ECLI:NL:OGEAC:2023:333

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
200.00025/22 en 200.00034/21
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.A. Carmelia
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en eenvoudige belediging van politieambtenaren door verdachte op het eiland Saba

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag en eenvoudige belediging van politieambtenaren. De zaak betreft een incident op 3 september 2022, waarbij de verdachte, onder invloed van alcohol, zijn ex-vriendin [J.L.] met een hakmes heeft aangevallen. De verdachte heeft haar meermalen gesneden en geslagen, wat leidde tot ernstige verwondingen, waaronder blijvend letsel aan haar rechterduim. De verdediging voerde aan dat de verdachte een black-out had en niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien, maar het Gerecht verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er voldoende bewijs was voor de poging tot doodslag. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het beledigen van politieambtenaren tijdens zijn aanhouding op 5 november 2021. Het Gerecht heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide tenlasteleggingen en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, alsook tot betaling van een schadevergoeding van USD 10.000,- aan de benadeelde partij [J.L.].

Uitspraak

Parketnummers: 200.00025/22 en 200.00034/21 (ter terechtzitting gevoegd)

Uitspraak: 8 februari 2023
Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [Land],
wonende [adres],
thans gedetineerd.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2023.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Teengs-Gerritsen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw
mr. S.D.M. Roseburg, advocaat in Sint Maarten, naar voren is gebracht.
De benadeelde partij [J.L.] heeft zich ter terechtzitting in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
Zaak A (parketnummer 200.00025/22)
primair
hij op of omstreeks 3 september 2022 op het eiland Saba, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om [J.L.] opzettelijk van het leven te beroven, die [J.L.] meermalen met een machete, althans een hakmes, in ieder geval een scherp metalen voorwerp, op/tegen het hoofd, in/tegen de nek, in/tegen de schouderbladen, in/tegen de arm, het been, in./tegen de hand, althans op delen van haar lichaam heeft geslagen en/of in genoemde delen van het lichaam van die [J.L.] heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 3 september 2022 op het eiland Saba aan [J.L.] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht – te weten (blijvende) motorische beperkingen in haar (linker) arm en/of blijvende littekens en/of het missen van een deel van haar (rechter) duim – door die [J.L.] meermalen met een machete, althans een hakmes, in ieder geval een scherp metalen voorwerp, op/tegen het hoofd, in/tegen de nek, in/tegen de schouderbladen, in/tegen de arm, het been, in./tegen de hand, althans op delen van haar lichaam te slaan en/of in genoemde delen van het lichaam van die [J.L.] te snijden;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 3 september 2022 op het eiland Saba, al dan niet met gebruikmaking van een wapen als bedoeld in het tweede lid van artikel 1 van de Wapenwet BES, [J.L.] heeft mishandeld door die [J.L.] meermalen met een machete, althans een hakmes, in ieder geval een scherp metalen voorwerp, op/tegen het hoofd, in/tegen de nek, in/tegen de schouderbladen, in/tegen de arm, het been, in./tegen de hand, althans op delen van haar lichaam te slaan en/of in genoemde delen van het lichaam van die [J.L.] te snijden;
en
zaak B (parketnummer 200.00034/21)
hij, op of omstreeks 5 november 2021 op het eiland Saba, opzettelijk een ambtenaar, te weten agenten van politie [1] en/of [2] en/of [3], gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: ‘Mariku stinkie (vieze homo)’, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het Gerecht deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van zaak A
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de als primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Primair heeft zij daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat zijn opzet op de dood van het slachtoffer was gericht, nu de verdachte als gevolg van overmatig alcoholgebruik een black out had en hij daarom geen afweging heeft kunnen maken van de gevolgen van zijn handelen. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de verdachte ter zake moet worden vrijgesproken omdat uit het dossier niet blijkt of de dood ten gevolge van de toegebrachte verwondingen kon intreden. De verwondingen zaten immers niet bij vitale organen, aldus nog steeds de raadsvrouw.
Het Gerecht overweegt hieromtrent als volgt.
Vooropgesteld wordt dat het dossier, anders dan in verdachtes verklaring, geen aanknopingspunten biedt voor de stelling dat bij de verdachte sprake was van een black out in die zin dat het hem aan ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Enige onderbouwing, bijvoorbeeld in de vorm van medische stukken, ontbreekt. Daar komt bij dat de verklaring van de verdachte ruimte laat voor de veronderstelling dat de verdachte daar en toen gewoonweg in razernij is ontstoken. Gevraagd naar de reden waarom hij op de dag van het incident een black out heeft gekregen, heeft de verdachte immers verklaard (tijdens zijn verhoor op 7 september 2022): “Ik bedoel niet dat ik ben gevallen, maar dat het zwart werd. Ik weet niet hoe ik het moet uitleggen. Als je in een gevecht komt en geraakt wordt, wordt het zwart voor je ogen. Mogelijk dat ik razend werd”.
Uit de jurisprudentie kan worden afgeleid dat het bestaan van een dergelijke toestand, waarin het de verdachte ten tijde van zijn handelen aan ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken, zich niet snel voordoet. In de praktijk wordt al spoedig enig besef of enig benul aangenomen. Zeker in de gevallen waarin het delict een activiteit van de dader vergt, met een zeker niveau van coördinatie van geestelijke en lichamelijke functies, ligt het aannemen van een minimaal besef wel voor de hand.
In het onderhavige geval geldt dat de verdachte op enig moment een hakmes is gaan pakken en dat hij zijn vriendin diverse malen met de scherpe kant van het mes heeft geslagen. Hij heeft haar daarbij geraakt op haar hoofd, in haar nek, op haar rug, in haar hand, onderarm en been. Ook heeft de verdachte een hamer gepakt, die hij naar het slachtoffer heeft gegooid. Gelet op deze aaneenschakeling van handelingen, acht het Gerecht het niet aannemelijk dat het de verdachte heeft ontbroken aan ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan, zodat het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Ook het subsidiaire verweer van de raadsvrouw wordt verworpen. Anders dan de raadsvrouw stelt, konden de kapwonden aan het hoofd en de nek, volgens de arts, de dood van het slachtoffer veroorzaken als zij dieper waren geweest. Het verweer mist derhalve feitelijke grondslag en vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
De verdachte heeft het slachtoffer zeven keer met de scherpe kant van een hakmes in haar lichaam geraakt, waaronder op haar hoofd en in haar nek. Deze gedragingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood van het slachtoffer, dat het bewijs van het voorwaardelijk opzet op levensberoving daarmee is gegeven. De verdachte heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag.
Hetgeen de raadsvrouw verder heeft aangevoerd met betrekking tot het in zaak A subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde, behoeft gelet op hiervoor gegeven beslissing geen bespreking.
Ten aanzien van zaak B
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting het ten laste gelegde ontkend. Hij heeft – kort gezegd – verklaard dat de woorden “Mariku stinki” daar en toen wel zijn gebezigd, maar dat hij niet degene was die dat heeft gedaan. Het Gerecht ziet echter geen enkele reden om te twijfelen aan hetgeen door drie verbalisanten in hun op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal is gerelateerd. De verbalisanten hebben gedetailleerd de gang van zaken omtrent verdachtes aanhouding beschreven. Daar komt bij dat zij, ook volgens de verdachte zelf, de beledigende woorden goed hebben verstaan.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in zaak A primair en in zaak B is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
Zaak A
primair
hij op 3 september 2022 op het eiland Saba, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om [J.L.] opzettelijk van het leven te beroven, die [J.L.] meermalen met een hakmes, tegen het hoofd, in de nek, tegen de schouderbladen, in de arm, het been en de hand, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
Zaak B
hij, op 5 november 2021 op het eiland Saba, opzettelijk ambtenaren, te weten agenten van politie [1] en [2] en [3], gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: ‘Mariku stinkie (vieze homo)’.
Hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van zaak A
1. Een proces-verbaal van aangifte van 4 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [4] en [5] (pagina 30 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 4 september 2022 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[J.L.]:
Op 4 september 2022 hoorden wij in het ziekenhuis [J.L.], wonende op het [adres]. Zij verklaarde als volgt:
Het incident gebeurde toen mijn hond de deur uitrende en hij er achteraan rende. Ik rende het huis binnen en begon alle deuren op slot te doen voordat hij terugkwam. Ik belde de politie. Terwijl ik met de politie belde, brak hij mijn deur in de keuken. Ik gebruikte de telefoon om mezelf te verdedigen. Toen ging hij naar de keuken voor een hakmes. Hij begon er mee te zwaaien en ook met een hamer.
Bij de eerste snee stak ik mijn hand op en raakte hij me. Bij de tweede raakte hij me in mijn handpalm. Nadat ik me omdraaide werd ik in mijn hoofd geraakt en probeerde hij me in mijn nek te snijden en aan beide kanten van mijn schouderbladen. Die op mijn linkerschouder kreeg ik toen ik via de deur naar mijn moeder wilde. Toen kreeg ik er een op mijn rug, als ik het me goed herinner.
Hij rende naar mijn moeders huis. Tegen de tijd dat ik daar aankwam stond hij voor mijn moeders deur te schreeuwen. Mijn moeder was niet thuis, mijn tante wel dus zij liet mij binnen en hield hem buiten. Ze belde de ambulance en toen arriveerde de politie. Het is moeilijk te zeggen wat er daarna gebeurde. Ik voelde alleen pijn en de verpleegsters die met me bezig waren.
Opmerking van verbalisanten. In het ziekenhuis hebben wij de aangifte gelezen en aanvullende vragen gesteld. Aangeefster verklaarde:
[Verdachte] en ik wonen sinds 2019 samen. Wij hadden een normale relatie, alleen als [verdachte] drinkt wordt hij agressief en beledigend naar mij.
Wij zaten in de woonkamer te praten. Mijn hond was in de slaapkamer. [Verdachte] opende de deur van de slaapkamer en mijn hond rende naar buiten. Ik zei dat [verdachte] erachter aan moest gaan omdat hij de deur had opengemaakt. Toen [verdachte] naar buiten ging, rende ik naar de voordeur om deze op slot te doen. Terwijl ik de voordeur op slot deed, belde ik de politie. Hierna probeerde [verdachte] via de keukendeur naar binnen te komen. [Verdachte] kwam binnen via de keukendeur door er hard aan te trekken en het slot te forceren. [Verdachte] werd boos omdat ik de politie had gebeld. Hij pakte een hakmes en begon ermee te zwaaien in mijn richting. Nadat hij mij meerdere keren met het hakmes had geraakt, was het me gelukt om het af te pakken. Ik weet niet meer hoe dit mij is gelukt. Ik weet wel dat ik hem heb moeten duwen. Alles gebeurde tussen de keuken en de woonkamer. Ik zag [verdachte] naar mijn slaapkamer rennen en een hamer pakken. Deze gooide hij in mijn richting. Hij raakte me in mijn buik. Alles was shocking. Hij bleef maar slaan en snijden. De pijn voelde ik pas toen ik bij de woning van mijn moeder kwam.
2. Een proces-verbaal van bevindingen van 4 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [6] en [5] (pagina 10 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Op 3 september 2022 kregen wij om 04:21 uur een melding om te gaan naar [adres]]. De meldster [J.L.] vroeg de centrale met spoed om assistentie van de politie tegen [verdachte]. Wij, [6] en [5], zijn ter plaatse gegaan. Wij zagen ter plaatse drie vrouwen uit de woning met nummer 20 komen. Een van de vrouwen was de meldster/het slachtoffer, een andere vrouw bleek haar tante te zijn. De derde vrouw is onbekend gebleven. Wij zagen het volgende bij het slachtoffer:
  • haar handen, bovenlichaam, gezicht, hoofd en kleding zaten onder het bloed;
  • zij had een snijwond aan haar rechterduim;
  • zij had een diepe kapwond ter hoogte van haar rug aan de rechterzijde;
  • zij had een diepe kapwond ter hoogte van haar achterhoofd en hals;
  • zij had pijn omdat zij amper iets zei en hield een doek tegen haar rechterhand
omdat haar rechterhand hevig aan het bloeden was;
- in de woning bij de voordeur lagen bloedsporen op de grond.
Opmerking: verbalisant [5] heeft foto’s gemaakt van het letsel van het slachtoffer. Deze foto’s zijn in het dossier gevoegd (p. 14 e.v.).
De tante van het slachtoffer verklaarde dat haar nichtje [J.L.] vroeg in de ochtend op haar deur had geklopt. Zij had de deur open gedaan en zag dat [J.L.] onder het bloed zat en allerlei verwondingen had op haar lichaam, hoofd en kleren. Zij had vlak voordat zij [J.L.] binnen liet komen de stem van [verdachte] gehoord.
Wij zijn vervolgens naar de woning van het slachtoffer gegaan. Op het pad naar haar woning zagen wij bloedsporen op de grond. De bloedsporen gingen door tot aan de voordeur van de woning. Bij de woning aangekomen, zagen wij dat de deur dicht was. Wij zagen veel bloedsporen op de grond in de woonkamer en de keuken. Wij zijn achterom gelopen en zagen dat de achterdeur openstond. In de keuken zagen wij een hamer op de grond liggen en aan het handvat van de hamer zagen wij bloedsporen.
3. Een geschrift, te weten een letselverklaring (ongedateerd), opgemaakt door arts
(eerste ongenummerde pagina) van het aanvullend proces-verbaal). Deze letselverklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Wat is de aard van het letsel?
kapwond achterhoofd
kapwond nek
kapwond linkerschouder
kapwond linker onderarm
kapwond linkerhand
topamputatie rechterduim
kapwond linker bovenbeen
kapwond rechterschouder.
Er is sprake van blijvend letsel.
Onzeker is of blijvende arbeidsongeschiktheid waarschijnlijk is.
Letsel aan de rechterduim is blijvend en belemmert fijne motorische handelingen.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [7] (pagina 115 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 1 november 2022 omstreeks 15.30 uur was ik in het ziekenhuis. Voor mij had ik de arts die het slachtoffer heeft behandeld. De arts heeft het volgende geantwoord op de vragen die haar werden gesteld:
De verwondingen van het slachtoffer waren allemaal kapwonden.
V: hebben de verwondingen op het hoofd en in het schouderblad de dood kunnen hebben veroorzaakt indien zij dieper waren?
A: als de verwoningen bij de nek en het hoofd dieper waren geweest, konden die de dood hebben veroorzaakt. De verwonding bij de nek is ongeveer 5 à 9 centimeter van de slagader.
5. Een proces-verbaal van verhoor van 7 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [8] en [9] (pagina 136 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 7 september 2022 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
de verdachte:
Ik ben verantwoordelijk voor wat er is gebeurd. Ik weet dat ik alleen was met [J.L.] en dat ik dus verantwoordelijk moet zijn voor haar verwondingen.
Zat er bloed op uw kleding?
Het t-shirt was al uit toen ik achter de hond aanging. Ik heb de broek bij mijn moeder thuis uitgedaan. Ik heb de broek de volgende dag weggegooid omdat hij vuil was en onder het bloed zat. Ik wilde er niet aan herinnerd worden. Ik wist wat ik had gedaan omdat ik heb gezien wat voor verwondingen [J.L.] had. Ik wist dat ik in de problemen zat.
Ten aanzien van zaak B
1. Een proces-verbaal van aanhouding van 6 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [3], [2] en [1]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Verdachte, geboren op 9 maart 1988 te Sint Maarten, is aangehouden op 5 november 2021 om 23:58 uur op [adres].
Op 5 november 2021 omstreeks 23.55 uur bevonden wij ons op [staart]. Ik, [3], zag op genoemde datum, tijd en plaats een man genaamd Sean met een joint in zijn hand. Wij hebben die man aangesproken. Op dat moment zagen wij een man, ons ambtshalve bekend als [verdachte] aan komen lopen. Toen wij bezig waren met Sean hoorden wij dat [verdachte] luid begon te praten. Wij hebben gezegd dat hij zich er niet mee moest bemoeien en dat hij afstand moest houden. Toen wij klaar waren met Sean, zijn wij teruggelopen naar de auto. Wij stapten in het voertuig. Wij hoorden [verdachte] in onze richting zeggen: “Bai kita e pitu for di Largu bo primi. Bo ta wak ku e ta dal bo wanta. Bai kita pitu for di Shu ja bo ta wak kiko ta pasa. Mariku stinki”(Ga een joint van je neef Largu afpakken. Dan zal je zien dat je klappen krijgt. Ga een joint van Shu afpakken en dan zal je zien wat er gaat gebeuren. Vieze homo. Of woorden van gelijke strekking.) Door onze waarnemingen hebben wij [verdachte] als verdachte aangemerkt.
Verweren ten aanzien van de strafbaarheid
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvolging omdat hij slechts door de black out heeft gehandeld zoals hij heeft gedaan, zodat ten aanzien van de verdachte sprake is van afwezigheid van alle schuld.
Zoals hiervoor reeds weergegeven, wordt de verklaring van de verdachte dat hij een black-out heeft gehad, op geen enkele wijze ondersteund. Het Gerecht acht dan ook de feiten en omstandigheden die ten grondslag zijn gelegd aan het beroep op verontschuldigbare onmacht en daarmee op afwezigheid van alle schuld ten tijde van het inslaan met het hakmes op het slachtoffer niet aannemelijk geworden. Derhalve faalt het beroep op afwezigheid van alle schuld.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
Ten aanzien van zaak A primair

Poging tot doodslag

Ten aanzien van zaak B
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
Oplegging van straf en maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A primair en het in zaak B ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een “poging doodslag zonder vuurwapen (steken met een mes of vergelijkbaar voorwerp) met blijvende ernstige lichamelijke gevolgen”, als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes tot acht jaren gegeven.
De verdachte is, in weerwil van het feit dat zijn ex-vriendin hem uit haar woning had gezet, na een avond drinken naar haar woning toe gegaan. Waarom de situatie daar vervolgens zo uit de hand is gelopen, is niet duidelijk geworden. Wel is gebleken dat alcoholmisbruik en geweld in de relatie van de verdachte en het slachtoffer een rol hadden. Vaststaat dat de verdachte die nacht diverse malen met de scherpe kant van een hakmes op het lichaam van het slachtoffer heeft ingehakt, waaronder ook op haar hoofd en in haar nek. Zij is op diverse plekken ernstig gewond geraakt. Sommige verwondingen, waaronder de amputatie van het topje van haar duim, zijn zelfs van blijvende aard. Dat geldt vermoedelijk ook voor de littekens van de kapwonden, die haar lijf de rest van haar leven zullen ontsieren en daarmee een blijvende herinnering zullen vormen aan deze nacht.
Door zo te handelen heeft de verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft hij geprobeerd het slachtoffer haar meest waardevolle bezit, het leven, te ontnemen. Het is een gelukkige en zeker niet aan de verdachte te danken omstandigheid dat het slachtoffer door de zeer gewelddadige handelingen van de verdachte niet is komen te overlijden.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke misdrijven vaak langdurig lijden onder de lichamelijke en psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. Daarbij heeft dit alles plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, een plek waar zij zich bij uitstek veilig moet voelen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van drie politieambtenaren. Hij heeft de politieambtenaren, die gewoon hun werk deden in hun eer en goede naam aangetast en hun gezag als ambtsdrager ondermijnd.
Het Gerecht heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie, waaruit blijkt dat hij weliswaar eerder, maar al langer geleden en voor andersoortige strafbare feiten, is veroordeeld.
Het Gerecht heeft verder acht geslagen op de over de persoon van de verdachte opgemaakte rapportages, te weten een voorlichtingsrapport van 13 januari 2023, een psychologisch rapport van 1 november 2022 en een psychiatrisch rapport van
2 november 2022.
Het Gerecht ziet in de persoonlijke omstandigheden, zoals deze uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting naar voren zijn gekomen, geen bijzonderheden die in strafmatigende- of strafverhogende zin zouden moeten meewegen.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht is, alles afwegende, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van USD 10.000,- wegens immateriële schade.
De verdediging heeft de vordering gelet op de door haar bepleite vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging betwist. Subsidiair heeft zij bepleit dat de vordering dient te worden gematigd.
Het Gerecht is genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [J.L.] als gevolg van verdachtes in zaak A primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Vergoeding van deze immateriële schade tot het gevorderde bedrag van USD 10.000,- komt het Gerecht redelijk en billijk voor. Bij het vaststellen van de hoogte van dit bedrag heeft het Gerecht rekening gehouden met de bedragen zoals die in soortgelijke zaken door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie worden toegekend voor geleden immateriële schade. Het verweer van de raadsvrouw tot matiging van het bedrag wordt dan ook verworpen.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 38f van het Wetboek van Strafrecht BES aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Het Gerecht zal de verdachte ook veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partij voor zover die betrekking hebben op de vordering van de benadeelde partij. Door of namens de benadeelde partij is niet naar voren gebracht dat zulke kosten zijn gemaakt, zodat die kosten tot op heden dienen te worden begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 31, 38f, 47, 59, 300 en 278, 279 van het Wetboek van Strafrecht BES, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in zaak A primair en in zaak B ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [J.L.] geleden schade toe tot een bedrag van
USD 10.000,- (tienduizend Amerikaanse dollar)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [J.L.] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [J.L.] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
USD 10.000,- (tienduizend Amerikaanse dollar), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
85 (vijfentachtig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S.A. Carmelia, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Mulder en is op 8 februari 2023 uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire met een directe beeld- en geluidsverbinding met het Gerechtsgebouw in Curaçao.