ECLI:NL:OGEAC:2023:187

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
9 januari 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
CUR202100573
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van bedragen na online scam met onverschuldigde betaling

In deze zaak vordert de eiseres, wonend in Curaçao, terugbetaling van bedragen die onterecht van haar rekening zijn overgemaakt naar verschillende gedaagden, die betrokken zijn bij een online scam. De eiseres heeft een spaarrekening bij Maduro & Curiel’s Bank (MCB) en heeft aangifte gedaan van een online scam waarbij in totaal NAf 51.397,81 van haar rekening is overgeboekt naar diverse andere rekeningen. Na conservatoir beslag te hebben gelegd, heeft de eiseres een deel van het bedrag teruggekregen, maar vordert nu het resterende bedrag van NAf 42.729,21 terug van de gedaagden, die zij beschuldigt van onrechtmatig handelen en ongerechtvaardigde verrijking. De gedaagden zijn niet allemaal verschenen, en de rechtbank verleent verstek tegen hen. De rechtbank oordeelt dat de gedaagden die wel verschenen, niet te goeder trouw hebben gehandeld en dat er geen rechtsgrond was voor de betalingen. De rechtbank wijst de vordering toe en veroordeelt de gedaagden tot terugbetaling van de gevorderde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden ook toegewezen aan de eiseres, met uitzondering van de kosten van gedaagde sub 7, waarvan de vordering wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202100573
Vonnis d.d. 9 januari 2023
inzake
[EISERES],
wonend in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez,
tegen
[GEDAAGDE SUB] 1.,
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Curaçao,
niet verschenen,
[GEDAAGDE SUB] 2.,
wonend in Curaçao,
gemachtigde: mr. H.S. Johannes,
[GEDAAGDE SUB] 3.,
wonend in Curaçao,
niet verschenen,
[GEDAAGDE SUB] 4.,
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Curaçao,
niet verschenen,
[GEDAAGDE SUB] 5.,
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Curaçao,
niet verschenen,
[GEDAAGDE SUB] 6.,
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Curaçao,
niet verschenen,
[GEDAAGDE SUB] 7.,
wonend in Curaçao,
gemachtigde: mr. N.V.R. Doekhie,
[GEDAAGDE SUB] 8.,
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Curaçao,
niet verschenen,
[GEDAAGDE SUB] 9.,
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Curaçao,
niet verschenen,
[GEDAAGDE SUB] 10.,
wonend in Curaçao,
gemachtigde: mr. V.S. La Fleur,
gedaagden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, op 24 februari 2021 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 7] en [gedaagde sub 10], van 22 november 2021;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 21 maart 2022;
  • de aktes van [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 7] en [gedaagde sub 10] van 11 april 2022;
  • de akte van [eiseres] van 9 mei 2022;
  • de akte uitlating van [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 7] en [gedaagde sub 10] van 4 juli 2022;
  • de antwoordakte van [eiseres] van 17 oktober 2022.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1. [
eiseres] heeft een spaarrekening bij Maduro & Curiel’s Bank (MCB). Rond 21 januari 2021 is -buiten [eiseres] om- een bedrag van in totaal NAf 51.397,81 van haar rekening afgehaald en overgemaakt naar diverse andere rekeningen.
2.2. [
eiseres] heeft bij de politie aangifte gedaan van een ‘online scam’. MCB heeft de rekeningen van [eiseres] en die van derden naar wie de gelden zijn overgemaakt geblokkeerd.
2.3.
Na verkregen verlof is er op 27 en 28 januari 2021 conservatoir beslag gelegd onder MCB ten laste van gedaagden.
2.4.
MCB heeft op 17 maart 2021 een bedrag van NAf 8.668,60 teruggeboekt op de rekening van [eiseres].

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1. [
eiseres] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, en na vermindering van eis
- gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot het betalen van NAf 42.729,21
(NAf 51.397,81 minus het door de bank teruggeboekte bedrag van
NAf 8.668,60), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de gedane onttrekkingen, tot aan de dag van algehele voldoening;
- gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de werkelijke kosten van deze procedure, waaronder begrepen de beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de kostenveroordeling, indien deze niet vrijwillig wordt betaald binnen twee weken na dit vonnis.
3.2. [
eiseres] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [eiseres] is slachtoffer geworden van een online scam, waarbij een geldbedrag van haar rekening is gehaald en overgemaakt aan gedaagden. Gedaagden hebben daarmee onrechtmatig gehandeld jegens [eiseres]. Daarnaast is sprake van onverschuldigde betaling, dan wel zijn gedaagden ongerechtvaardigd verrijkt. Er is kennelijk sprake van een samenwerkingsverband tussen gedaagden, reden waarom zij hoofdelijk dienen te worden veroordeeld tot terugbetaling van het gehele bedrag.
3.3.
De gedaagden [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4], [gedaagde sub 5], [gedaagde sub 6], [gedaagde sub 8] en [gedaagde sub 9] zijn niet verschenen en hebben dus geen verweer gevoerd.
3.4. [
gedaagde sub 2] heeft het volgende tegen de vordering aangevoerd. Op 20 januari 2021 is een bedrag van NAf 1.730 van de rekening van [eiseres] op haar rekening gestort. Op dat moment had de rekening van [gedaagde sub 2] een roodstand. Een bedrag van NAf 1.501 is opgenomen ten behoeve van ene Ryan. Het saldo na deze opname bedroeg NAf 34,53. Deze Ryan had eerder via Facebook contact opgenomen met [gedaagde sub 2] en haar gevraagd of zij een MCB rekening heeft. Vervolgens heeft zij het gestorte geld dus grotendeels overgedragen aan Ryan, van wie zij verder geen gegevens (meer) heeft. Zij is niet verrijkt door de overboeking en heeft haar rekening te goeder trouw ter beschikking gesteld.
3.5. [
gedaagde sub 7] heeft tegen de vordering aangevoerd dat hij geen enkel bedrag op zijn rekening gestort heeft gekregen dat afkomstig is van [eiseres] en dat dus sprake moet zijn van een vergissing.
3.6. [
gedaagde sub 10] heeft het volgende tegen de vordering naar voren gebracht. Medio augustus 2020 heeft [gedaagde sub 10] gereageerd op een door marketingbedrijf IPSOS geplaatste advertentie op Facebook voor een “mystery shopper”. Vervolgens is er via whats’app contact geweest over de werkwijze bij mystery shopping en is [gedaagde sub 10] gevraagd naar zijn contact- en bankgegevens. Daarna heeft [gedaagde sub 10] een aantal maanden niets gehoord. Op 18 januari 2021 ontving hij bericht dat hij op 19 januari 2021 een opdracht moest uitvoeren. Op zijn bankrekening werd een bedrag gestort en met dit bedrag moest hij kaarten (iTunes cards, Steam Cards, Playstation cards en Nintendo cards) kopen. Ook moest hij verslag doen van zijn aankopen en van de wijze waarop hij was bediend. [gedaagde sub 10] was dus te goeder trouw en verkeerde in de veronderstelling dat hij zaken deed met IPSOS. Het enige voordeel dat [gedaagde sub 10] heeft genoten is de vergoeding van NAf 360 die hij ontving voor zijn werkzaamheden.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader ingegaan.

4.De beoordeling

verstek
4.1.
Tegen de niet verschenen gedaagden [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4], [gedaagde sub 5], [gedaagde sub 6], [gedaagde sub 8] en [gedaagde sub 9] zal verstek worden verleend.
kern
4.2.
In deze zaak gaat het om de vraag of de gedaagden bedragen op hun rekening gestort hebben gekregen die afkomstig zijn van [eiseres] en of daarvoor in dat geval een rechtsgrond bestond. Indien geen rechtsgrond bestond, is de vraag of gedaagden kunnen worden veroordeeld tot terugbetaling.
wettelijk kader
4.3.
In artikel 6:203 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, gerechtigd is dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen. Betreft de onverschuldigde betaling een geldsom, dan strekt de vordering tot teruggave van een gelijk bedrag. In artikel 6:204 BW staat dat als de ontvanger in een periode waarin hij redelijkerwijs met een verplichting tot teruggave van het goed geen rekening behoefde te houden, niet als een zorgvuldig schuldenaar voor het goed zorg heeft gedragen, hem dit dan niet wordt toegerekend. Verder staat in dit artikel dat degene die namens een ander, maar onbevoegd, een niet aan die ander verschuldigde geldsom heeft ontvangen, van zijn verplichting tot teruggave is bevrijd, voor zover hij die geldsom aan die ander heeft doorbetaald in een periode waarin hij redelijkerwijze met die verplichting geen rekening hoefde te houden.
[gedaagde sub 1], [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4], [gedaagde sub 5], [gedaagde sub 6], [gedaagde sub 8] en [gedaagde sub 9]
4.4.
Voor de niet verschenen gedaagden [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4], [gedaagde sub 5], [gedaagde sub 6], [gedaagde sub 8] en [gedaagde sub 9] geldt dat als onbetwist is komen vast te staan dat zij geldbedragen, afkomstig van de rekening van [eiseres], op hun rekening gestort hebben gekregen. Zij hebben verder de stellingen van [eiseres], dat zij in een samenwerkingsverband hebben meegewerkt aan de online scam en op die wijze zonder rechtsgrond een (groot) geldbedrag van [eiseres] hebben ontvangen, niet weersproken. De vordering om hen hoofdelijk te veroordelen tot terugbetaling van het gehele bedrag komt het gerecht ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat de vordering jegens hen zal worden toegewezen. De hoofdelijke veroordeling betekent dat genoemde gedaagden daarvoor allemaal volledig aansprakelijk zijn. [eiseres] kan alle genoemde gedaagden dwingen tot betaling van het gehele bedrag, met dien verstande dat als de gehele vordering is voldaan, de anderen van betaling zijn bevrijd.
[gedaagde sub 2]
4.5.
Het staat vast dat [gedaagde sub 2] een bedrag van NAf 1.730, afkomstig van [eiseres], op haar rekening gestort heeft gekregen. Er bestond geen rechtsgrond voor deze betaling. [eiseres] was [gedaagde sub 2] immers niets verschuldigd. Verder staat vast dat [gedaagde sub 2] daarvan een bedrag van NAf 1.500 contant heeft opgenomen. [gedaagde sub 2] doet feitelijk een beroep op artikel 6:204 lid 2 BW. Zij stelt immers dat zij een bedrag voor een ander op haar rekening gestort heeft gekregen en het geld aan die ander heeft gegeven. Dat beroep van [gedaagde sub 2] slaagt echter niet. In dat verband overweegt het gerecht het volgende.
4.6.
Volgens de stellingen van [gedaagde sub 2] is zij een aantal jaren geleden via Facebook in contact gekomen met ene Ryan. Zij weet niet waar Ryan woont en kent hem verder niet. Op enig moment heeft zij van deze Ryan het verzoek gekregen om haar bankrekening ter beschikking te stellen. Zij heeft dat gedaan. Zij heeft Ryan eenmaal persoonlijk gezien, dat was toen hij het geld (NAf 1.500) kwam ophalen. Voordien had hij haar geappt dat het geld zou worden gestort. Nadien heeft zij geen contact meer kunnen krijgen met Ryan. Onder die omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat sprake is van een situatie waarbij [gedaagde sub 2] ‘die geldsom aan die ander heeft doorbetaald in een periode waarin zij redelijkerwijze met die [terugbetalings]verplichting geen rekening hoefde te houden’ en dus van haar terugbetalingsverplichting aan [eiseres] is bevrijd. [gedaagde sub 2] had zich moeten realiseren dat de kans heel groot was dat het op haar rekening overgemaakte bedrag van een misdrijf afkomstig was. Dat had haar ervan moeten weerhouden haar rekening ter beschikking te stellen. Zij heeft in feite aan een wildvreemde haar bankrekening ter beschikking gesteld en gesteld noch gebleken is dat zij op een of andere manier heeft geverifieerd wie of wat daar achter zat. Zij had dus kunnen en moeten weten dat dit niet klopte, te meer nu zij een in verhouding groot bedrag – NAf 230 – voor zichzelf mocht houden, althans niet hoefde af te geven. Dat is een opvallend grote beloning voor het enkel ontvangen van een bedrag op een rekening en ook dat had bij [gedaagde sub 2] op zijn minst tot twijfel en verder doorvragen moeten leiden. Er kan dus niet worden vastgesteld dat [gedaagde sub 2] het bedrag te goeder trouw heeft ontvangen en doorbetaald, zodat zij gehouden is het op haar rekening gestorte bedrag terug te betalen aan [eiseres]. Er is echter onvoldoende gesteld en gebleken dat [gedaagde sub 2] in een samenwerkingsverband tot deze onttrekkingen van de rekening van [eiseres] is gekomen. Daarom zal zij niet hoofdelijk worden veroordeeld tot terugbetaling van het gehele onttrokken bedrag, maar alleen tot terugbetaling van het door haar ontvangen bedrag. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van het verzoekschrift.
[gedaagde sub 7]
4.7.
De vordering tegen [gedaagde sub 7] zal worden afgewezen. In zijn geval is niet komen vast te staan dat er een bedrag, afkomstig van [eiseres], op zijn rekening is gestort. [gedaagde sub 7] heeft al bij conclusie van antwoord bankafschriften overgelegd waaruit het vermoeden ontstond dat er op zijn rekening niets is gestort. Na de comparitie heeft MCB op verzoek van [gedaagde sub 7] bevestigd dat [gedaagde sub 7] maar één rekening heeft bij MCB en dat er geen bedrag, afkomstig van [eiseres], op de rekening van [gedaagde sub 7] is gestort. Verder heeft MCB, in antwoord op de vraag naar welke rekening het bedrag is overgeboekt, geantwoord dat het bedrag is overgeboekt op een rekening van een derde bij de Caribbean Mercantile Bank (CMB) te Aruba. Daartegenover heeft [eiseres] niet nader gesteld of onderbouwd dat [gedaagde sub 7] desondanks een bedrag van [eiseres] heeft ontvangen. Het gerecht ziet onder de hiervoor genoemde omstandigheden ook geen aanleiding om [eiseres] daartoe alsnog in de gelegenheid te stellen.
[gedaagde sub 10]
4.8. [
gedaagde sub 10] heeft een bedrag van NAf 2.145 ontvangen op zijn rekening, afkomstig van [eiseres]. Ook voor [gedaagde sub 10] geldt dat er geen rechtsgrond bestond voor deze betaling. [eiseres] was [gedaagde sub 10] immers niets verschuldigd. [gedaagde sub 10] heeft een beroep gedaan op artikel 6:204 lid 1 BW. Hij stelt dat hij te goeder trouw was. Het beroep van [gedaagde sub 10] slaagt. In dat verband overweegt het gerecht het volgende.
4.9. [
gedaagde sub 10] heeft diverse what’s app berichten overgelegd waaruit volgt dat hij vanaf augustus 2020 contact had met ‘Ipsos’. Dat contact kwam tot stand naar aanleiding van een advertentie van ‘Ipsos’ voor mystery shoppers op Facebook. Uit de whats’app correspondentie volgt dat het contact is voorzien van het bestaande Ipsos logo. Vanuit ‘Ipsos’ zijn aan [gedaagde sub 10] allerlei vragen gesteld en is hem de werkwijze van het mystery shoppen uitgelegd. [gedaagde sub 10] diende na een opdracht een vragenlijst in te vullen en terug te sturen aan ‘Ipsos’. Vervolgens werd er rond 20 januari 2020 vanuit ‘Ipsos’ contact gelegd met [gedaagde sub 10] voor het uitvoeren van een opdracht. Bij het afronden daarvan zou [gedaagde sub 10] een vergoeding ontvangen van
$ 200. ‘Ipsos’ heeft [gedaagde sub 10] geappt toen het geld was gestort. Op dat moment was het saldo van [gedaagde sub 10] vermeerderd met het afgesproken bedrag. Daarna is hij op aanwijzing van ‘Ipsos’ voor een bedrag van NAf 1.750 (tegoed)kaarten gaan kopen bij verschillende winkels. Ook heeft hij de door ‘Ipsos’ gestuurde vragenlijsten ingevuld en geretourneerd. Onder die omstandigheden is het [gedaagde sub 10] niet toe te rekenen dat hij van het ontvangen bedrag een bedrag van NAf 1.750 heeft uitgegeven en (dus) niet meer kan terugbetalen aan [eiseres].
4.10.
Door [eiseres] is nog aangevoerd dat [gedaagde sub 10] had kunnen en moeten zien dat het geld helemaal niet afkomstig was van Ipsos. Daarvoor heeft [gedaagde sub 10] echter een plausibele en onderbouwde verklaring gegeven. Hij heeft gesteld, en dat kan ook worden afgeleid uit de what’s app berichten, dat hij onderweg was toen hij een app kreeg van ‘Ipsos’ dat het bedrag was gestort. Vervolgens heeft hij (enkel) zijn saldo gecheckt en vastgesteld dat het afgesproken bedrag was bijgestort. Vervolgens is hij begonnen met het uitvoeren van de opdracht. Een ander opmerkelijk gegeven is het feit dat [gedaagde sub 10] de (tegoed)kaarten moest openkrassen van ‘Ipsos’ en foto’s daarvan naar ‘Ipsos’ moest appen. Dat is, in het licht van zijn opdracht als ‘mystery shopper’ opmerkelijk en had bij [gedaagde sub 10] de alarmbellen moeten laten afgaan. Echter, op dat moment had hij het geld al (te goeder trouw) uitgegeven aan de kaarten. [gedaagde sub 10] zal wel worden veroordeeld tot terugbetaling van het bedrag dat hij als vergoeding heeft ontvangen, NAf 360. Dat heeft [gedaagde sub 10] ook (steeds) aangeboden.
proceskosten
4.11.
De niet verschenen gedaagden zullen als de in het ongelijk te stellen partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. [eiseres] heeft bij verzoekschrift verzocht gedaagden te veroordelen in de daadwerkelijk gemaakte kosten. Dat verzoek zal worden afgewezen, alleen al omdat deze kosten niet zijn gespecificeerd. Er wordt bij de kostenveroordeling aangesloten bij het gebruikelijke liquidatietarief. Deze kosten worden aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 1.846,76
griffierecht NAf 750
beslagkosten NAf 5.287,16
salaris gemachtigde
NAf 3.750 (3 punten x tarief 5 (NAf 1.250) +
totaal: NAf 11.633,92
4.12. [
gedaagde sub 2] zal alleen worden veroordeeld in de ten opzichte van haar gemaakte kosten. Deze kosten worden aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 393
griffierecht NAf 75 (1/10e deel van het griffierecht)
beslagkosten NAf 381,94
salaris gemachtigde
NAf 375 (1/10e deel van het salaris) +
totaal: NAf 1.224,94
4.13. [
eiseres] wordt in de proceskosten van [gedaagde sub 7] veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde sub 7] tot op heden begroot op NAf 3.750 voor salaris gemachtigde.
4.14.
De proceskosten ten aanzien van [gedaagde sub 10] zullen worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagden;
5.2.
wijst de vordering tegen [gedaagde sub 7] af;
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4], [gedaagde sub 5], [gedaagde sub 6], [gedaagde sub 8] en [gedaagde sub 9] hoofdelijk tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van NAf 42.729,21, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 2] tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van NAf 1.730, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.5.
veroordeelt [gedaagde sub 10] tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van NAf 360, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.6.
veroordeelt [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4], [gedaagde sub 5], [gedaagde sub 6], [gedaagde sub 8] en [gedaagde sub 9] hoofdelijk in de proceskosten van [eiseres], aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op NAf 11.633,92, bij uitblijven van betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de uitspraak van dit vonnis;
5.7.
veroordeelt [gedaagde sub 2] in de proceskosten van [eiseres], aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op NAf 1.224,94, bij uitblijven van betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de uitspraak van dit vonnis;
5.8.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde sub 7], aan de zijde van [gedaagde sub 7] tot op heden begroot op NAf 3.750;
5.9.
compenseert de proceskosten in de zaak tegen [gedaagde sub 10] in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.11.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock , rechter, en op 9 januari 2023 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.