ECLI:NL:OGEAC:2023:335

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
500.00277/21
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.A. Carmelia
  • J. Mulder
  • L. Witte
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige in zorgsituatie, vrijspraak primair ten laste gelegd, bewezenverklaring subsidiair, strafoplegging en schadevergoeding

In deze strafzaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 11 september 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige. De tenlastelegging omvatte primair het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige die de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De verdachte werd verweten dat hij op of omstreeks 29 oktober 2021, terwijl hij als groepsleider werkzaam was in een zorginstelling, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, dat in die instelling verbleef.

Tijdens de openbare terechtzitting op 21 augustus 2023 heeft de officier van justitie gevorderd dat het primair ten laste gelegde bewezen zou worden verklaard, terwijl de raadsvrouw van de verdachte pleitte voor vrijspraak. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de tenlastelegging een kennelijke misslag bevatte, maar dat de verdachte voldoende op de hoogte was van de beschuldigingen. Uiteindelijk heeft het Gerecht de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat niet was gebleken dat hij het lichaam van het slachtoffer had binnengedrongen.

Wel achtte het Gerecht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd, bestaande uit het betasten en zuigen aan de penis van het slachtoffer. Het Gerecht heeft de ernst van de feiten in aanmerking genomen, evenals de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden. Daarnaast is er een schadevergoeding van NAf 5.000,- toegewezen aan de benadeelde partij, die door zijn wettelijke vertegenwoordiger was ingediend. De vordering tot vergoeding van immateriële schade werd gedeeltelijk toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van het feit.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00277/21

Uitspraak: 11 september 2023 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [land],
wonende op [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op
21 augustus 2023.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M. Dennaoui-Simon, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J.R. Joemmanbaks, naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 29 oktober 2021, althans in of omstreeks de periode van oktober 2021 te Curaçao, met [slachtoffer] ([2006]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen uit het (telkens) opzettelijk de penis van die [slachtoffer] te strelen en/of betasten, en/of een of meermalen aan de penis van die [slachtoffer] te zuigen;
en/of terwijl verdachte dat feit heeft begaan met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
subsidiair
hij meermalen, althans eenmaal, op of omstreeks 29 oktober 2021, althans in of
omstreeks de periode van oktober 2021 te Curaçao,
  • terwijl hij, verdachte, toen werkzaam was als groepsleider bij de SGR groep (in het LVB huis) en/of aldus werkzaam in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg en/of
  • werkzaam in en/of ten behoeve van een inrichting te weten de SGR groep, zijnde een kindertehuis en/of een weeshuis en/of een ziekenhuis en/of een psychiatrische inrichting en/of instelling van weldadigheid,
(telkens) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], geboren op [2006],
  • die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte’s hulp en/of zorg was toevertrouwd en/of
  • terwijl die [slachtoffer 1] in die inrichting (SGR groep/LVB huis) is opgenomen en/of
  • aan zijn, verdachte’s zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige,
bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, (telkens) opzettelijk de penis van
die [slachtoffer] heeft gestreeld en/of betast en/of een of meer malen aan de penis
van die [slachtoffer] heeft gezogen.
De lezing van de tenlastelegging
Het Gerecht overweegt dat de steller van de tenlastelegging kennelijk heeft bedoeld de verdachte primair te verwijten dat hij – kort gezegd – met iemand die de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Hoewel in de tenlastelegging het daarvoor vereiste bestanddeel, te weten ‘die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam’ ontbreekt, leidt het Gerecht dit af uit het navolgende:
  • de specifieke bewoordingen van het tenlastegelegde, te weten de verwijzing naar een persoon die de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien heeft bereikt en ‘buiten echt’;
  • het onder het primair tenlastegelegde vermelde wetsartikel (2:200 van het Wetboek van Strafrecht);
  • het feit dat subsidiair – kort gezegd – ten laste is gelegd het plegen van ontuchtige handelingen, zonder dat sprake is van seksueel binnendringen.
Uit het ter terechtzitting verhandelde leidt het Gerecht af dat de verdachte wist waarvan hij werd beschuldigd en tegen welke verdenking hij zich moest verdedigen. Het Gerecht beschouwt het dan ook als een kennelijke misslag van de officier van justitie dat zij in de tenlastelegging het bestanddeel ‘die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam’ niet heeft opgenomen en zal, nu het Gerecht uit het voorgaande afleidt dat de verdachte daardoor niet in zijn belangen wordt geschaad, de tenlastelegging verbeteren door daaraan de woorden
“die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam”toe te voegen.
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
De verdachte wordt feitelijk verweten dat hij seksuele handelingen bij het slachtoffer heeft verricht, die hebben bestaan uit het betasten van en het zuigen op de penis van het slachtoffer. Uit de jurisprudentie en de wetsgeschiedenis leidt het Gerecht af dat ‘seksueel binnendringen van het lichaam’ betekent dat de dader het lichaam van het slachtoffer binnendringt. Het binnendringen in het lichaam van de dader zelf valt niet onder dit bestanddeel. Nu in het onderhavige geval niet is gebleken dat de verdachte het lichaam van het slachtoffer is binnengedrongen, wordt de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
hij op 29 oktober 2021 te Curaçao, terwijl hij, verdachte, toen werkzaam was als groepsleider bij de SGR groep (in het LVB huis) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], geboren [2006], terwijl die [slachtoffer] in die inrichting (SGR groep/LVB huis) was opgenomen en aldus een aan verdachtes zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, opzettelijk de penis van die [slachtoffer] heeft betast en meermalen aan de penis van die [slachtoffer] heeft gezogen.
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat de verdachte blijkens het proces-verbaal van bevindingen uitwerking video-opnamen niet lang genoeg in de kamer van het slachtoffer is geweest om de tenlastegelegde ontuchtige handelingen te (kunnen) plegen.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen uitwerking video-opnamen (pagina 82 e.v.) blijkt dat de verdachte en het slachtoffer om 10.25.32 PM samen de slaapkamer van het slachtoffer binnengaan. Na enkele minuten komt de verdachte naar buiten. Hierna gaat de verdachte nog vijf keer de slaapkamer in, blijft enkele minuten en komt dan weer naar buiten. Om 11.48.02 uur blijft de verdachte met zijn handen op zijn hoofd bij de deur staan. Hij gaat dan niet naar binnen.
Aan de raadsvrouw kan worden toegegeven dat voornoemd proces-verbaal niet uitblinkt in helderheid. In het bijzonder blijkt daaruit niet hoe lang de verdachte telkens in de slaapkamer van het slachtoffer aanwezig is geweest. Wel blijkt hieruit dat het telkens ten minste om enkele minuten ging. Mede gelet op de verklaring van de verdachte dat hij die avond zo’n tien tot vijftien minuten in de slaapkamer van het slachtoffer was, is het Gerecht van oordeel dat de verdachte daar wel degelijk lang genoeg is geweest om de tenlastegelegde ontuchtige handelingen te (kunnen) plegen. Het verweer wordt dan ook verworpen.
De raadsvrouw heeft in haar pleidooi uitvoerig stilgestaan bij de persoon van het slachtoffer. Zij concludeert, kort gezegd, dat de verdachte door het slachtoffer is gemanipuleerd en dat het slachtoffer uit haat tegen homo’s aangifte heeft gedaan.
Het Gerecht leest hierin een betrouwbaarheidsverweer. Het Gerecht heeft aldus de vraag te beantwoorden of en zo ja, in hoeverre de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar kan worden aangemerkt, zeker nu de verdachte ontkent de ontuchtige handelingen waarover het slachtoffer verklaart, te hebben gepleegd.
Ter beoordeling van de betrouwbaarheid van een afgelegde verklaring staan in het algemeen diverse wegen open. Zo kan worden gekeken of hetgeen met betrekking tot een bepaalde verdachte of overigens is verklaard overeenkomt met of steun vindt in - zo te noemen - objectieve feitelijke gegevens, of de betreffende verklaring ‘uit zichzelf’ (dat wil zeggen, zonder wetenschap vooraf van hetgeen uit het onderzoek reeds naar voren is gekomen) is afgelegd, of de verklaring op andere onderdelen steeds consistent is en of onderdelen van de verklaring zich verdragen met andere in het onderzoek naar voren gekomen gegevens. Daarnaast kan de ouderdom en de complexiteit van het feit, waarover is verklaard, bij de beoordeling een rol spelen, evenals een mogelijk motief voor het afleggen van de verklaring.
In het onderhavige geval is het destijds 15-jarige slachtoffer eenmaal door de politie verhoord. Hij heeft bij die gelegenheid uitvoerig verklaard over hetgeen in de late avond tussen de verdachte en hem op zijn slaapkamer is voorgevallen. Zijn verklaring wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. Zo heeft de verdachte bevestigd dat hij die avond – anders dan te doen gebruikelijk – meermalen op de slaapkamer van het slachtoffer is geweest. Dit blijkt overigens ook uit de zich in het dossier bevindende camerabeelden. De verklaring van het slachtoffer vindt daarnaast steun in de verklaring van [S.I.]. [S.I.] heeft verklaard dat het slachtoffer hem de volgende morgen, direct na het ontsluiten van de slaapkamerdeuren, heeft verteld dat ‘
meneer [voornaam verdachte] aan zijn penis heeft gezogen’. Hij heeft het slachtoffer geadviseerd hiervan melding te maken bij de leiding, hetgeen het slachtoffer op zondag, na terugkeer bij de SGR-groep, via zijn handgeschreven brieven ook heeft gedaan. Ten slotte vindt de verklaring van het slachtoffer steun in de verklaring van [A.L.]. Zij heeft verklaard dat de verdachte haar verteld heeft dat hij op de penis van [slachtoffer] heeft gezogen en dat [slachtoffer] is klaar gekomen.
Gelet op het voorgaande, acht het Gerecht de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar. Dat getuigen, wat daarvan ook zij, bij het slachtoffer tijdens het taxatiegesprek geen heftige emoties hebben waargenomen, doet daaraan niet af. Hetgeen door of namens de verdachte omtrent de motieven van het slachtoffer naar voren is gebracht, evenmin.
De raadsvrouw heeft ten slotte bepleit dat het aannemelijk is dat de belastende verklaring van [A.L.] ongeloofwaardig is omdat [A.L.] van haar ontmoeting met de verdachte geen melding heeft gemaakt bij de leiding van de SGR-groep en omdat [A.L.] bekend was met de seksuele ongeremdheid van het slachtoffer.
Het Gerecht overweegt ter zake als volgt.
Zonder nadere onderbouwing, die niet is gegeven, vermag het Gerecht niet in te zien waarom het door de raadsvrouw gestelde het door haar beoogde rechtsgevolg dient te hebben. Daar komt nog bij dat de verklaring van [A.L.] niet op zich zelf staat, maar steun vindt in ander bewijs, namelijk in de WhatsApp-gesprekken, de verklaring van de verdachte zelf en in de verklaring van het slachtoffer. Zo blijkt uit de weergegeven WhatsApp-gesprekken en de verklaring van de verdachte dat [A.L.] en hij contact hebben gehad naar aanleiding van hetgeen tijdens de nachtdienst tussen de verdachte en het slachtoffer is voorgevallen. De verdachte heeft bovendien bevestigd dat zij elkaar op 2 november 2021 hebben ontmoet en met elkaar hebben gesproken. Volgens [A.L.] heeft de verdachte haar toen verteld dat hij het slachtoffer heeft gepijpt en dat het slachtoffer is klaargekomen. Dit specifieke gegeven vindt steun in de verklaring van het slachtoffer zelf. Ten slotte zij nog opgemerkt dat het Gerecht niet is gebleken van enig concreet aanknopingspunt dat [A.L.] haar voor de verdachte belastende verklaring in strijd met de waarheid heeft afgelegd. In tegendeel, haar verklaring en de inhoud van de WhatsApp-gesprekken geven veeleer blijk van een diepe vertrouwensband tussen hun beiden.
Het verweer wordt daarom verworpen.
Bewijsmiddelen
1. Een proces-verbaal van aangifte van 8 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [1] (pagina 5 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 4 november 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [S.M.]:
Ik ben sinds maart 2021 werkzaam als zorgmanager bij de "Fundashon [naam]”. Op 1 november 2021 werd ik door het afdelingshoofd gebeld. Zij deelde mij mede dat zij van de sociale werkster een brief heeft ontvangen die door [slachtoffer] is geschreven, waarin staat dat een leider op zijn penis heeft gezogen op vrijdagavond 29 oktober 2021 tussen 23.25 uur en (het Gerecht begrijpt:) 00:00 uur. In de brief vermeldt [slachtoffer] dat hij [S.I.] over het gebeurde heeft verteld.
[Slachtoffer] verblijft sinds februari 2021 bij ons. Hij is op verzoek van de gezinsvoogd bij ons geplaatst voor een periode van twee jaar. Wij hebben een speciale afdeling die jongeren met een licht verstandelijke beperking met gedragsproblemen begeleidt, zodat ze later bij hun terugkeer naar huis beter in de maatschappij kunnen functioneren.
[Verdachte] had die dag nachtdienst. Zijn dienst ving aan om 22.00 uur aan en eindigde om 06.30 uur of 07.30 uur. [Verdachte] is een begeleider. Hij werkt daar sinds februari 2021 op contractbasis. Hij werkte er daarvoor al jaren als invaller.
[Verdachte] had alleen dienst. Hij moest acht personen bewaken/begeleiden. Iedere gast heeft een eigen slaapkamer en badkamer.
Wij hebben een motioncamera.
Ik zag op de beelden dat [verdachte] op een gegeven moment naar de slaapkamer van [slachtoffer] liep. Ik zag dat [verdachte] uit die kamer richting de keuken liep. Ik zag daarna dat [verdachte] [slachtoffer] in zijn kamer opsloot en de deur met kracht vasthield zodat [slachtoffer] niet naar buiten kon.Ik zag dat [verdachte] zeker twee keer de slaapkamer van [slachtoffer] binnenliep en ongeveer 15 minuten daar is gebleven. Dit speelde zich af tussen 23.00 uur en 24.00 uur. Op dat tijdstip behoort [slachtoffer] op bed te zijn. De kamerdeuren zijn voorzien van sloten.
’s Nachts zitten de gasten opgesloten in hun kamer. Alleen de begeleider op dienst heeft toegang tot de sleutels. De begeleiders zijn aanwezig om op te treden als er calamiteiten zijn.
2. Een proces-verbaal van studioverhoor van 14 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [2] (pagina 5 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 4 november 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer]:
Vorige week vrijdag (het Gerecht begrijpt: 29 oktober 2021) liep ik naar mijn kamer. [Verdachte] liep achter mij aan. Ik vroeg of ik zijn telefoon mocht lenen. Hij deed zijn telefoon open en gaf zijn telefoon aan mij. Wij keken samen porno. Ik liep naar het toilet. Hij kwam achter mij aan. Met zijn rechterhand deed hij mijn broek naar beneden. Hij ging op zijn knieën zitten en begon mijn penis te zuigen. Ik ben klaargekomen. Terwijl hij mijn penis zoog, zag ik dat hij zijn broek uittrok en begon te masturberen. Hij is ook klaargekomen. Dit was de tweede keer. De eerste keer heeft hij een poosje gezogen. Ik keek toen porno op zijn telefoon. Ik had een erectie. Wij lagen op mijn bed porno te kijken. Op dat moment begon hij mijn penis te betasten.
3. Een geschrift, inhoudende een vertaling van brief 2 (pagina 17). Deze brief houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Vrijdag 11:25 – 12.00 pm
Meneer [naam] was in mijn kamer gekomen met een stijve en! Ik zei tegen hem dat hij niet met een stijve in mijn kamer kan komen en hij ging op mijn bed zitten en vroeg mij op wie ik geil ben ik zei ja op [meisje] mijn liefde hij had mij gevraagd of ik wil dat hij mij helpt om mijn geilheid te verminderen ik zei nee en hij begon mijn penis AkA patin te strelen. Ik had hem gezegd om te stoppen maar de eerste twee keren had hij niet gestopt! hij deed de deur op slot! dus ik probeerde de sleutel van hem weg te rukken en hij duwde mij in de badkamer en drukte mij tegen de wasbak in de wc en zei tegen mij dat ik moest ophouden om de sleutel proberen weg te rukken! en toen ben ik gestopt drukte hij mij tegen de wasbak in de wc en trok mijn broek naar beneden pakte mij vast en zoog mijn penis in de badkamer voor ongeveer 7 minuten! en daarna zei hij sorry*2 dat hij dat had gedaan en dat hem moest beloven dat ik geen kind of leider zou vertellen anders zou hij stoppen! en ik had hem beloofd en hij ging uit mijn kamer! en s’ morgens sta ik op om 08:30 zaterdag en had [S.I.] verteld en hij zei dat ik een leider gewoon moet vertellen ik vroeg hem van hoe en hij zei gewoon zonder vrees.
4. Een proces-verbaal van studioverhoor van 8 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [2] (pagina 48 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 4 november 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[S.I.]:
Vorige week zaterdag (het Gerecht begrijpt: 30 oktober 2021) gingen wij naar huis. [slachtoffer] heeft mij gezegd dat meneer [verdachte] vrijdag aan zijn penis heeft gezogen.
5. Een proces-verbaal van verhoor van 17 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [1] (pagina 71 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 november 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[A.L.]:
[verdachte] belde mij op 1 november 2021 en vroeg waarom ons afdelingshoofd hem nodig had. Ik gaf aan dat ik dat niet wist. Ik vroeg hem wat ze hem hebben gezegd. Hij antwoordde dat het over iets ging dat tijdens zijn nachtdienst is gebeurd.
Op 2 november 2021 omstreeks 13.11 uur belde ik [verdachte]. Hij vertelde dat [slachtoffer] dingen over hem heeft verteld en dat hij niets daarover heeft gerapporteerd. Ik hoorde dat [verdachte] in tranen uitbarstte. Ik heb [verdachte] die dag voor 16.00 uur op de parkeerplaats van Las Vegas ontmoet. Ik zag hem in zijn auto zitten. Ik liep naar hem toe. Toen ik dichterbij kwam draaide hij zijn gezicht naar mij en hoorde ik hem zeggen “ma hode" (Gerecht: “ik ben de klos”). Ik zag dat hij in tranen uitbarstte. Ik vroeg hem wat er is gebeurd. [verdachte] vertelde dat [slachtoffer] hem vroeg om op zijn penis te zuigen. Ik vroeg aan [verdachte] wat hij heeft gedaan. [verdachte] antwoordde dat hij op de penis van [slachtoffer] begon te zuigen. Hierna barstte hij weer in tranen uit. Ik omhelsde hem en probeerde hem te troosten. Ik vroeg aan [verdachte] of [slachtoffer] klaar is gekomen. Hij zei ja.
6. De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 21 augustus 2023. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben op 29 oktober 2021 in de slaapkamer van [slachtoffer] geweest. Ik ben die avond meerdere keren in de slaapkamer van het slachtoffer geweest. Ik was er soms korter, soms langer. Ik ben op een gegeven moment zo’n 10 tot 15 minuten binnen geweest.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Het bewezen wordt als volgt gekwalificeerd:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarnaast toewijzing gevorderd van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij.
Bij het bepalen van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft ontucht gepleegd met een destijds 15-jarige jongen, die aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd. Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik van minderjarigen bij hen tot ernstige psychische schade kan leiden. Dergelijke feiten kunnen de normale seksuele ontwikkeling van minderjarigen verstoren en het vertrouwen dat zij in volwassenen moeten kunnen stellen beschadigen. Daar komt in dit geval nog bij dat het slachtoffer op dat moment verbleef in het LVB-huis bij de Fundashon [naam], dat deel uitmaakt van de SGR-groep. In dit huis worden jongeren met een licht verstandelijke beperking met gedragsproblemen begeleid. De verdachte was daar werkzaam als begeleider. De ontuchtige handelingen vonden plaats tijdens de nachtdienst van de verdachte, een tijdstip waarop geen andere begeleiders aanwezig waren, en op de slaapkamer van het slachtoffer, een plek waar het slachtoffer zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Het Gerecht rekent dit de verdachte dit alles zwaar aan.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De op te leggen straf is wel aanzienlijk lager dan de door de officier van justitie gevorderde straf, mede omdat het Gerecht tot een andere bewezenverklaring komt dan waarop de eis van de officier van justitie was gebaseerd.
Het Gerecht heeft acht geslagen op de documentatie van de verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Alles afwegende is het Gerecht van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Schadevergoeding
De wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van NAf 10.000,- aan immateriële schade.
De raadsvrouw heeft de vordering betwist. In het bijzonder heeft zij naar voren gebracht dat het schaderapport vanwege het ontbreken van een medische deskundigenverklaring waarin wordt aangegeven of er een relatie bestaat tussen de oorzaak en de schade, onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Het Gerecht overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft degene die in zijn of haar persoon is aangetast recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. In beginsel moet degene die zich hierop beroept de aantasting in de persoon met concrete gegevens onderbouwen. In bepaalde gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending echter meebrengen dat relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon en daarmee immateriële schade zonder meer kan worden aangenomen. Naar het oordeel van het Gerecht is dat in dit geval aan de orde. In het onderhavige geval wordt immers bewezen verklaard dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij het destijds 15-jarige slachtoffer, terwijl het slachtoffer aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd. Dit levert naar het oordeel van het Gerecht een dusdanig ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op dat dit in zichzelf als aantasting van de persoon op andere wijze dient te worden beschouwd.
De vordering leent zich, als rechtstreeks door het subsidiair bewezenverklaarde toegebrachte schade – naar maatstaven van billijkheid – voor gedeeltelijke toewijzing tot een bedrag van NAf 5.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partij zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Tot op heden zijn die proceskosten begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 1:78, 1:136 en 2:208 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer], wettelijk vertegenwoordigd door zijn moeder, geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 5.000,00 (vijfduizend gulden), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 oktober 2021 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 5.000,00 (vijfduizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2021 tot aan de dag van de voldoening;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S.A. Carmelia, bijgestaan door
mr. J. Mulder en mr. L. Witte, griffiers, en op 11 september 2023 uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
Mr. J. Mulder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.