Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BALENTINA BLOKKENFABRIEK N.V.,
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is op 9 januari 2023 een vonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen [eiseres] en Balentina Blokkenfabriek N.V. (BB). De eiseres, vertegenwoordigd door mr. N.B. Louisa, heeft een verzoek ingediend tot matiging van een boete die voortvloeit uit een aannemingsovereenkomst. BB, vertegenwoordigd door mr. Ir. I.F. Moeniralam, heeft in haar antwoordakte betoogd dat de boete niet gematigd dient te worden en heeft een aantal producties ingediend ter onderbouwing van haar standpunt.
Het procesverloop omvat eerdere vonnissen en akten van beide partijen, waarbij de eiseres heeft gesteld dat de oplevering van haar woning op 5 maart 2021 heeft plaatsgevonden, wat door het gerecht als onjuist is beoordeeld. Het gerecht heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het aantal werkbare dagen in de periode van 12 april 2020 tot 22 december 2020, wat cruciaal is voor de beoordeling van de boete.
In het vonnis wordt verder ingegaan op de voorwaarden waaronder een rechter de bevoegdheid heeft om een bedongen boete te matigen, zoals vastgelegd in artikel 6:94 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Het gerecht heeft geconcludeerd dat er onvoldoende aanleiding is om van het uitgangspunt af te wijken dat de boete moet worden nageleefd, en dat de financiële situatie van BB niet voldoende is onderbouwd om tot matiging over te gaan. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere uitlatingen van partijen.