In deze zaak, die diende voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft eiser in conventie op 9 mei 2023 zijn vordering ingetrokken. Dit leidde tot een verzoek van gedaagde in conventie om een proceskostenveroordeling. De zaak was eerder op 13 april 2023 mondeling behandeld, en de partijen hadden producties ingediend ter voorbereiding op deze behandeling. Eiser in conventie trok zijn vordering in, maar gedaagde in conventie verzocht om een proceskostenveroordeling, omdat zij kosteloos procedeerde met pro deo rechtsbijstand gefinancierd door het Land.
Het gerecht oordeelde dat de intrekking van de vordering niet onder artikel 208 van de Rechtsvordering viel, omdat eiser niet bij akte, maar bij brief zijn vordering had ingetrokken. In plaats daarvan was artikel 206 van toepassing, dat handelt over het royement van een zaak. Gedaagde in conventie stemde alleen in met een royement als eiser in conventie werd veroordeeld in de proceskosten. Eiser in conventie verzette zich hiertegen, maar het gerecht oordeelde dat er geen wet- of regelgeving was die een proceskostenveroordeling blokkeerde, zelfs niet als gedaagde kosteloos procedeerde.
Uiteindelijk werd eiser in conventie veroordeeld in de proceskosten van gedaagde in conventie, die tot op heden waren begroot op NAf 2.500. Het gerecht verklaarde deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad en wees verder gevorderde verzoeken af. Dit vonnis werd uitgesproken door rechter M.C.B. Hubben, bijgestaan door griffier C.L. Navarro, op 29 mei 2023.