ECLI:NL:OGEAC:2023:175

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
CUR202300462
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.B. Hubben
  • M.M.M. van Leest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg testamentair bewind en vernietiging huurovereenkomst in geschil over plantage Gato

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gaat het om een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de huurovereenkomst van een perceel op de plantage Gato. De plantage is bij testament nagelaten aan vrijgegeven slaven, en de nalatenschap is nooit vereffend. [Eiseres] heeft een perceel van [gedaagde] gehuurd, maar stelt dat [gedaagde] niet bevoegd was om dit perceel te verhuren, aangezien er een testamentair bewind is ingesteld over de plantage. Dit bewind houdt in dat alleen de Stichting Afwikkeling Nalatenschappen bevoegd is tot het beheer van de plantage en het innen van huurgelden.

Het procesverloop laat zien dat [eiseres] in februari 2022 kennisnam van een eerdere uitspraak die het bewind bevestigde. Bij brief van 7 juli 2022 heeft [eiseres] [gedaagde] aangemaand tot terugbetaling van het betaalde bedrag van NAf 8.000, dat zij had betaald voor de huurovereenkomst. [Eiseres] vordert in deze procedure de vernietiging van de huurovereenkomst en terugbetaling van het bedrag, evenals de kosten voor een bouwtekening.

Het Gerecht oordeelt dat [gedaagde] onbevoegd was om de huurovereenkomst aan te gaan, en dat hij [eiseres] opzettelijk niet heeft ingelicht over zijn onbevoegdheid. Dit wordt gekwalificeerd als bedrog, waardoor de huurovereenkomst vernietigbaar is. Het Gerecht bevestigt de vernietiging van de huurovereenkomst en de veroordeling van [gedaagde] tot terugbetaling van het bedrag van NAf 8.000, evenals de kosten voor de bouwtekening. [Eiseres] krijgt toestemming om kosteloos te procederen, en [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202300462
Vonnis van 19 juni 2023
inzake
[EISERES],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk eiseres, gedaagde in het verzet,
gemachtigde: mr. N.B. Louisa,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde, eiser in het verzet,
gemachtigde: voorheen mr. G. Scheperboer-Parris,
thans procederend in persoon.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties van [eiseres] van 30 november 2022,
  • het verstekvonnis van 6 februari 2023,
  • het verzoekschrift in verzet met producties van [gedaagde] van 17 februari 2023,
  • de akte overlegging aanvullende producties en de akte wijziging eis, beide van de zijde van [eiseres], de pleitnotities van beide partijen alsook de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 7 juni 2023.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Plantage Gato – hierna: de plantage - betreft een stuk land, gelegen tussen Souax en Papaya, groot 89,59 ingevolge meetbrief no. 250/194.
2.2.
De plantage is bij testament van 31 juli 1809 door mw. [naam 1], weduwe van [naam 2] en overleden in 1811, nagelaten aan haar vrijgegeven slaven, in totaal dertien personen. De nalatenschap is nooit vereffend.
2.3. [
Gedaagde] behoort tot de familie [gedaagde]. Tussen de families [gedaagde] en [naam] zijn vele gerechtelijke procedures gevoerd aangaande de eigendom van de plantage, het beheer erover en het verhuren van percelen op de plantage.
2.4.
Een van die gerechtelijke procedures is de door [naam 3], h.o.d.n. Terenonan Fiel Pietersz Di Gato (hierna: [naam 3]), tegen (onder andere) [gedaagde] aangespannen procedure (zaaknr CUR201803042), waarin op 20 april 2020 de uitspraak is gegeven. In die uitspraak (hierna: de uitspraak) zijn de tot de plantage behorende gronden onder testamentair bewind gesteld, is de Stichting Afwikkeling Nalatenschappen gevestigd te Curaçao (hierna: de stichting of de SAN) tot bewindvoerder benoemd en is overwogen:
“4.12 Het voorgaande heeft, gelet op het bepaalde in artikel 5:154 BW, tot gevolg dat met ingang van de datum van deze uitspraak alleen de stichting nog bevoegd zal zijn tot het innen van huurgelden van de verhuurde percelen te plantage Gato. Dit geldt zowel voor huurovereenkomsten aangegaan door [naam] als die aangegaan door [gedaagde], of wie dan ook anders die percelen te plantage Gato in verhuur heeft uitgegeven. Vanaf dat moment komen ook achterstallige huurgelden die nog niet zijn voldaan enkel aan de stichting toe.”
en bepaald:
“dat de stichting met ingang van de datum van deze beschikking uitsluitend bevoegd zal zijn tot het innen – al dan niet via een door haar daartoe gemachtigde- van huurgelden zoals bedoeld in r.o. 4.12. van deze beschikking, huurgelden die na deze datum aan [naam 3] worden betaald, dienen door [naam 3] aan de stichting te worden overgedragen.”
2.5.
Het Hof heeft op 15 december 2020 de uitspraak bevestigd. Daartegen is geen cassatie ingesteld. De uitspraak heeft kracht van gewijsde.
2.6. [
Gedaagde] heeft “in de hoedanigheid van mede-erfgenaam van de erven [gedaagde] en als penningmeester van de Stichting Belangen Behartiging Rechtsopvolgers van mevr. [naam 1]” bij overeenkomst van 11 oktober 2021 (hierna: de huurovereenkomst) een perceel op de plantage, te weten perceel B21 (hierna: het perceel), aan [eiseres] verhuurd.
2.7.
Ingevolge artikel 2 van de huurovereenkomst heeft [eiseres] op 11 oktober 2021 NAf 8.000 aan [gedaagde] betaald ter zake ‘kosten huurgrondovereenkomst’. Eind december 2021 heeft zij door een kennis een bouwtekening laten maken voor het perceel. Zij heeft haar kennis daarvoor NAf 400 betaald.
2.8. [
eiseres] heeft in de maand februari 2022 kennisgenomen van de uitspraak.
2.9.
Bij brief van 7 juli 2022 heeft [eiseres] [gedaagde] wegens het plegen van bedrog aangemaand tot terugbetaling van het door haar aan hem betaalde bedrag van NAf 8.000.

3.Het geschil

3.1. [
Eiseres] vordert na vermeerdering van eis dat het gerecht de huurovereenkomst vernietigt en [gedaagde] veroordeelt tot betaling van NAf 8.400, vermeerderd met de wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de buitengerechtelijke incassokosten. Tevens verzoekt zij toestemming om kosteloos te procederen.
3.2.
Zij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat sprake is geweest van bedrog aan de zijde van [gedaagde] bij het aangaan van de huurovereenkomst. [gedaagde] was ingevolge de uitspraak niet bevoegd het perceel aan haar te verhuren. Zij wil daarom van de huurovereenkomst af en het door haar betaalde bedrag van NAf 8.000 terug, net als de door haar gemaakte kosten van NAf 400 voor het laten maken van een bouwtekening voor het perceel.
3.3. [
Gedaagde] heeft in het verzet tot verweer gevoerd dat hij wel bevoegd is percelen behorend tot de plantage aan derden te verhuren.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De ontvankelijkheid
4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [gedaagde] ontvankelijk is in het verzet.
Kosteloos procederen
4.2.
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen zal [eiseres] toestemming worden verleend kosteloos te procederen.
De vordering
4.3.
Hetgeen partijen verdeeld houdt is de uitleg van het bepaalde in de uitspraak. [Eiseres] meent dat uit de uitspraak volgt dat [gedaagde] geen bevoegdheid toekomt om percelen behorend tot de plantage te verhuren en [gedaagde] meent precies het tegenovergestelde.
4.4. [
Eiseres] heeft het gelijk aan haar zijde. Het door het gerecht ingestelde bewind over de plantage betreft een testamentair bewind als bedoeld in afdeling 7 van boek 4 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dit heeft tot gevolg, verwezen wordt naar art. 7:166 BW, dat het beheer van de plantage uitsluitend toekomt aan de bewindvoerder, zijnde de SAN. Een rechthebbende – nog daargelaten de vraag of [gedaagde] daartoe gerekend kan worden - is ingevolge het genoemde artikel slechts bevoegd tot onderhoudshandelingen en tot handelingen die geen uitstel kunnen lijden. Daaronder valt in elk geval niet het aangaan van de huurovereenkomst.
Dit testamentair bewind sluit verder elke bevoegdheid van ieder ander tot het verrichten van beheershandelingen, zoals verhuur, uit en dit geldt dus ook voor [gedaagde].
4.5.
Een en ander betekent dat [gedaagde] onbevoegd het perceel aan [eiseres] heeft verhuurd. Hij heeft haar daarvoor NAf 8.000 laten betalen alsook andere kosten laten maken, te weten NAf 400 voor het laten maken van een bouwtekening. [gedaagde] heeft haar bij het aangaan van de huurovereenkomst opzettelijk niet ingelicht over zijn onbevoegdheid of over het bestaan van de uitspraak terwijl hij daartoe wel gehouden was. [eiseres] heeft onweersproken gesteld dat zij bij een juiste voorstelling van zaken de huurovereenkomst niet zou zijn aangegaan. Daarmee is komen vast te staan dat [gedaagde] bedrog heeft gepleegd als bedoeld in art. 3:44 lid 3 BW.
4.6.
De huurovereenkomst is dan ook vernietigbaar op grond van art. 3:44 lid 1 BW en terecht door het gerecht vernietigd in het verstekvonnis. Deze vernietiging werkt ingevolge art. 3:53 BW terug tot het moment van aangaan van de huurovereenkomst en heeft tot gevolg dat reeds ingetreden gevolgen, zoals de betaling van NAf 8.000, ongedaan gemaakt moeten worden. Op juiste gronden is [gedaagde] dan ook veroordeeld tot terugbetaling van de betaalde NAf 8.000. Het verstekvonnis wordt dan ook in stand gelaten.
4.7.
Tegen de vermeerdering van eis van [eiseres] met een bedrag van NAf 400 wegens het, als gevolg van de tot stand gekomen huurovereenkomst, laten maken van een bouwtekening, heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd. Deze vordering kan dan ook als onweersproken worden toegewezen.
Proceskosten in het verzet
4.8.
Omdat [gedaagde] in het ongelijk wordt gesteld, wordt hij tot betaling van de proceskosten in het verzet veroordeeld. De kosten van [eiseres] worden tot aan deze uitspraak begroot op NAf 500 aan gemachtigdensalaris (1 punt x tarief 3).
4.9.
De veroordelingen in deze uitspraak gaan meteen in en kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van de partijen deze beslissing voorlegt aan het Hof.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
verklaart het verzet ongegrond;
5.2.
bekrachtigt het vonnis waarvan verzet;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van NAf 400, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2022;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiseres] van NAf 500;
5.5.
verleent [eiseres] toestemming om kosteloos te procederen;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.B. Hubben, rechter, bijgestaan door
mr. M.M.M. van Leest, en in het openbaar uitgesproken.