In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben de vader en de moeder, beiden wonend in Curaçao, een verzoek ingediend tot wijziging van het gezag over hun minderjarige kind, geboren in 2018. De vader, die de minderjarige heeft erkend, verzoekt om alleen met het gezag over het kind te worden belast, omdat de moeder tijdelijk naar Jamaica moet vertrekken om haar documenten op orde te brengen. De vader blijft in Curaçao en heeft plannen om met de minderjarige naar Nederland te reizen, met de bedoeling het gezin daar te herenigen.
De rechter heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat een vader die nooit gezamenlijk gezag heeft uitgeoefend, het gerecht kan verzoeken om hem alleen met het gezag te belasten. Echter, de rechter oordeelt dat het in het belang van de minderjarige niet wenselijk is om het verzoek in te willigen. De ouders hebben een goede verstandhouding en leven in gezinsverband, wat een belangrijke factor is in de beoordeling van het gezag. De praktische bezwaren die de verzoekers hebben, kunnen worden opgelost door gezamenlijk gezag aan te vragen en de benodigde documenten te regelen.
Uiteindelijk wijst de rechter het verzoek af, waarbij de beslissing op 5 oktober 2023 in het openbaar is uitgesproken. De zaak benadrukt het belang van de stabiliteit en het welzijn van het kind in beslissingen omtrent gezag.