ECLI:NL:OGEAC:2023:329

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
CUR202302387
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nabetaling honorarium en schadevergoeding door consultant tegen opdrachtgever

In deze zaak vordert VI-CONSULT N.V. (eiseres) een nabetaling van honorarium en schadevergoeding van FUNDASHON KUIDO DI AMBULANS KÒRSOU (FKAK) (gedaagde). De eiseres heeft van april 2016 tot juni 2019 werkzaamheden verricht voor de gedaagde op basis van een mondelinge overeenkomst van opdracht. Eiseres stelt dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst door haar niet conform de functiewaardering van de functie van financieel manager te vergoeden. Eiseres vordert een bedrag van NAf 157.173,28 aan achterstallig honorarium, vermeerderd met wettelijke rente en incassokosten. Daarnaast vordert eiseres schadevergoeding van NAf 61.653,84, gebaseerd op de ongeldige beëindiging van de overeenkomst door gedaagde.

De gedaagde heeft de overeenkomst op 17 april 2019 opgezegd, met ingang van 17 juni 2019, en heeft de opzegging bevestigd bij brief van 3 mei 2019. Eiseres heeft echter geen recht op de gevorderde nabetaling, omdat de gedaagde het afgesproken loon op basis van 4,5 uur per dag heeft voldaan, zoals overeengekomen in de mondelinge overeenkomst. De rechter oordeelt dat de rechtsverhouding tussen partijen privaatrechtelijk van aard is en dat de gedaagde niet schadeplichtig is voor de opzegging van de overeenkomst. De vorderingen van eiseres worden afgewezen, en eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil worden begroot.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202302387
Vonnis van 11 december 2023
in de zaak van
VI-CONSULT N.V.,gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. K.D. Bertrand,
tegen
FUNDASHON KUIDO DI AMBULANS KÒRSOU (FKAK),
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gevolmachtigde: dhr. A.A. Keli.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 31 juli 2023,
  • de conclusie van antwoord,
  • de mondelinge behandeling van 22 november 2023,
  • de pleitnotities van partijen.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Eiseres heeft van april 2016 tot juni 2019 op basis van een overeenkomst van opdracht werkzaamheden voor gedaagde verricht behorend tot het werkterrein van de financieel manager. De werkzaamheden werden uitgevoerd door [de directeur/eigenaar], die voorafgaand aan zijn pensionering als uitgeleend ambtenaar ook al vergelijkbare werkzaamheden voor gedaagde verrichtte. [De directeur/eigenaar] is directeur/eigenaar van eiseres.
2.2.
De overeenkomst van opdracht is mondeling aangegaan. In oktober 2018 heeft gedaagde een schriftelijke contract opgesteld en getekend. Namens eiseres is dit contract ‘voor ontvangst’ getekend. Het contract vermeldt dat de overeenkomst van opdracht is aangegaan voor de periode 20 april 2016 tot 1 maart 2019, dat de arbeidstijd van de opdrachtnemer (eiseres) 4,5 uur per dag bedraagt en dat de opdrachtnemer een honorarium van NAf 9.694 exclusief OB per maand ontvangt, oftewel NAf 56,63 per uur tot het maximum van 4,5 uur per dag.
2.3.
Gedaagde heeft de overeenkomst op 17 april 2019 met ingang van 17 juni 2019 opgezegd, welke opzegging gedaagde bij brief van 3 mei 2019 heeft bevestigd.
2.4.
Eiseres wordt wel nog steeds als consultant ingeschakeld door gedaagde.
2.5.
Bij brief van 11 december 2021 heeft eiseres gedaagde bericht dat eiseres niet akkoord is met honorering op basis van 4,5 uur, omdat [de directeur/eigenaar] meer dan hele dagen inclusief de weekenden heeft gewerkt. Daarnaast stelde eiseres dat zij op grond van het gelijkheidsbeginsel aanspraak kon maken op dezelfde – hogere – vergoeding die door gedaagde werden betaald aan de consultants die bij gedaagde de functie van de Operational Manager en van de Human Resource Manager vervulden, wat zou neerkomen op een nabetaling door gedaagde aan eiseres van NAf 157.173,28. Bij brieven van 22 december 2021 aan gedaagde heeft eiseres gesteld dat de overeenkomst van opdracht en het ontslag van [de directeur/eigenaar] nietig zijn en heeft zij wederom uitbetaling van het volgens haar achterstallige honorarium verzocht. Haar advocaat heeft het verzoek om betaling, vermeerderd met kosten, bij brieven van 16 maar6t 2023 en 17 april 2023 herhaald. Gedaagde heeft geen gevolg gegeven aan deze verzoeken.

3.De vordering

3.1.
Eiseres vordert bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
“1. Voor recht te verklaren dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de OVO met eiseres, althans onrechtmatig jegens eiseres heeft gehandeld, althans zich ongerechtvaardigd ten koste van eiseres heeft verrijkt door eiseres in de periode april 2016 t/m juni 2019 niet te hebben vergoed conform de functiewaardering die voor de functie Financieel Manager geldt, rekening houdende met de zwaarte van deze functie op basis van een voltijdse invulling, subsidiair door eiseres in de voornoemde periode geen vergoeding te hebben toegekend en betaald, welke gelijk of gelijkwaardig is aan de vergoeding die gedaagde aan de Operational Manager/Bedrijfsmanager en Human Resource Manager heeft toegekend en betaald in de voornoemde periode;
2. Voor recht te verklaren, althans te bepalen dat, bij gelijktrekking van de vergoeding van enerzijds de Financieel Manager en anderzijds de Operational Manager/Bedrijfsmanager en de Human Resource Manager in de periode april 2016 t/m december 2016 de maandelijkse vergoeding van de Financieel Manager minimaal ANG. 8.321,00 incl. ob bedraagt en in de periode januari 2017 t/m juni 2019 minimaal ANG. 10.275,64 incl. ob bedraagt, althans een door u E.A. in goede justitie te bepalen bedrag;
3. Gedaagde te veroordelen om terzake voorgeschreven aan eiseres, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen de navolgende bedragen:
a. ANG. 157.173,28, althans een door u E.A. in goede justitie te bepalen bedrag, aan achterstallig honorarium vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2023, althans de dagtekening van dit verzoekschrift tot de dag der algehele voldoening, en de incassokosten ad 15% over ANG. 157.173,28, zijnde ANG. 23.575,99, althans een door u E.A. in goede justitie te bepalen bedrag, en voorts de deurwaarderskosten ad ANG. 363,46;
b. ANG. 61.653,84 aan schadevergoeding, althans een door u E.A. in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente indien en voor zover gedaagde in gebreke mocht blijven met de betaling daarvan binnen zeven (7) dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans een door u E.A. in goede justitie te bepalen termijn,
Al het bovenstaande met veroordeling van gedaagde in de proceskosten, waaronder begrepen zegelkosten, deurwaarderskosten, griffierechten en gemachtigdensalaris, alsmede de wettelijke rente over de proceskosten indien en voor zover gedaagde in gebreke mocht blijven met de betaling van de proceskosten binnen zeven (7) dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans een door u E.A. in goede justitie te bepalen termijn.”
3.2.
Gedaagde heeft verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Eiseres voert als grondslag voor de door haar gewenste nabetaling van NAf 157.173,28 aan dat op grond van de redelijkheid en billijkheid en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van rechtswege een nadere invulling van de mondelinge overeenkomst van opdracht heeft plaatsgevonden, en wel in die zin dat de vergoeding die eiseres ontving vanaf 1 juni 2016 werden verhoogd tot een vergoeding gelijk aan die op grond van een achturige werkdag (pleitnota sub 33). Volgens eiseres gedaagde die aldus aangevulde overeenkomst niet te goeder trouw uitgevoerd, heeft zij wanprestatie gepleegd. Ook is volgens eiseres sprake geweest van onrechtmatig handelen, wanprestatie en van strijd met het gelijkheidsbeginsel, zorgvuldigheidsbeginsel, redelijkheidsbeginsel, motiveringsbeginsel en is sprake van willekeur (pleitnota sub 34).
4.2.
Deze door eiseres aangevoerde grondslagen kunnen haar vordering tot nabetaling niet dragen. Daarvoor is in de eerste plaats redengevend dat de rechtsverhouding tussen partijen er een was van privaatrechtelijke aard, en daarmee van wezenlijk andere aard dan de rechtsverhouding die de directeur/eigenaar van eiseres tot aan zijn pensionering als ambtenaar had met de overheid. Eiseres en gedaagde zijn privaatrechtelijke rechtspersonen die een privaatrechtelijke overeenkomst van opdracht zijn aangegaan als bedoeld in artikel 7:400 Burgerlijk Wetboek (BW). Ingevolge artikel 7:405 lid 2 BW diende gedaagde als opdrachtgever aan eiseres als opdrachtnemer het door partijen bepaalde loon betalen. Dat is gebeurd. Gedaagde heeft eiseres het afgesproken loon voldaan op basis van het afgesproken aantal uren (4,5 per dag). Uit de overgelegde facturen en correspondentie blijkt dat dit ook is wat eiseres gedaagde door de jaren heen in rekening heeft gebracht: 4,5 uur per dag.
4.3.
De stelling van eiseres dat zij bij aanvang niet op de hoogte was van de omvang van het werk en van het resultaat van de functiewaardering van de functie van de financieel manager, is voor de afgesproken en verschuldigde geldelijke vergoeding niet van belang. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat met de consultants die zich bezighielden met Operational Management en Human Resource Management een loon naar rato van acht uur per dag was overeengekomen. Een en ander had aanleiding kunnen zijn tot nadere afspraken tussen partijen of tot de beëindiging door eiseres van haar werkzaamheden, maar daarvan is geen sprake geweest. Door gedaagde is onbetwist gesteld dat zij, mondelinge verzoeken van eiseres ten spijt, steeds heeft vastgehouden aan 4,5 uur per dag voor eiseres. Eiseres heeft gedaagde ook steeds dienovereenkomstig gefactureerd.
4.4.
Goed mogelijk is dat eiseres in zekere zin is verrijkt doordat eiseres meer uren werkte dan zij in rekening bracht, maar
ongerechtvaardigdwas die verrijking niet. Die verrijking is dan voortgevloeid uit de keuze van eiseres om meer uren te maken dan zij op grond van de overeenkomst van opdracht betaald zou krijgen.
4.5.
De schadevergoedingsvordering van eiseres van NAf 61.653,84 is gebaseerd op de volgens haar ongeldige beëindiging van de overeenkomst. Volgens eiseres had gedaagde een opzegtermijn van zes maanden in acht moeten nemen. Deze vordering kan evenmin slagen. Artikel 7:408 lid 1 BW bepaalt dat de opdrachtgever de opdracht te allen tijde kan opzeggen. Anders dan eiseres stelt (pleitnota sub 36) was voor de opzegging door eiseres geen zwaarwichtige reden nodig. Niet geoordeeld kan worden dat de opzegging door gedaagde per 17 juni 2019 onredelijk was, laat staan dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. Dit te meer nu gedaagde bij de opzegging een termijn van twee maanden in acht heeft genomen, en nu gedaagde met het hiervoor onder 2.2. bedoeld contract in oktober 2018 schriftelijk aan eiseres te kennen had gegeven dat de opdracht in maart 2019 zou eindigen. Gedaagde was niet gehouden een langere opzegtermijn in acht te nemen en is niet schadeplichtig.
4.6.
Op grond van het voorgaande kunnen de door eiseres gevraagde verklaringen voor recht niet worden gegeven en zullen haar vorderingen worden afgewezen. Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Omdat gedaagde zonder advocaat heeft geprocedeerd, worden haar kosten evenwel begroot op nihil.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
wijst af het gevorderde;
5.2.
veroordeelt eiseres in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in het openbaar uitgesproken.