ECLI:NL:OGEAC:2023:354

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
CUR202204012
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na verkeersongeval met erkende aansprakelijkheid

In deze zaak heeft eiser, wonend in Curaçao, schade geleden als gevolg van een verkeersongeval op 17 maart 2015. De gedaagde, Nagico, heeft de volledige aansprakelijkheid erkend. Eiser vordert schadevergoeding voor onder andere gederfde inkomsten, studievertraging en immateriële schade. Het gerecht heeft vastgesteld dat eiser door het ongeval schade heeft geleden en dat Nagico gehouden is deze schade te vergoeden. De vordering van eiser omvat een bedrag van NAf 100.593, vermeerderd met rente en kosten. Nagico heeft verweer gevoerd en de vorderingen van eiser betwist. Het gerecht heeft de vordering van eiser beoordeeld en vastgesteld dat hij recht heeft op schadevergoeding voor gederfde inkomsten en studievertraging, maar niet voor alle gevorderde bedragen. Uiteindelijk is de totale schadevergoeding vastgesteld op NAf 51.245, waarvan NAf 4.000 al als voorschot is betaald. Nagico wordt veroordeeld tot betaling van het resterende bedrag van NAf 47.245, vermeerderd met rente. Daarnaast wordt Nagico veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202204012
Vonnis van 19 juni 2023
in de zaak van
[EISER],wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols,
tegen
de naamloze vennootschap
NATIONAL GENERAL INSURANCE CO. (NAGICO),gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud.
Partijen worden hierna [eiser] en Nagico genoemd.
Inleiding
[eiser] is betrokken geraakt bij een ongeval en heeft daardoor schade geleden. Nagico heeft de volledige aansprakelijkheid daarvoor erkend. De vraag is of en zo ja, hoe hoog de schade is die [eiser] als gevolg van het ongeval heeft geleden. Vastgesteld wordt dat [eiser] door het ongeval schade heeft geleden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 21 oktober 2022,
  • de conclusie van antwoord,
  • de mondelinge behandeling van 9 mei 2023,
  • de pleitnotities.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Op 17 maart 2015 is [eiser] betrokken geraakt bij een verkeersongeval met meerdere slachtoffers. De auto die [eiser] op het moment van het ongeval bestuurde was eigendom van zijn echtgenote [naam 1].
2.2.
Na het ongeval is [eiser] met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. De volgende dag is [eiser] uit het ziekenhuis ontslagen. In de ontslagbrief is onder meer het volgende vermeld.
Beloop:[…]
Patient had een hoofdwond, waarbij hij met zijn hoofd tegen het stuur is gekomen, een pijnlijke linker knie. Hoofdwond is gehecht, traumascreening liet geen bijzonderheden zien, neurologie ecc mbt de hoofdwond, waarbij ook geen bijzonderheden, linker knie geen fractuur. Bij tertiaire survey op 19-03 werd een pijnlijk linker pols gezien bij pronatie, FROM, geen asdrukpijn, waardoor aanvullend onderzoek niet geïndiceerd was. Verder geen bijzonderheden. Nadien is patient op 18-03 in goede klinische conditie ontslagen.
Conclusie:
HET auto vs. auto. letsel: hoofdwond, contusie linker knie en linker pols.
Nabehandeling: adequate pijnmedicatie middels paracetamol.
2.3.
Na het ongeval heeft [eiser] pijnklachten ondervonden die hebben geleid tot beperkingen. Voor de linkerpols en de linkerknie heeft [eiser] in april 2015 respectievelijk september en oktober 2015 een radioloog bezocht.
2.4.
Ten tijde van het ongeval volgde [eiser] de studie Telematica. Naast zijn studie verrichte [eiser] installatiewerkzaamheden als zelfstandige.
2.5.
Bij brief van 30 november 2015 is Nagico aansprakelijk gesteld voor alle schade die [eiser] als gevolg van het ongeval heeft geleden en nog zal lijden.
2.6.
Nagico heeft de aansprakelijkheid bij brief van 19 januari 2016 volledig erkend. Wat betreft de schade heeft Nagico om een deugdelijke onderbouwing verzocht. Vooruitlopend op de vaststelling van de schade heeft Nagico een voorschot van NAf 4.000 toegekend. Dit bedrag is in januari 2016 aan [eiser] betaald.
2.7.
De auto die [eiser] bestuurde is total loss verklaard. In maart 2015 heeft Nagico autohuurkosten aan [naam 1] vergoed. Daarnaast heeft Nagico aan haar een bedrag van NAf 12.000 als vervangingswaarde voor de auto betaald.
2.8.
De door Nagico ingeschakelde schade-expert DEKRA heeft [eiser] per e-mail van 11 februari 2016 voorgesteld een onderzoek te laten verrichten door de medisch adviseur van DEKRA en hem verzocht de schade te onderbouwen. Bij e-mailbericht van 28 juni 2016 en 30 november 2016 heeft DEKRA [eiser] herinnerd aan het voorstel en het verzoek.
2.9. [
eiser] heeft op 23 maart 2017 per brief gereageerd en Nagico bericht over de voortgang van het herstel en is ingegaan op de schade. Als bijlage zijn foto’s van het hoofdletsel toegevoegd, twee verklaringen in verband met de gestelde inkomstenderving en verklaringen van de studiebegeleider en de decaan in verband met de gestelde studievertraging. Op het voorstel een onderzoek door de medisch adviseur te laten verrichten is niet gereageerd.
2.10.
DEKRA heeft bij e-mail van 16 mei 2017 in reactie op de e-mail van 23 maart 2017 onder andere nadere vragen gesteld over de schade en opnieuw voorgesteld een medisch onderzoek te laten verrichten. Op 4 juli 2017 heeft DEKRA gevraagd of [eiser] tot afronding van de zaak wil overgaan en is een slotbetaling voorgesteld. Hierop kwam geen reactie waarna DEKRA op 2 oktober 2018 [eiser] opnieuw heeft gemaild, waarop een korte niet inhoudelijke reactie namens [eiser] is gekomen. Sindsdien heeft Nagico niets meer vernomen van [eiser].
2.11.
De verzekerde som bedraagt NAf 150.000. Van dit bedrag is NAf 87.175,10 (inclusief het voorschot aan [eiser] van NAf 4.000) uitgekeerd aan de benadeelden. De schade van de andere benadeelden is afgewikkeld.

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1. [
eiser] vordert – samengevat – dat het gerecht Nagico veroordeelt tot betaling aan hem van NAf 100.593, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [
eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat hij als gevolg van de door het ongeval opgelopen letsels en pijnklachten is beperkt in het verrichten van activiteiten. Hij stelt daardoor schade te hebben geleden. Deze schade bestaat uit verlies van arbeidsvermogen, studievertraging, vervangend transport en immateriële schade. In totaal stelt [eiser] aanspraak te kunnen maken op een bedrag van NAf 100.593. Daarnaast stelt [eiser] aanspraak te kunnen maken op een vergoeding voor buitengerechtelijke bijstand van NAf 9.169.
3.3.
Nagico voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met zijn veroordeling in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de orde is de vraag of [eiser] als gevolg van het ongeval schade heeft geleden die in aanmerking komt voor vergoeding door Nagico. [eiser] stelt dat hij aanspraak kan maken op een viertal schadevergoedingsposten. Nagico betwist dat. Hierna zal per post worden beoordeeld of en in hoeverre [eiser] aanspraak heeft op een vergoeding.
Arbeidsvermogen
4.2. [
eiser] legt aan dit deel van de vordering ten grondslag dat hij als gevolg van het ongeval twee op dat moment al aangenomen opdrachten tot het verrichten van installaties aan een ander heeft moeten overdragen en daardoor een bedrag van respectievelijk NAf 4.800 en NAf 3.800 is misgelopen. Ter zitting heeft [eiser] nader toegelicht dat een gedeelte van dit bedrag al aan hem was betaald, dat hij echter nog nagenoeg geen werkzaamheden had verricht en daarom het al betaalde bedrag aan de opdrachtgevers heeft moeten terugbetalen. Ter onderbouwing van dit deel van de vordering heeft hij verwezen naar door hem overgelegde schriftelijke verklaringen van de twee opdrachtgevers.
4.3.
In het licht van de stellingen van [eiser] en de door hem overgelegde verklaringen heeft Nagico onvoldoende aangevoerd om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Gelet op het letsel dat [eiser] door het ongeval heeft opgelopen, zoals volgt uit de ontslagbrief van het ziekenhuis, is ook aannemelijk dat hij daardoor tijdelijk geen werkzaamheden heeft kunnen verrichten. Dat [eiser] op het letselschadeformulier niets heeft ingevuld bij “ beroep”, “nettoloon” en “indien zelfstandig, naam bedrijf”, sluit niet uit dat hij geen inkomsten kan hebben gederfd. Uit de stellingen van [eiser] volgt immers dat het gaat om klussen naast zijn studie en dat hij geen vaste baan of eigen bedrijf had. Aan de stelling van Nagico dat het gelet op het ingevulde letselschadeformulier ongeloofwaardig is dat [eiser] inkomsten is misgelopen, wordt dan ook voorbij gegaan.
4.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat voldoende is komen vast te staan dat [eiser] inkomsten heeft gederfd doordat hij twee ten tijde van het ongeval al aangenomen opdrachten niet heeft kunnen uitvoeren. Nagico is gehouden de hierdoor gederfde inkomsten te vergoeden. Dit deel van de vordering, een bedrag van NAf 8.600, wordt daarom toegewezen.
Studievertraging/inkomstenderving
4.5. [
eiser] vordert in verband met studievertraging en daardoor gederfde inkomsten een bedrag van NAf 77.290, waarvan NAf 10.090 aan twee jaar collegegeld en NAf 67.200 aan gederfde inkomsten over een periode van twee jaar. Bij de berekening van de gederfde inkomsten is [eiser] uitgegaan van een startsalaris van NAf 2.800 netto per maand.
4.6. [
eiser] legt aan dit deel van de vordering ten grondslag dat hij door het ongeval vertraging heeft opgelopen in zijn studie. Hij stelt dat hij twee jaar langer collegegeld heeft moeten betalen en ook schade heeft geleden doordat hij later tot de arbeidsmarkt heeft kunnen toetreden. Indien het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden zou [eiser] een stage bij UTS hebben gedaan en in september 2015 zijn afgestudeerd. Hij stelt dat hij door het ongeval de geplande stage bij UTS heeft gemist, later een vervangende stage bij Smithcom heeft moeten doen die van januari 2016 tot en met begin 2017 heeft geduurd en daardoor pas in 2017 is afgestudeerd. Ter onderbouwing van dit deel van de vordering heeft [eiser] verwezen naar door hem overgelegde schriftelijke verklaringen van zijn studiebegeleider, van de decaan en van zijn studiegenoot die na zijn studie bij UTS is gaan werken.
4.7.
Op grond van de stellingen en overgelegde verklaringen kan voldoende worden vastgesteld dat [eiser] studievertraging heeft opgelopen. Ten tijde van het ongeval moest [eiser] nog één theorievak en zijn afstudeerstage voltooien. Vaststaat dat [eiser] zijn stage in de periode vanaf maart 2015 zou verrichten en ter zitting is gebleken dat het laatste tentamen in mei 2015 zou plaatsvinden. Het feit dat het ongeval, met forse hoofdwond en pols- en knieklachten, in maart 2015 heeft plaatsgevonden, is voldoende om vast te kunnen stellen dat [eiser] vanwege het ongeval zijn stage niet heeft kunnen aanvangen en het daardoor niet is gelukt om zijn studie in het studiejaar 2014/2015 af te ronden. [eiser] wordt echter niet gevolgd in zijn stelling dat de studieverlenging in het jaar 2016/2017 ook het gevolg is van het ongeval. De gebruikelijke periode voor een afstudeerstage is zes maanden, zo blijkt ook uit de verklaring van de studiebegeleider. Nu [eiser] in januari 2016 kon beginnen met de stage, zou hij deze eind juni 2016 - nog in het studiejaar 2015/2016 - hebben kunnen afronden. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat het onderzoek dat Smithcom uitgevoerd wilde hebben groot en gecompliceerd was, dat dit niet binnen zes maanden kon worden afgerond en de stage daardoor een jaar, tot begin 2017, heeft geduurd. Dat de studie niet in het studiejaar 2015/2016 kon worden afgerond, heeft dus niet te maken met het ongeval maar met de grootte van het onderzoek van de stage. Van belang daarbij is dat [eiser] niet heeft gesteld dat er bij een ander bedrijf geen mogelijkheden waren voor een stage voor de gebruikelijke periode van zes maanden.
4.8.
In plaats van juli 2015, kon [eiser] door het ongeval de studie niet eerder dan eind juni 2016 afronden. Dit betekent dat [eiser] pas een jaar later tot de arbeidsmarkt kon toetreden en inkomen kon genereren. Aangenomen mag worden dat [eiser] meteen na zijn studie een baan zou hebben gevonden.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat kan worden vastgesteld dat [eiser] door het ongeval een jaar extra collegegeld heeft moeten betalen. Dat de studievertraging vanwege het ongeval langer dan een jaar heeft geduurd kan niet worden vastgesteld. Nagico is daarom enkel gehouden tot vergoeding van het collegegeld voor een jaar en inkomstenderving vanwege een jaar latere toetreding tot de arbeidsmarkt.
4.10.
Er is geen discussie over de hoogte van het collegegeld. Dit bedraagt NAf 5.045 voor een jaar. Wat betreft de latere toetreding tot de arbeidsmarkt stelt [eiser] dat hij maandelijks een nettobedrag van NAf 2.800 is misgelopen. Nagico heeft niet, tenminste niet voldoende gemotiveerd betwist dat het startsalaris van een afgestudeerde student met de titel bachelor elektrotechniek met hoofdvak Telematica rond een gemiddeld nettosalaris van NAf 3.200 bruto ligt, wat overeenkomt met een bedrag van NAf 2.800 netto. Voor het begroten van deze schade zal dit salaris dan ook als uitgangspunt worden genomen. Er is sprake van een vertraging van een jaar. De schade die [eiser] heeft geleden door de latere toetreding als gevolg van het ongeval wordt aldus begroot op NAf 33.600. Dat [eiser] in maart 2017, na zijn stage, slechts vijf dagen per drie maanden niet kon werken door de pijnklachten, is voor de vaststelling van deze schade niet van belang. Het gaat hier immers over de periode tot juli 2016, de periode waarin [eiser] niet kon werken tegen salaris vanwege zijn stage. Verder is voor de vaststelling van deze schade ook niet relevant dat [eiser] een stagevergoeding heeft genoten. Zou het ongeval immers niet hebben plaatsgevonden, dan zou [eiser] ook, al eerder, een stagevergoeding hebben genoten alvorens tot de arbeidsmarkt toe te treden.
Vervangend transport
4.11. [
eiser] vordert een bedrag van NAf 1.112 aan kosten voor een huurauto. Hij stelt in dat verband dat de gezinsauto als gevolg van het ongeval schade heeft opgelopen, waardoor hij genoodzaakt was een auto te huren à NAf 85 per dag. Vast staat echter dat Nagico de schade aan de auto al met de echtgenote, die eigenaresse was van de auto, heeft afgewikkeld. Nagico heeft huurkosten aan haar vergoed en ook de vervangingswaarde vanwege de total loss-verklaring. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
Immateriële schade
4.12. [
eiser] maakt aanspraak op een bedrag van NAf 17.593 aan smartengeld. Daartoe stelt hij dat hij als gevolg van het ongeval pijnklachten aan het hoofd, pols en knie heeft, met een blijvende invaliditeit van 9% van de gehele persoon. Hij stelt dat hij een litteken op zijn hoofd heeft met een gevoelsstoornis en overgevoeligheid voor zonlicht. Verder stelt [eiser] dat hij ander werk heeft gezocht waarbij hij minder aan de zon wordt blootgesteld en hij meer gevarieerd werk, in eigen tempo, kan doen.
4.13.
Nagico betwist niet dat [eiser] recht heeft op smartengeld. Zij meent echter dat een vergoeding van maximaal NAf 1.500 - NAf 2.500 redelijk is.
4.14. [
eiser] heeft als gevolg van het ongeval letsel opgelopen dat heeft geleid tot pijnklachten en beperkingen. Dat sprake is van blijvende, ook nu nog bestaande klachten, is onvoldoende door [eiser] onderbouwd. De medische stukken waarnaar [eiser] verwijst behelzen alleen gegevens tot oktober 2015 en uit het verslag van revalidatiearts Blanken volgt dat destijds de verwachting was dat de klachten langzaamaan zouden afnemen. Wel staat vast dat [eiser] een blijvend litteken op zijn hoofd heeft overgehouden aan het ongeval, met gevoelsstoornis en overgevoeligheid voor zonlicht. Gelet op deze omstandigheden en gelet op de bedragen die in enigszins vergelijkbare zaken zijn toegewezen, acht het gerecht ter genoegdoening van het aan [eiser] toegebrachte leed een vergoeding van NAf 4.000 aan immateriële schade billijk en passend.
Gordelkorting
4.15.
Nagico stelt zich op het standpunt dat op het totaal te vergoeden schadebedrag een korting van 25% moet worden toegepast. Zij stelt dat uit de e-mail van 19 januari 2016 van Nagico aan de gemachtigde van [eiser] volgt dat [eiser] tijdens een gesprek op het kantoor van Nagico heeft verklaard dat hij ten tijde van het ongeval geen veiligheidsgordel droeg, zodat de eigen schuld van [eiser] conform vaste jurisprudentie op 25% moet worden vastgesteld. [eiser] betwist dat hij de gordel niet droeg. Hij verwijst daarbij naar het letselschadeformulier dat op 26 maart 2015 door hem is ingevuld.
4.16.
Als degene die zich op eigen schuld beroept, rust op Nagico de stelplicht en bewijslast dat [eiser] ten tijde van het ongeval geen gordel droeg. In het licht van het letselschadeformulier waarin is vermeld dat [eiser] ten tijde van het ongeval de veiligheidsgordel droeg, heeft Nagico de stelling dat hij geen gordel droeg onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Door [eiser] wordt ook betwist dat hij tijdens een gesprek met Nagico heeft verklaard dat hij geen gordel droeg. Uit het enkele feit dat [eiser] een hoofdwond heeft opgelopen kan zonder nadere onderbouwing ook niet worden geconcludeerd dat [eiser] de gordel niet droeg. Het gerecht ziet dan ook geen grond om de eigen schuld van [eiser] vast te stellen op 25%.
Totale schadevergoeding
4.17.
Uit het voorgaande volgt dat de totale schade van [eiser] die hij als gevolg van het ongeval heeft geleden wordt vastgesteld op NAf 51.245. [eiser] heeft als voorschot al NAf 4.000 ontvangen van Nagico. Nagico zal dus nog een bedrag van NAf 47.245 aan [eiser] moeten vergoeden. Dit bedrag valt nog binnen de grenzen van het restant van de verzekerde som.
Rente
De gevorderde rente zal worden toegewezen vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift, te weten 21 oktober 2022. Nagico heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde rente over de periode voor het verzoekschrift, omdat het schadeafwikkelingstraject volgens haar door toedoen van [eiser] lang heeft geduurd. Dit standpunt is door [eiser] niet weersproken en wordt bovendien bevestigd door de feiten. De gevorderde rente tot de datum van indiening van het verzoekschrift zal daarom worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.18. [
eiser] maakt aanspraak op NAf 9.169 aan buitengerechtelijke bijstand. Gelet op de beperkte inspanningen van [eiser] tijdens het buitengerechtelijke traject, is er geen aanleiding om af te wijken van het ter zake geldende beleid als vermeld in het Procesreglement 2018 (1½ punt van het toepasselijke liquidatietarief). Nu Nagico evenwel bereid is voor deze kosten een vergoeding te betalen van NAf 2.500, wordt de vordering tot dit bedrag toegewezen.
4.19.
Voor zover [eiser] met deze vordering overigens aanspraak maakt op de daadwerkelijke proceskosten, geldt dat deze alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden worden toegewezen. Van dergelijke omstandigheden is in deze zaak geen sprake.
4.20.
Nagico wordt veroordeeld in de proceskosten, omdat zij (grotendeels) in het ongelijk wordt gesteld. De kosten van [eiser] worden tot aan deze uitspraak begroot op NAf 1.010 aan griffierecht, NAf 341,45 aan oproepingskosten en NAf 3.000 aan gemachtigdensalaris.
4.21.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van de partijen deze beslissing voorlegt aan het Hof.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
veroordeelt Nagico tot betaling aan [eiser] van een bedrag van NAf 49.745, vermeerderd met de wettelijke rente over NAf 47.245 vanaf 21 oktober 2022 tot aan de dag van betaling;
5.2.
veroordeelt Nagico in de proceskosten van [eiser] van NAf 4.351,45;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, bijgestaan door mr. G. Benedictus, griffier, en in het openbaar uitgesproken.