ECLI:NL:OGEAC:2023:41

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
CUR202300021
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding wegens overlast en onrechtmatig handelen

In deze zaak, die op 23 februari 2023 door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, hebben eiseressen, [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2], vorderingen ingediend in kort geding tegen gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], vanwege ernstige overlast die zij ervaren van gedaagde sub 2. De eiseressen, beiden wonend in Curaçao, hebben gesteld dat gedaagde sub 1 zonder toestemming van de andere erfgenamen de woning van erflaatster heeft verhuurd aan gedaagde sub 2, die voor aanzienlijke overlast zorgt. De eiseressen hebben verzocht om een ontruimingsprocedure tegen gedaagde sub 2 en om gedaagde sub 1 te veroordelen tot het niet meer verhuren van de woning zonder instemming van de erfgenamen.

Tijdens de behandeling op 9 februari 2023 is gedaagde sub 1 verschenen, terwijl gedaagde sub 2 verstek heeft laten gaan. De rechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van eiseressen niet toewijsbaar zijn. De rechter oordeelde dat niet is komen vast te staan dat gedaagde sub 1 de verhuurster is van gedaagde sub 2, en dat de vorderingen om gedaagde sub 1 te veroordelen tot het starten van een ontruimingsprocedure en om zich te onthouden van onrechtmatig handelen niet voldoende concreet zijn geformuleerd. De rechter heeft de vorderingen van eiseressen afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op nihil.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en onderbouwde vorderingen in kort geding procedures, vooral wanneer het gaat om claims van overlast en onrechtmatig handelen. De rechter heeft eiseressen kosteloos laten procederen, maar hen ook in de kosten van het geding veroordeeld, wat aangeeft dat de rechter de vorderingen als ongegrond heeft beoordeeld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Afdeling Civiel
Zaaknummer: CUR202300021
Datum uitspraak 23 februari 2023
Vonnis in kort geding
in de zaak van

1.[EISERES SUB 1]en

2.
[EISERES SUB 2],
beiden wonend in Curaçao,
eisers,
gemachtigde: mr. N.V.R. Doekhie,
tegen

1.[GEDAAGDE SUB 1]en

2.
[GEDAAGDE SUB 2],
beiden wonend in Curaçao,
gedaagden,
gedaagde sub 1 verschenen in persoon,
gedaagde sub 2: niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1], [eiseres sub 2] (zij beiden tezamen: eiseressen), [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] (zij beiden tezamen: gedaagden) worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, ingediend op 5 januari 2023;
- de producties 7-10 van eiseressen, ingediend door hun gemachtigde op 8 februari 2023;
- de behandeling op 9 februari 2023, waar zijn verschenen eiseressen, bijgestaan door hun gemachtigde, en [gedaagde sub 1].
De gemachtigde van eiseressen heeft tegen [gedaagde sub 2] verstek gevraagd en dat is door de rechter verleend.
1.2
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1 [
naam 1] is overleden op 22 mei 2006 (hierna: erflaatster). Zij is de moeder van [eiseres sub 2] en [gedaagde sub 1] en de grootmoeder van [eiseres sub 1].
2.2
De erfgenamen van erflaatster zijn haar kinderen, onder wie dus [eiseres sub 2] en [gedaagde sub 1]. Haar nalatenschap is tot heden onverdeeld gebleven. [eiseres sub 2] heeft kortgeleden een procedure geëntameerd ten einde tot een verdeling van die nalatenschap te geraken.
2.3
Tot de nalatenschap behoort een perceel grond met opstallen aan [adres nr] (hierna: [adres nr]). Daar wonen onder meer nakomelingen van erflaatster, onder wie [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2], alsmede [gedaagde sub 2].
2.4 [
gedaagde sub 2] huurt sedert ongeveer twee jaren een woning op [adres nr] en woont in die woning.

3.Het geschil

3.1
Eiseressen vorderen:
“voor zover uitvoerbaar bij voorraad
1. Gedaagde 1 te veroordelen een ontruimings-c.q. ontbindingsprocedure op te starten jegens gedaagde 2 binnen 14 dagen na vonnis.
2. Gedaagde 1 te veroordelen het perceel c.q. andere opstallen nooit meer te verhuren zonder instemming van erfgenamen totdat de nalatenschap is verdeeld.
3. Indien gedaagde 1 weigert hieraan gevolg te geven, onder verbeurte van een dwangsom ten bedrage van Naf 2500,-- per dag, haar op te leggen of in goede justitie te bepalen door het Gerecht.
4. Gedaagde 2 te veroordelen zich te onthouden van elk onrechtmatig handelen jegens eiseressen, in het bijzonder enig overlast bezorgen of zich op of nabij het perceel te bewegen, onder verbeurte van een dwangsom van Naf 2500,-- per dag of in goede justitie te bepalen totdat ontruiming c.q. ontbind huurovereenkomst is geeffectueerd.
5. Veroordeling gedaagde 1 en 2 in de proceskosten en het gemachtigdensalaris.
6. Kosteloos te mogen procederen.”
3.2
In het licht van de feiten leggen eiseressen aan hun vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde sub 1] heeft zonder toestemming van de andere erfgenamen de woning van erflaatster op [adres nr] verhuurd aan [gedaagde sub 2]. [gedaagde sub 2] zorgt voor ernstige overlast, onder meer door de herrie die hij en zijn bezoekers veroorzaken. De rust, de privacy en het woongenot van eiseressen worden ernstig aangetast. [gedaagde sub 2] is hierop herhaaldelijk aangesproken, maar zonder resultaat. Hij is gehouden zijn onrechtmatig handelen te staken. Eiseressen hebben ook [gedaagde sub 1] als verhuurster van [gedaagde sub 2] aangesproken op de overlast die hij veroorzaakt, maar [gedaagde sub 1] grijpt niet in. Ook de politie, die eiseressen herhaaldelijk hebben ingeschakeld, heeft de overlast niet kunnen doen eindigen. Als verhuurster is [gedaagde sub 1] aansprakelijk voor het onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 2]. Zij dient maatregelen te treffen tegen [gedaagde sub 2] teneinde aan diens onrechtmatig handelen jegens eiseressen een einde te maken. Eiseressen hebben een spoedeisend belang bij hun vorderingen in kort geding.
3.3 [
gedaagde sub 1] voert gemotiveerd verweer en concludeert, naar het gerecht begrijpt, tot afwijzing van de vorderingen.
3.4
Op de stellingen van partijen, voor zover van belang, zal hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

de vordering sub 6
4.1
Gezien de bewijzen van onvermogen die eiseressen ten aanzien van elk van hen in het geding hebben gebracht, zal hen worden toegestaan kosteloos te procederen.
de vordering sub 1
4.2 [
gedaagde sub 1] betwist gemotiveerd dat zij de verhuurster is van [gedaagde sub 2]. Zij voert aan dat de woning aan [gedaagde sub 2] is verhuurd door haar inmiddels overleden zoon, dat [gedaagde sub 2] tegenwoordig de huur betaalt aan haar – [gedaagde sub 1] – en dat zij de door haar ontvangen huurpenningen doorbetaalt aan de kinderen van die zoon. Eiseressen hebben daartegenover hun stelling dat [gedaagde sub 1] de woning verhuurt aan [gedaagde sub 2] niet onderbouwd.
4.3
Bij gebreke van een dergelijke onderbouwing is niet komen vast te staan dat [gedaagde sub 1] de woning verhuurt aan [gedaagde sub 2]. Daarvan kan dan ook in rechte niet worden uitgegaan. Nu niet is komen vast te staan dat [gedaagde sub 1] de hoedanigheid van verhuurster heeft, zal de vordering [gedaagde sub 1] te veroordelen een ontruimings-c.q. ontbindingsprocedure op te starten jegens [gedaagde sub 2], worden afgewezen.
4.4
Tijdens de behandeling leek onbegrip te bestaan aan de zijde van eiseressen in verband met het voorlopig oordeel van de rechter dat [gedaagde sub 1] als moeder van haar zoon die de huurovereenkomst is aangegaan, niet is gehouden een ontruimings-c.q. ontbindingsprocedure op te starten jegens [gedaagde sub 2]. Ter toelichting diene het volgende. Een dergelijke procedure kan slechts worden geëntameerd door de verhuurder. Indien de inmiddels overleden zoon van [gedaagde sub 1] een huurovereenkomst met [gedaagde sub 2] is aangegaan, maakt dat niet dat [gedaagde sub 1] als zijn moeder thans de verhuurster is: door het overlijden van de zoon zijn diens gezamenlijke erfgenamen in zijn plaats getreden als verhuurder en dus de verhuurder van [gedaagde sub 2] geworden. Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde sub 1] erfgename is van haar zoon.
4.6
Het feit dat [gedaagde sub 1] gerechtigd is tot de nalatenschap van haar moeder, plaatst haar in dezen niet in een bijzondere positie. In zoverre verschilt haar positie niet van die van de andere erfgenamen van erflaatster, zoals [eiseres sub 2].
de vordering sub 2
4.7
Gezien de formulering van de vordering sub 2 (“nooit meer te verhuren”) gaat deze uit van de premisse dat [gedaagde sub 1] de woning heeft verhuurd aan [gedaagde sub 2]. Zoals hiervoor is overwogen, is dat niet in rechte komen vast te staan. Nu eiseressen niet hebben gesteld en aan het gerecht ook niet is gebleken dat [gedaagde sub 1] voornemens is in de toekomst het perceel c.q. andere opstallen te verhuren, is de vordering sub 2 niet toewijsbaar bij gebrek aan belang aan de zijde van eiseressen.
de vordering sub 3
4.8
Deze vordering is onlosmakelijk verbonden met de vordering sub 2 en treft daarom hetzelfde lot.
de vordering sub 4
4.9
De vordering sub 4 [gedaagde sub 2] te veroordelen “zich te onthouden van elk onrechtmatig handelen jegens eiseressen, in het bijzonder enig overlast bezorgen of zich op of nabij het perceel te bewegen”, zulks op straffe van een dwangsom, is zodanig ruim en onvoldoende concreet geformuleerd dat deze niet toewijsbaar is. Daartoe wordt het volgende overwogen. Niet duidelijk is wat concreet moet worden verstaan onder “onrechtmatig handelen jegens eiseressen”. De verbijzonderingen “enige overlast bezorgen” en ”op of nabij het perceel” zijn kennelijk bedoeld als (eveneens weinig concreet geformuleerde) voorbeelden van “onrechtmatig handelen jegens eiseressen” en verduidelijken daarom niet althans onvoldoende wat daaronder moet worden verstaan. Voorwaarde voor de toewijsbaarheid van een vordering die ertoe strekt dat de gedaagde, op straffe van een dwangsom, zich van een bepaald handelen dient te onthouden, is dat hem voldoende duidelijk is waarvan hij zich dient te onthouden. Aan deze voorwaarde voldoet de vordering niet.
4.1
Eiseressen bepleiten dat deze vordering moet worden beoordeeld in het licht van hun stellingen in het lichaam van hun verzoekschrift.
4.11
In dat licht wordt het oordeel niet anders. Eiseressen hebben in hun verzoekschrift omtrent de onrechtmatigheid en de overlast het volgende gesteld:
“Vanaf die periode [vanaf ruim twee jaar geleden, toevoeging gerecht] zorgde gedaagde 2 voor hevige overlast, met name door de gehele dag en nacht met ronkende motoren en remmen op het perceel te rijden, evenals geen gebruik te maken van de daartoe aangewezen in/uitritten. Bovendien zijn er een aantal auto’s op het erf van vrienden, waarmee gedaagde zich ophoudt tot in de late uurtjes.” (randnummer 6)
en
“(…) gedaagde 2 nog steeds heel veel overlast veroorzaakt, de rust, privacy en woongenot van eiseressen dermate wordt geschonden, zij niet meer slapen, bang zijn voor hun veiligheid en eigendommen, psychisch klachten hebben en zich bovendien bedreigd voelen.” (randnummer 13).
Deze stellingen maken wel duidelijk aan welk soort gedrag van [gedaagde sub 2] eiseressen zich storen maar concretiseren onvoldoende waarin exact de onrechtmatigheid van het handelen van [gedaagde sub 2] schuilt en zijn in elk geval onvoldoende concreet om de vordering toewijsbaar te kunnen doen zijn.
4.12
De vordering sub 4 zal worden afgewezen.
conclusie en proceskosten (de vordering sub 5)
4.13
De vorderingen van eiseressen zullen op grond van het bovenstaande worden afgewezen. In verband daarmee zal ook de vordering van eiseressen gedaagden te veroordelen in de proceskosten worden afgewezen.
4.14
Als in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij zullen eiseressen worden veroordeeld in de proceskosten, gevallen aan de zijde van gedaagden en tot aan dit vonnis begroot op nihil.

5.De beslissing

Het gerecht:
staat eiseressen toe kosteloos te procederen;
wijst de vorderingen af;
veroordeelt eiseressen in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van gedaagden en tot aan dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en op 23 februari 2023 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.