ECLI:NL:OGEAC:2023:25

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
CUR202300308
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De rechtmatigheid van het vangen van zwerf- en loslopende honden door de Dierenbescherming in Curaçao

In deze zaak staat centraal of de Dierenbescherming haar voornemen om zwerf- en loslopende honden te vangen, mag uitvoeren. De stichting FEED FRIENDS FOUNDATION en andere stichtingen hebben een kort geding aangespannen tegen de Dierenbescherming, omdat zij van mening zijn dat deze acties in strijd zijn met de nieuwe Landsverordening dierenwelzijn die op 1 januari 2023 in werking is getreden. Het gerecht oordeelt dat de Dierenbescherming niet onrechtmatig handelt door honden te vangen. De Dierenbescherming is niet verantwoordelijk voor de uitvoering van de Landsverordening, dat ligt bij andere instanties zoals het ministerie van GMN en de politie. De Dierenbescherming heeft wel de taak om gevangen honden te beheren en te zorgen voor hun welzijn. De vorderingen van de stichtingen worden afgewezen, omdat de Dierenbescherming zich aan de wettelijke bepalingen houdt en de vorderingen niet gericht zijn tegen haar verantwoordelijkheden. Het gerecht benadrukt dat de Dierenbescherming een belangrijke rol speelt in het reguleren van de populatie zwerfhonden en dat de vangactie niet in strijd is met de Landsverordening. De stichtingen worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202300308
Vonnis in kort geding van 28 februari 2023
in de zaak van

1.de stichting FEED FRIENDS FOUNDATION,

gevestigd in Curaçao,

2. de stichting RESCUE PAWS CURACAO FOUNDATION,

gevestigd in Curaçao,

3. de stichting STICHTING DIERENHULP NEDERLAND,

gevestigd in Nederland,

4. de stichting TES DOG FOUNDATION,

gevestigd in Curaçao,
eiseressen,
gemachtigde: mr. J.H. Schmitz,
tegen
de stichting STICHTING DIERENBESCHERMING CURAÇAO,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: […].
Partijen zullen hierna Feed Friends, Rescue Paws, Dierenhulp en Tes (gezamenlijk: de stichtingen) en de Dierenbescherming worden genoemd.
Samenvatting
In deze zaak gaat het in de kern om de vraag of de Dierenbescherming haar voornemen om zwerf- en loslopende honden die zich op straat bevinden te vangen, mag uitvoeren. Daarnaast gaat het om de vraag of – en in hoeverre - de Dierenbescherming uitvoering moet geven aan bepalingen die zijn opgenomen in de nieuwe Landsverordening dierenwelzijn van januari 2023.
Het gerecht oordeelt dat de Dierenbescherming niet onrechtmatig handelt als zij zwerf- en loslopende honden vangt of laat vangen. Ook oordeelt het gerecht dat de Dierenbescherming niet de instantie is die de bepalingen uit de Landsverordening zelfstandig dient uit te voeren en vorm te geven. Dat betekent dat de Dierenbescherming ook niet bevolen kan worden om maatregelen te nemen (of zich te onthouden van maatregelen) die niet aan haar zijn opgedragen. De slotsom is dat de vorderingen van de stichtingen worden afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift, op 1 februari 2023 ingediend;
  • de mondelinge behandeling op 14 februari 2023;
  • de pleitnotities van de Dierenbescherming.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Feed Friends heeft als doel het landelijk coördineren, organiseren en registreren van het voeren van zwerfhonden en het ertoe leiden dat de honden benaderbaar worden, waardoor sterilisatie dan wel castratie mogelijk wordt. Rescue Paws heeft als doel het laten afnemen van de populatie zwerfhonden, en zij probeert dat doel te bereiken door -onder meer- het aanbieden van sterilisatie en castratie, de begeleiding van hondeneigenaren, het plaatsen van honden in fostercare of bij geschikte eigenaren en het bieden van (medische) verzorging van zwerfhonden. Dierenhulp heeft als doel het bieden van financiële en materiële hulp ten behoeve van dieren, waarbij de focus in Curacao ligt op sterilisatie en castratie van honden. Tes heeft een soortgelijke doelstelling, waarbij (ook) sterilisatie en castratie van honden een van de voornaamste doelen is, naast het bieden van hulp aan verwaarloosde honden en hulp aan de eigenaren van honden.
2.2.
De Dierenbescherming heeft als doel alles te doen wat in het belang is van de dieren en het dierenleven op Curacao, onder meer door dieren te beschermen, tegen mishandeling van dieren te waken, ongeneeslijke zieke dieren zo spoedig mogelijk uit hun lijden te verlossen en de beginselen van de dierenbescherming meer ingang te doen vinden, welke doelen onder meer worden verwezenlijkt door het geven van voorlichting en het tot stand brengen en exploiteren van dierenasiels, poliklinieken voor dieren en een dierenambulance.
2.3.
Per 1 januari 2023 is de Landsverordening dierenwelzijn in werking getreden.
2.4.
De Dierenbescherming heeft op 11 januari 2023 via (sociale) media een dringende oproep gedaan aan de bevolking om haar te helpen met het van straat verwijderen van honden en/of katten. De daarvoor in aanmerking komende personen dienen voorafgaand daaraan een korte cursus/opleiding te volgen. Er staat een beloning tegenover.

3.De vorderingen en de standpunten van partijen

3.1.
De stichtingen vorderen – samengevat – dat het gerecht de Dierenbescherming:
verbiedt om te handelen in strijd met de wettelijke voorschriften van de Landsverordening;
gebiedt om met spoed een database voorhanden te hebben waarin ook gechipte dieren vermeld kunnen worden;
gebiedt om de termijn van 24 maanden te respecteren, die houders van dieren gegund is om tot chippen over te gaan;
gebiedt om houders van honden een ruime termijn te gunnen waarbinnen zij in staat worden gesteld hun erf af te scheiden;
verbiedt om katten te vangen;
gebiedt om af te zien van de aangekondigde vang- en inslaapacties;
gelast de in gang gezette werving van vangers te beëindigen;
gebiedt om in al haar voorlichtingsmateriaal, publicaties en via social media duidelijk te maken dat er een onderscheid is in ‘straathonden’ en ‘zwerfhonden’ en dit tevens kenbaar te maken aan het CTB;
gebiedt om haar sanctuary met spoed volledig gebruiksklaar te maken voor de opvang van honden.
3.2.
De stichtingen stellen zich op het standpunt dat de door de Dierenbescherming aangekondigde acties in strijd zijn met de Landsverordening dierenwelzijn. Bovendien maakt de Dierenbescherming ten onrechte geen onderscheid tussen straathonden en zwerfhonden en stelt zij dat er ongeveer 6.000 honden zijn, terwijl dit aantal vermoedelijk veel lager ligt. Een groot deel van de honden is gezond en gesteriliseerd, zodat het vangen en mogelijk doden van deze honden kapitaalvernietiging is. Het is daarnaast aan de Dierenbescherming zelf te wijten dat zij nog niet beschikt over een acceptabele sanctuary voor de opvang van gevangen honden. De Dierenbescherming zou eerst meer aandacht moeten besteden aan voorlichting aan de eigenaren van honden en aan de samenleving in het algemeen, ook als het gaat om de omheining van de erven en het chippen van honden.
3.3.
De Dierenbescherming heeft daartegen aangevoerd dat de problematiek van de loslopende honden en zwerfhonden, ondanks alle goede bedoelingen van de overheid, de Dierenbescherming en de stichtingen, niet is op te lossen met de beperkte middelen die er nu zijn. Hoewel de Dierenbescherming slechts een beperkte rol heeft als het gaat om de implementatie van de Landsverordening dierenwelzijn, wordt zij wel door allerlei instanties, zoals het ministerie van GMN, het openbaar ministerie, de politie en het vliegveld benaderd om iets te doen aan de problemen. Het asiel krijgt dagelijks tientallen honden en katten aangeboden en ook de opvangen van de stichtingen zitten vol, waardoor zij dieren doorsturen naar de Dierenbescherming. Het probleem is onhoudbaar en daarom moeten er maatregelen worden genomen, ook als die maatregelen heel vervelend zijn. Het is niet het doel van de Dierenbescherming om de gevangen honden te laten inslapen. Het eerste doel is sterilisatie en het vinden van een goede plek voor gezonde honden, voor zover deze honden niet binnen de daarvoor gegeven termijn worden opgehaald. Pas als dat niet lukt is plaatsing in de sanctuary of het laten inslapen van honden aan de orde. De Dierenbescherming houdt zich daarbij aan de Landsverordening dierenwelzijn.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader ingegaan.

4.De beoordeling

het doel en de werkwijze van de stichtingen en de Dierenbescherming
4.1.
Zowel de stichtingen als de Dierenbescherming hebben het overkoepelende doel om zo goed mogelijk zorg te dragen voor het welzijn van dieren, waarbij de stichtingen zich met name richten op honden. Zij beogen dat doel ook grotendeels op dezelfde wijze te bereiken, door sterilisatie en castratie van honden, door opvang en door voorlichting. Alle partijen lopen daarbij tegen grenzen aan. Partijen zijn het erover eens dat, alle goede bedoelingen ten spijt, de hoeveelheid loslopende- en zwerfhonden nog zodanig is dat kan worden gesproken van een problematische situatie. Daar komt bij dat ook de opvang van de stichtingen vol is en dat de stichtingen en de Dierenbescherming elkaar dus over en weer in dat opzicht ook niet kunnen helpen.
4.2.
Zowel de stichtingen als de Dierenbescherming zijn particuliere organisaties die (grotendeels) draaien op de (financiële) steun van donateurs en vrijwilligers. De Dierenbescherming ontving vanuit het Land een bijdrage/subsidie die erin voorzag dat de Dierenbescherming het salaris en bijkomende kosten van één diereninspecteur kon voldoen. Met de invoering van de Landsverordening dierenwelzijn is aan aparte subsidie toegekend voor de kosten van extra diereninspecteurs.
de aanleiding voor de ingestelde vorderingen
4.3.
De aanleiding voor dit kort geding is de door de Dierenbescherming aangekondigde actie om loslopende- en zwerfhonden te gaan vangen. De stichtingen stellen dat de Dierenbescherming daarmee onrechtmatig, althans in strijd met de Landsverordening dierenwelzijn handelt. In dat verband is het wettelijk kader relevant.
wettelijk kader
Landsverordening dierenwelzijn
4.4.
In de Landsverordening dierenwelzijn zijn diverse bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de verzorging van honden en de wijze waarop honden dienen te worden gehouden. De Dierenbescherming is eveneens in de Landsverordening opgenomen en heeft daarin een aantal taken opgedragen gekregen. De voor deze procedure relevante bepalingen luiden als volgt:
Artikel 2
1.
De intrinsieke waarde van het dier wordt erkend.
2.
Onder erkenning van de intrinsieke waarde (…) wordt verstaan erkenning van de eigenwaarde van dieren, zijnde wezens met gevoel, die tevens zorg behoeven.
3.
(…)
Artikel 3
Bij het stellen van regels bij of krachtens deze landsverordening en het nemen van op die regels gebaseerde besluiten, wordt ten volle rekening gehouden met de gevolgen die deze regels of besluiten hebben voor de intrinsieke waarde van het dier, onverminderd andere gerechtvaardigde belangen. Daarbij wordt er in elk geval in voorzien dat de inbreuk op de integriteit of het welzijn van dieren, verder dan redelijkerwijs noodzakelijk, wordt voorkomen en dat de zorg die de dieren behoeven is verzekerd.
Artikel 4
1.
Een houder van dieren neemt zorg in acht voor de dieren die hij houdt.
2.
(…)
3.
(…)
4.
Indien de zorg aan een hulpbehoevend dier (…) niet zelf geboden kan worden, wordt het dier gemeld bij de Dierenbescherming.
Artikel 6
1.
De houder van een hond is verplicht om de hond te allen tijde binnen de grenzen van zijn erf te houden, tenzij hij de hond aangelijnd of onder zijn begeleiding of de begeleiding van een door hem aan te wijzen derde buiten zijn erf brengt.
2.
(…)
Artikel 10
1.
Degene die een zwervende of loslopende hond die op de openbare weg of een andere voor hem rechtmatig toegankelijke plaats aantreft, kan te allen tijde de hond vangen en onmiddellijk overbrengen naar de plaats van bewaring, bedoeld in artikel 11.
2.
Gevangen honden als bedoeld in het eerste lid, die naar het oordeel van het hoofd van de Veterinaire Dienst, gegrond op een daartoe strekkend schriftelijk advies van een dierenarts, geen dierwaardig leven meer kunnen leiden, worden onmiddellijk en pijnloos ingeslapen.
3.
(…)
Artikel 11
1.
Een gevangen hond, bedoeld in artikel 10, eerste lid, wordt zeven dagen in bewaring gehouden, binnen welke termijn de houder van de hond de hond terug kan krijgen tegen betaling aan de beheerder van een bedrag, berekend op de wijze als beschreven in het tweede lid.
2.
Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend naar een tarief van NAf 10,- per dag of gedeelte daarvan waarop de hond in bewaring is geweest, vermeerderd met de eventuele kosten gemaakt voor veterinaire behandeling van de hond.
3.
(…)
4.
De Dierenbescherming is beheerder van de plaats waar de bewaring bedoeld in het eerste lid plaatsvindt.
5.
De minister kan een andere rechtspersoon met een aan dat van de Dierenbescherming aanverwant doel als beheerder van een andere plaats van bewaring aanwijzen (…)
6.
Na het verstrijken van de termijn, genoemd in het eerste lid, kan de hond die niet door de houder is opgevraagd of waarvoor het bedrag, bedoeld in het eerste lid, niet is voldaan, ter adoptie worden gegeven of kan de beheerder op andere wijze over de hond beschikken.
Artikel 14
1.
De houder van een hond is verplicht het dier binnen zeven weken na de geboorte dan wel het binnen Curaçao brengen, te identificeren met een ISO-chip.
2.
(…)
Artikel 15
1.
Een houder registreert het dier waarvoor ingevolge artikel 14 de identificatieplicht geldt, binnen acht weken na de geboorte of het binnen Curacao brengen in een databank.
2.
(…)
6. De databank, bedoeld in het eerste lid, wordt door de Dierenbescherming beheerd. Eenieder, die daarbij een redelijk belang heeft, krijgt daarin inzage. De Dierenbescherming kan voor iedere inzage een vergoeding rekenen ter dekking van de kosten.
Artikel 43
Indien een hond op het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening zich reeds in Curacao bevindt en op dat tijdstip ouder is dan zeven weken, zijn de artikel 14 en 15, 24 maanden na inwerkingtreding van deze landsverordening van toepassing op de houder van die hond.
Hondenverordening 1947
4.5.
Ver voorafgaand aan de Landverordening dierenwelzijn is de “Landsverordening van 12 december 1947, tot intrekking van de Hondenverordening 1946 en tot vrijstelling van nieuwe maatregelen om de overlast te keer gaan, die aan de ingezetenen van Curacao wordt veroorzaakt door honden” (hierna: Hondenverordening 1947) ingevoerd. Daarin stond, voor zover relevant, onder meer:
Artikel 1
Houders van honden zijn verplicht te zorgen, dat deze honden tussen tien uur des avonds en vijf uur des morgens door aanhoudend blaffen, huilen of janken of het maken van enig ander hinderlijk geluid geen overlast of hinder aan de omgeving veroorzaken.
Artikel 2
Honden, die niet zijn voorzien van een geldig belastingteken en die op de openbare weg, op een voor een ieder toegankelijk particulier terrein of op een daardoor door de rechthebbende voor de Politie toegankelijk gesteld erf in het stadsdistrict of (…) aan te wijzen bebouwde kommen buiten het stadsdistrict van de verschillende eilanden worden aangetroffen, kunnen te allen tijde door of vanwege de Politie worden gevangen.
Honden, die zich tussen tien uur des avonds en zes uur des morgens zonder toezicht op de hierboven genoemde plaatsen bevinden, kunnen door of vanwege de Politie worden gevangen.
De gevangen honden worden ten hoogste tien dagen in bewaring gehouden, binnen welke termijn de houders deze honden terug kunnen verkrijgen, tegen betaling van een nader te bepalen bedrag voor onderhoudskosten, (…).
Na verkrijging van bovenbedoelde termijn van 10 dagen, worden de honden afgemaakt.
de beoordeling van de ingestelde vorderingen
4.6.
Uit de hiervoor opgenomen bepalingen volgt allereerst, zoals ook door de Dierenbescherming is aangevoerd, dat zij niet verantwoordelijk is voor de implementatie van de Landsverordening. Dat ligt op de weg van het ministerie van GMN, politie en justitie. Voor zover sprake is van niet aan de Dierenbescherming opgedragen taken kunnen de vorderingen al om die reden niet worden toegewezen.
de vorderingen onder c., d. h. en i
4.7.
De vordering onder c. zal worden afgewezen. Het is niet een taak van de Dierenbescherming om toe te zien op het al dan niet chippen van honden. Zoals hiervoor onder 4.6. al is geoordeeld, is dat niet een aan de Dierenbescherming opgedragen taak. De Dierenbescherming heeft daarnaast uitdrukkelijk te kennen gegeven dat zij bekend is met de overgangsbepaling wat betreft het chippen en dat deze wordt gerespecteerd, zodat ook in dat opzicht geen belang bestaat bij toewijzing van de vordering.
4.8.
Onder d. hebben de stichtingen gevorderd dat de Dierenbescherming wordt geboden om houders van honden een ruime termijn te gunnen waarbinnen zij in staat worden gesteld hun erf af te scheiden. Ook voor deze vordering geldt dat deze niet kan worden gericht tegen de Dierenbescherming. De Dierenbescherming gaat niet over de handhaving van de Landsverordening dierenwelzijn op dit punt.
4.9.
Met de vorderingen onder h. en i. beogen de stichtingen invloed uit te oefenen op de wijze waarop de Dierenbescherming haar doelen verwezenlijkt. Daarvoor bestaat geen (wettelijke) grondslag. De Dierenbescherming is een zelfstandige, particuliere stichting die haar eigen keuzes mag maken als het gaat om het geven van voorlichting en het besteden van aan haar ter beschikking gesteld geld. Afgezien daarvan blijkt uit de Landsverordening dierenwelzijn dat het onderscheid tussen loslopende honden en zwerfhonden voldoende duidelijk is. Wat betreft de sanctuary heeft de Dierenbescherming aangevoerd dat deze grotendeels af is, maar dat de Dierenbescherming daarbij (ook) afhankelijk is van derde partijen.
de vordering onder b
4.10.
Eén van de (wel) aan de Dierenbescherming opgedragen taken is het beheren van de databank als bedoeld in artikel 15 van de Landsverordening dierenwelzijn. Ter zitting heeft de Dierenbescherming in dat verband opgemerkt dat deze database zo goed als af is. Het is de bedoeling dat deze begin maart 2023 beschikbaar is. Er bestaat daarom geen belang bij de toewijzing van de vordering onder b. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat de Dierenbescherming de invoering van de database (moedwillig) vertraagt. Alle partijen, ook de Dierenbescherming, hebben juist belang bij deze database, omdat de eigenaren van (loslopende) honden dan gemakkelijker kunnen worden opgespoord.
de vorderingen onder a., e., f. en g
4.11.
Daarmee komt het gerecht toe aan de vorderingen die (rechtstreeks) zien op de door de Dierenbescherming aangekondigde vangactie. De stichtingen zijn met name tegen deze vangactie omdat het er in de praktijk op neer zal komen dat een deel van de gevangen honden zal worden ingeslapen. De stichtingen vinden dat onverantwoord en pleiten er om die reden voor dat de Dierenbescherming de vangactie staakt.
4.12.
Zoals hiervoor al is overwogen onderkennen alle partijen dat er sprake is van een problematische situatie. Zo heeft de Dierenbescherming ter zitting aangevoerd dat het asiel overvol is. Ook vanuit de stichtingen worden dieren aangeboden, als hun eigen opvang vol is. Geen van de organisaties wil gezonde dieren laten inslapen en dat hardop moeten uitspreken. Omdat de Dierenbescherming in de Landsverordening een aantal taken opgelegd heeft gekregen, waaronder de bewaring en het beschikken over de gevangen honden, is zij echter wel de organisatie die met name voor die (ondankbare) taak wordt gesteld. Ook is de Dierenbescherming de organisatie die (met name) door overheidsinstanties en het toeristenbureau wordt benaderd om het hondenprobleem op te lossen.
4.13.
De Dierenbescherming beoogt met de vangactie om het probleem van de loslopende- en zwerfhonden te reguleren. Daarvoor geschikte mensen krijgen een korte opleiding om op een verantwoorde manier honden te vangen, waarbij zij ook een shirt van de Dierenbescherming dragen en dus als zodanig herkenbaar en te benaderen zijn. Vervolgens is het doel om de honden te steriliseren en binnen de bewaartermijn terug te geven aan de eigenaar van de honden, voor zover deze zich meldt. Voor zwerfhonden en loslopende honden die niet door de eigenaar worden opgehaald geldt dat eerst wordt geprobeerd om deze honden ter adoptie aan te bieden, of hen (tijdelijk) te laten verblijven in de sanctuary. Voor zover dat niet lukt, of deze vol is, worden de dieren (pijnloos) ingeslapen.
4.14.
Deze (voorgenomen) werkwijze van de Dierenbescherming is niet in strijd met de Landsverordening dierenwelzijn en er bestaat daarom geen aanleiding om de Dierenbescherming te verbieden de vangactie uit te voeren. Uit de hiervoor opgenomen wettelijke bepalingen volgt verder dat de mogelijkheid van het vangen van honden die zich op de openbare weg bevinden ook onder de oude Hondenverordening mogelijk was. Dat wordt ook door beide partijen onderkend. De stichtingen stellen zich in dat verband op het standpunt dat de Dierenbescherming nooit gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden die de Hondenverordening bood. Afgezien van de vraag of dat zo is, betekent dat in ieder geval niet dat de Dierenbescherming (daarom) nu geen gebruik zou mogen maken van de mogelijkheden van de ingevoerde Landsverordening dierenwelzijn.
4.15.
Er is daarnaast niet aannemelijk geworden dat de Dierenbescherming voornemens is om in strijd te handelen met bepaalde bepalingen uit de Landsverordening dierenwelzijn. Ter zitting heeft de Dierenbescherming (nogmaals) benadrukt dat de termijn voor het bewaren van de honden zal worden gerespecteerd. Voldoende aannemelijk is geworden dat een rondgaand bericht op social media dat dat niet het geval zou zijn, berust op een misvatting. De slotsom is dat de vorderingen van de stichtingen zullen worden afgewezen.
4.16.
De stichtingen zullen als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van de Dierenbescherming, die zonder advocaat heeft geprocedeerd, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

5.De beslissing

Het gerecht:
rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt de stichtingen in de proceskosten, aan de zijde van de Dierenbescherming tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, en op 28 februari 2023 in het openbaar uitgesproken.