ECLI:NL:OGEAC:2023:177

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 mei 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
CUR202203373
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.B. Hubben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking van de zaak

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft eiser in conventie op 9 mei 2023 zijn vordering ingetrokken. Dit leidde tot een verzoek van gedaagde in conventie om een proceskostenveroordeling. De zaak was eerder op 13 april 2023 mondeling behandeld, en de partijen hadden producties ingediend ter voorbereiding op deze behandeling. Eiser in conventie trok zijn vordering in, maar gedaagde in conventie verzocht om een proceskostenveroordeling, omdat zij kosteloos procedeerde met pro deo rechtsbijstand gefinancierd door het Land.

Het gerecht oordeelde dat de intrekking van de vordering niet onder artikel 208 van de Rechtsvordering viel, omdat eiser niet bij akte, maar bij brief zijn vordering had ingetrokken. In plaats daarvan was artikel 206 van toepassing, dat handelt over het royement van een zaak. Gedaagde in conventie stemde alleen in met een royement als eiser in conventie werd veroordeeld in de proceskosten. Eiser in conventie verzette zich hiertegen, maar het gerecht oordeelde dat er geen wet- of regelgeving was die een proceskostenveroordeling blokkeerde, zelfs niet als gedaagde kosteloos procedeerde.

Uiteindelijk werd eiser in conventie veroordeeld in de proceskosten van gedaagde in conventie, die tot op heden waren begroot op NAf 2.500. Het gerecht verklaarde deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad en wees verder gevorderde verzoeken af. Dit vonnis werd uitgesproken door rechter M.C.B. Hubben, bijgestaan door griffier C.L. Navarro, op 29 mei 2023.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202203373
Vonnis van 29 mei 2023
in de zaak van
[EISER IN CONVENTIE],
wonende in Curaçao,
eiser in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. J.C. Meulen,
tegen
[GEDAAGDE IN CONVENTIE],
wonende in Curaçao,
gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. E.B. Wilsoe,
Partijen zullen hierna [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 2 september 2022 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord, tevens voorwaardelijke eis in reconventie;
  • de producties die zijdens beide partijen ter voorbereiding op de mondelinge behandeling ter griffie zijn ingediend;
  • de mondelinge behandeling op 13 april 2023;
  • het schrijven van [eiser in conventie] van 9 mei 2023, ingediend ter griffie, waarin hij aangeeft zijn vordering in te trekken, de schriftelijke reactie hierop zijdens [gedaagde in conventie] van 9 mei 2023 dat zij een proceskostenveroordeling verzoekt en tenslotte de schriftelijke reactie van [eiser in conventie] van 11 mei 2023 dat hij zich tegen een proceskostenveroordeling verzet.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
Namens [gedaagde in conventie] is verzocht om een bevelschrift, uitvoerbaar bij voorraad, uit te vaardigen met betrekking tot de proceskosten, naar aanleiding van het feit dat [eiser in conventie] heeft aangegeven zijn vordering te willen intrekken. Dit verzoek lijkt gegrond op artikel 208 Rechtsvordering (hierna: Rv) dat geldt in het geval sprake is van het door eiser bij akte afstand doen van instantie na antwoord. Hiervan is echter in het onderhavige geval geen sprake, immers eiser heeft niet bij akte, maar bij brief aan de griffie aangegeven zijn vordering te willen intrekken. Reeds hierom geldt niet het regime van artikel 208, maar dat van artikel 206 Rv dat handelt over het doorhalen (royement) van een zaak op de rol.
2.2.
Royement van een procedure is ingevolge artikel 206 Rv slechts mogelijk met instemming van beide partijen. [gedaagde in conventie] heeft aangegeven slechts in te stemmen met een royement indien een proceskostenveroordeling van [eiser in conventie] wordt uitgesproken. [eiser in conventie] heeft hierop aangegeven zich tegen een proceskostenveroordeling te verzetten, omdat [gedaagde in conventie] kosteloos procedeert en gebruik maakt van pro deo rechtsbijstand gefinancierd door het Land. Het gerecht oordeelt in dit verband als volgt.
2.3.
Nu [eiser in conventie] zijn vordering na antwoord en comparitie wegens het komen te ontbreken van zijn belang daarbij heeft ingetrokken, terwijl de zaak op de rol stond in afwachting van de uitkomst van schikkingsonderhandelingen en partijen niet tot een schikking zijn gekomen, ziet het gerecht aanleiding [eiser in conventie] op de voet van artikel 60 Rv te veroordelen in de proceskosten van [gedaagde in conventie]. Daaraan staat niet in de weg dat laatstgenoemde toestemming heeft verkregen kosteloos te procederen. Immers er bestaat geen wet- of regelgeving die in dat geval een proceskostenveroordeling blokkeert. Wel geldt, evident, dat niet de bedoeling is dat [gedaagde in conventie] haar proceskosten dubbel vergoed ziet.
2.4. [
Eiser in conventie] zal dus in de proceskosten van [gedaagde in conventie] worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde in conventie] tot op heden begroot op NAf 2.500 (2 punten x tarief 5) aan gemachtigdensalaris.

3.De beslissing

Het gerecht:
3.1.
veroordeelt [eiser in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie] tot op heden begroot op NAf 2.500;
3.2.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.B. Hubben, rechter, bijgestaan door
mr. C.L. Navarro, griffier, en in hete openbaar uitgesproken op 29 mei 2023.