ECLI:NL:OGEAC:2023:192

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
CUR202302392
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over verblijf en omgangsregeling van minderjarige tussen ouders

In deze zaak heeft de vader een kort geding aangespannen tegen de moeder over het verblijf van hun minderjarige kind. De vader vordert dat de moeder de minderjarige binnen 24 uur aan hem afstaat en dat de minderjarige voorlopig bij hem verblijft totdat er in de bodemprocedure een definitieve regeling is getroffen. De moeder heeft verweer gevoerd tegen deze vorderingen. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 augustus 2023, waarbij de vader met zijn gemachtigde en de moeder via videoverbinding aanwezig waren. De vader heeft de minderjarige erkend, maar de moeder heeft het gezag over het kind. Sinds medio juni 2023 heeft de vader geen contact meer met de minderjarige, die toen bij de moeder is gaan wonen. De vader heeft ook een verzoekschrift ingediend in de bodemprocedure om gezamenlijk gezag en een zorgregeling te verzoeken.

De rechter heeft overwogen dat de vader geen blokkaderecht toekomt, omdat de moeder de minderjarige zonder voorafgaande afspraken heeft weggehaald bij de vader. De rechter heeft vastgesteld dat de moeder in strijd heeft gehandeld met haar verplichting om de band tussen de minderjarige en de vader te bevorderen. De rechter heeft besloten dat de omgang tussen de vader en de minderjarige zo snel mogelijk moet worden hervat, maar heeft de afgifte van de minderjarige aan de vader afgewezen, omdat de moeder openstaat voor omgang en de huidige situatie niet in het belang van het kind zou zijn. De rechter heeft een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige om de week bij de vader verblijft en de vader ook doordeweeks omgang heeft. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202302392
Vonnis in kort geding van 17 augustus 2023
inzake:
[EISER],
wonende in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. M.J. Eisden,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna de vader en de moeder worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 31 juli 2023 heeft de vader een verzoekschrift in kort geding met producties ingediend.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen de vader met zijn gemachtigde, de moeder via een videoverbinding en […] van de voogdijraad. De gemachtigde van de vader heeft pleitnotities overgelegd en voorgedragen.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De vader (1988) en de moeder (1999) hebben een affectieve relatie gehad. Op [datum] 2022 is in Curaçao uit de moeder geboren de minderjarige […].
2.2.
De vader heeft de minderjarige erkend. De moeder is van rechtswege belast met het gezag over de minderjarige.
2.3.
Sinds in ieder geval mei 2022 tot medio juni 2023 verbleef de minderjarige doordeweeks bij de vader en in de weekenden bij grootmoeder moederszijde, waar de moeder de minderjarige elk weekend zag. Sinds medio juni 2023 woont de minderjarige bij de moeder en is er geen contact tussen de vader en de minderjarige.
2.4.
De vader heeft, gelijktijdig met het indienen van het verzoekschrift in kort geding, een verzoekschrift in de bodemprocedure ingediend. Hierin verzoekt hij om gezamenlijk met de moeder belast te worden met het ouderlijk gezag over de minderjarige en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen. Voorts verzoekt de vader vaststelling van een zorgregeling en kinderalimentatie. De mondelinge behandeling in de bodemzaak staat gepland op 19 september 2023.

3.De vorderingen

3.1.
De vader vordert, samengevat:
  • de moeder te veroordelen om de minderjarige binnen 24 uur na dit vonnis aan de vader af te geven, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
  • te bepalen dat de minderjarige voorlopig haar feitelijke verblijfplaats bij de vader zal hebben totdat in de bodemzaak is beslist en de moeder te verbieden zolang wijziging aan te brengen in de verblijfplaats met de minderjarige;
  • te bepalen dat de vader voorlopig zal zijn belast met de zorg over de minderjarige totdat in de bodemprocedure over een langdurige regeling is beslist;
  • een omgangsregeling vaststellen, waarbij de minderjarige om de week van vrijdag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur bij de moeder zal verblijven.
3.2.
De moeder voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, worden ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de gevraagde voorziening. De vader heeft sinds medio juni 2023 geen contact met de minderjarige en het kan niet van hem worden gevergd dat hij de beslissing in de bodemprocedure afwacht.
Blokkaderecht?
4.2.
De vader voert aan dat hem het blokkaderecht zoals bedoeld in artikel 1:253s lid 1 BW toekomt. Artikel 1:253s lid 1 BW bepaalt dat de gezagdragende ouder van een minderjarige die met instemming van die gezagdragende ouder gedurende ten minste een jaar door een ander (als behorende tot het gezin) is verzorgd en opgevoed, slechts met toestemming van die ander een wijziging in de plaats van verzorging en opvoeding van de minderjarige kan brengen.
4.3.
Niet in geschil is dat de vader de minderjarige ten minste een jaar als tot zijn gezin behorende heeft verzorgd en opgevoed. De moeder heeft echter onbetwist de omstandigheden geschetst waaronder de moeder de woning van de vader destijds heeft verlaten. Er was sprake van een geweldsincident tussen partijen en een postnatale depressie bij de moeder. Nadat de moeder haar opleiding had afgerond en eigen woonruimte heeft betrokken, heeft zij de vader bericht dat de minderjarige weer bij haar kon komen wonen, waarna zij de minderjarige de volgende dag – na het uitblijven van een reactie van de vader – heeft opgehaald van de opvang. Onder die omstandigheden kan in dit kort geding niet zonder meer worden aangenomen dat er sprake was van instemming door de moeder zoals bedoeld in artikel 1:253s BW en dus van een blokkaderecht van de vader.
Verplichting bevorderen band met de andere ouder
4.4.
Op grond van artikel 1:247 BW omvat het ouderlijk gezag de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarige kind te verzorgen en op te voeden. Hieronder wordt mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Ook omvat dit op grond van lid 3 de verplichting om de ontwikkeling van de banden van het kind met de andere ouder te bevorderen.
4.5.
Het gerecht is van oordeel dat de moeder in strijd heeft gehandeld met het gezagsrecht door zonder voorafgaande afspraken over de omgang te maken de minderjarige zo plotseling bij de vader weg te halen, als gevolg waarvan er nu al zo’n twee maanden geen omgang is. Op grond van artikel 8 EVRM is de rechter in zodanig geval gehouden alle in het gegeven geval gepaste maatregelen te nemen om de met het gezag belaste ouder ertoe te bewegen alsnog medewerking te verlenen aan omgang tussen het kind en de andere ouder.
Geen afgifte
4.6.
Het gerecht is van oordeel dat afgifte van de minderjarige aan de vader in dit kort geding en bij de huidige stand van zaken een te verstrekkende maatregel is, omdat de moeder - die het gezag heeft - openstaat voor omgang tussen de vader en de minderjarige. Daarbij komt dat gebleken is dat de vader doordeweeks en in de weekenden werkt. Niet gesteld of gebleken is ten slotte dat de minderjarige het niet goed zou hebben bij de moeder, die bovendien meer tijd heeft voor de verzorging en opvoeding.
Wel omgang
4.7.
Wel acht het gerecht het van belang dat de omgang tussen de vader en de minderjarige, zeker gelet op haar jonge leeftijd, zo snel mogelijk wordt hervat. Hierbij wordt opgemerkt dat gesteld noch gebleken is dat de minderjarige het bij de vader niet goed heeft gehad of zal hebben. Het is partijen niet gelukt om over de omgang afspraken te maken tijdens de mondelinge behandeling en geen van partijen doet een concreet en haalbaar voorstel. De moeder stelt omgang in de weekenden voor, maar de vader stelt dat hij dan moet werken (losse klusjes). Doordeweeks werkt de vader ook van 06.00 uur ’s ochtends tot 15.00 uur in de middag. De moeder werkt op oproepbasis doordeweeks en zal de minderjarige op dagen dat zij werkt naar de crèche brengen. De vader kan de minderjarige op doordeweekse dagen niet naar de crèche brengen omdat dit niet haalbaar is met zijn werk. Daarbij wonen partijen niet op geringe afstand van elkaar (de moeder in Bandabou en de vader in Montaña). De crèche ligt in Brievengat. Het gerecht zal gelet op het voorgaande een voorlopige omgangsregeling bepalen die het meest in het belang van de minderjarige voorkomt en praktisch haalbaar lijkt, tot in de bodemprocedure over de omgang wordt beslist of partijen daarover afspraken maken. Het gerecht onder meer bepalen dat de weekenden worden verdeeld. In zoverre sluit deze regeling aan op de door de vader voorgestelde regeling.
De proceskosten
4.8.
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd.

5.De beslissing in kort geding

Het gerecht:
5.1.
bepaalt dat de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige voorlopig als volgt zal zijn en veroordeelt de moeder daaraan haar volledige medewerking te geven:
de weekenden
  • de minderjarige verblijft voor de eerste maal het weekend van 25 augustus 2023 en vervolgens om het weekend van vrijdag na het werk van de vader tot zondag 18.00 uur bij de vader.
  • (uitvoering:) de vader haalt de minderjarige op ‘zijn’ weekenden op vrijdag tussen 15.00 en 15.45 op bij de crèche (als de moeder moet werken), of bij de moeder thuis te [adres] (als zij niet moet werken), en de vader brengt de minderjarige op zondag tussen 17.00 en 18.00 weer terug bij de moeder thuis.
door de week
  • de vader heeft met ingang van 21 augustus 2023 wekelijks op één doordeweekse dag omgang met de minderjarige na het werk van de vader tot 18.00 uur diezelfde dag.
  • (uitvoering 1:) de moeder moet de vader elke zondag vóór 17:00 uur per whatsapp laten weten op welke dagen in die komende week de minderjarige naar de crèche gaat, waarna partijen per whatsapp afspreken welke dag de vader de minderjarige bij de crèche zal ophalen. De vader haalt de minderjarige dan op die afgesproken dag op bij de crèche tussen 15.00 en 15.45 uur en brengt haar diezelfde dag tussen 17.00 en 18.00 bij de moeder thuis.
  • (uitvoering 2:) Als het partijen niet lukt om in onderling overleg een doordeweekse dag af te spreken, geldt dat de vader op woensdag omgang heeft met de minderjarige, waarbij hij haar na zijn werk tussen 15.00 en 15.45 uur ophaalt bij de crèche of bij de moeder thuis en haar diezelfde dag tussen 17.00 en 18.00 bij de moeder thuis brengt.
5.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en op 17 augustus 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. S. Stolk.