de dag der algehele voldoening, en vermeerderd met NAf 1.811,20 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 14 dagen na dit vonnis.
3.2.
De VVE legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] als lid van de VVE ingevolge de statuten van de VVE gehouden is haar verplichting tot betaling van de jaarlijkse bijdrage na te komen.
3.3. [
Gedaagde] heeft tot verweer gevoerd dat zij geen VVE-bijdrage betaalt, omdat de VVE niet voldoet aan de voor haar uit de statuten voortvloeiende verplichtingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De betalingsverplichting en betalingsachterstand van [gedaagde] staan vast. Dat betekent dat de vordering in beginsel voor toewijzing gereed ligt. Voor zover [gedaagde] ter terechtzitting bedoeld heeft een beroep te doen op opschorting geldt het volgende.
4.2. [
Gedaagde] heeft naar voren gebracht dat de VVE verkeerde keuzes maakt als het gaat om het plegen van onderhoud. De VVE pleegt onderhoud aan het VVE-kantoor en een tennisbaan terwijl dit geld in de ogen van [gedaagde] zou moeten worden besteed aan het aanleggen van stoepen. Verder is de bewaking op het park onder de maat. Bewoners worden onaangenaam aangesproken door bouwvakkers en toeristen, haar echtgenoot is met de dood bedreigd door een van de bewakers en [gedaagde]’s toegangspas voor de bewonersingang is geblokkeerd, waardoor zij alleen nog de bezoekersingang kan gebruiken om het park binnen te komen. Tenslotte kiest de VVE voor de aanschaf van allerlei lelijke voorwerpen die zij als kunst op het park plaatst, terwijl [gedaagde] de mening is toegedaan dat dit geen kunst, maar rommel is.
4.3.
Voor een geslaagd beroep op opschorting is allereerst vereist dat degene jegens wie wordt overgegaan tot opschorting (in dit geval de VVE) haar verbintenissen jegens [gedaagde] niet, niet behoorlijk of slechts gedeeltelijk nakomt. Hieraan is niet voldaan. Ter toelichting overweegt het gerecht het volgende.
Onderhoud en kunst
4.4.
De VVE is gerechtigd afwegingen en keuzes te maken als het gaat om het plegen van onderhoud en het vergroten van het woongenot door bijvoorbeeld het plaatsen van kunstwerken. Voor zover [gedaagde] daarin inspraak zou willen, geldt dat de algemene vergadering van leden daarvoor bij uitstek de gelegenheid biedt. Keuzes die [gedaagde] in dit verband niet welgevallen, leiden niet tot de conclusie dat de VVE haar verplichtingen jegens haar niet nakomt.
Bewaking4.5. Dat [gedaagde] thans tijdelijk slechts de bezoekersingang kan gebruiken, is veroorzaakt door de betalingsachterstand die zij heeft, zo heeft de VVE ter terechtzitting toegelicht. Het tijdelijk ontzeggen van deze toegang is jegens kaveleigenaren met een betalingsachterstand een effectief middel gebleken (en inmiddels vastgelegd in het incassobeleid) om hen aan te sporen tot betaling van achterstanden over te gaan, aldus de VVE.
4.6.
Met deze maatregel verzaakt de VVE haar taken evenmin, sterker nog, deze maatregel is erop gericht zoveel mogelijk ledenbijdragen te innen, hetgeen een van de taken van de VVE is. De maatregel is bovendien proportioneel want er is geen sprake van een algehele ontzegging van de toegang tot het resort, de bezoekersingang biedt – zij het met soms enige vertraging - altijd een entree.
4.7.
Dat haar echtgenoot met de dood bedreigd is door een van de bewakers kan niet worden vastgesteld en zou de VVE niet kunnen worden toegerekend. Dat bewoners zo nu en dan worden aangesproken door bouwvakkers of toeristen, hoort eenmaal bij het bewonen van een park als het onderhavige, waarop veelvuldig wordt gebouwd en waar toeristen welkom zijn. Niet gesteld of gebleken is dat dit zodanige overlast en hinder (heeft) veroorzaakt dat de VVE hierin zou (of had) moeten optreden.
4.8.
De conclusie is dat [gedaagde] geen beroep op opschorting toekomt. De vordering tot betaling van NAf 13.408 aan achterstallige VVE-bijdragen zal dan ook worden toegewezen. De rente kan worden toegewezen zoals gevorderd. De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen conform het bepaalde in het procesreglement, hetgeen neerkomt op een bedrag van NAf 1.500.
4.9. [
Gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van de VVE tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 331,45
griffierecht NAf 750
salaris gemachtigde
NAf 2.000 (2 punten x tarief 4) +
totaal: NAf 3.081,45

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de VVE van een bedrag van NAf 13.408, vermeerderd met de contractuele rente van 1,5% per maand over NAf 2.470 vanaf
1 februari 2020, over NAf 5.466 vanaf 1 februari 2021 en over NAf 5.472 vanaf 1 februari 2022, tot de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de VVE van een bedrag van NAf 1.500 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de VVE tot op heden begroot op NAf 3.081,45;
5.4.
bepaalt dat de proceskosten moeten worden betaald binnen veertien dagen en dat die kosten worden verhoogd met de wettelijke rente als niet op tijd wordt betaald;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.B. Hubben, rechter, bijgestaan door
D. Windster, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2023.