ECLI:NL:OGEAC:2023:50

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
CUR202204603
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing loonvordering en toestemming kosteloos procederen in arbeidsgeschil

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een arbeidsgeschil tussen [verzoekster] en TRIPLE EIGHT CORPORATION B.V. [Verzoekster] heeft een loonvordering ingediend, waarbij zij verzoekt om toestemming om kosteloos te mogen procederen en betaling van een bedrag van NAf 16.565,06, vermeerderd met wettelijke vertragingsrente. De verzoekster stelt dat zij in dienst was van VBK op basis van een arbeidsovereenkomst en dat haar loon onterecht is verlaagd. VBK heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [verzoekster].

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 januari 2023 is [verzoekster] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl VBK vertegenwoordigd was door haar gemachtigde. Het Gerecht heeft vastgesteld dat [verzoekster] op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst was en dat zij aanspraak maakt op loon over een bepaalde periode. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat de onderbouwing van de vordering van [verzoekster] onvoldoende is. De salarisspecificaties die door [verzoekster] zijn overgelegd, zijn niet voldoende om haar stelling te onderbouwen dat zij recht heeft op het gevorderde loon.

Het Gerecht heeft [verzoekster] toestemming verleend om kosteloos te procederen, maar heeft haar verzoek om betaling van het loon afgewezen. Tevens is [verzoekster] veroordeeld in de proceskosten van VBK, die zijn begroot op NAf 2.000,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Zaaknummer: CUR202204603
Beschikking d.d. 9 februari 2023
Inzake
[VERZOEKSTER],
wonende in Nederland, woonplaats gekozen hebbend in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigden: mrs. E.J.J. Huizing en N.J.M. Huizing,
tegen
de besloten vennootschap
TRIPLE EIGHT CORPORATION B.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. S.A. Hortencia.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en VBK worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, ingediend op 30 november 2022;
- producties 1-4 van VBK, ingediend door haar gemachtigde op 16 januari 2023;
- drie producties van [verzoekster], ingediend door haar gemachtigde op 17 januari 2023;
- een e-mail van 17 januari 2023 van de gemachtigde van VBK, waarin zij bezwaar maakt tegen de vorenbedoelde drie producties van [verzoekster];
- de mondelinge behandeling op 18 januari 2023, waar zijn verschenen – via een videoverbinding met Nederland – [verzoekster], bijgestaan door haar gemachtigde mr. N.J.M. Huizing, en mevrouw [naam 1] namens VBK, bijgestaan door haar gemachtigde. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Hortencia een verweerschrift ingediend.
1.2.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De vaststaande feiten

2.1 [
Verzoekster] is op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst van VGB.
2.2 [
Verzoekster] is per 22 januari 2020 in dienst getreden in de functie van salesgirl parttime.
2.3
Gedurende de periode van haar dienstverband heeft [verzoekster] maandelijks steeds verschillende loonbedragen ontvangen.
2.4
In maart 2021 heeft VBK aan [verzoekster] een nul-urencontract aangeboden, dat zij niet heeft ondertekend.

3.Het geschil

3.1 [
verzoekster] verzoekt:
“bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
- verzoekster toestemming te willen verlenen om kosteloos te mogen procederen;
- gerekwestreerde te bevelen tot nakoming van der partijen arbeidsovereenkomst, middels betaling aan verzoekster van NAf 16.565,06, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente ad. 50% daarover, berekend tot de dag der indiening van het verzoekschrift;
-gerekwestreerde te veroordelen in de kosten van deze procedure.”
3.2
In het licht van de feiten legt [verzoekster] aan haar verzoek het volgende ten grondslag.
[verzoekster] werkte 5 á 6 dagen per week, minimaal 8 uren per dag. Per 1 februari 2021 is zij aangesteld in de fulltime functie van supervisor tegen een bruto uurloon van NAf 12,69. Gedurende de lockdown heeft [verzoekster] geen loon ontvangen. Na de lockdown in verband met de Covid-19 pandemie heeft VBK het uurloon van [verzoekster] eenzijdig verlaagd naar NAf 9,50. Na een protest van [verzoekster] bij VBK omdat haar loon over december 2020 te laat werd betaald, werd zij nog maar 3 dagen per week 3 á 4 uren per dag ingeroosterd. [Verzoekster] heeft noch met de wijziging van het aantal werkuren noch met de wijziging van het uurloon ingestemd. Zij was vanaf 1 februari 2020 steeds bereid en beschikbaar minimaal 8 uren per dag en minimaal 40 uren per week arbeid te verrichten. Nu VBK daarvan geen gebruik heeft gemaakt, heeft [verzoekster] ingevolge artikel 7A:1614d Burgerlijk Wetboek haar aanspraak op het naar tijdsruimte vastgestelde loon niet verloren.
Zij maakt aanspraak op een loonbedrag van in totaal NAf 16.565,06 over de periode van april 2020 tot en met juni 2021.
3.3
VBK voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [verzoekster], met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten en de nakosten.
3.4
VBK heeft daartoe het volgende aangevoerd. Na voordien een baantje als vakantiekracht te hebben gehad bij VBK, heeft [verzoekster] vanaf oktober 2018 op basis van een nulurencontract part-time als salesgirl voor VBK gewerkt tegen een uurloon van NAf 9,17. In 2018 en 2019 heeft [verzoekster] ook gedurende schoolvakanties en vrije dagen voor VBK gewerkt.
Ook vanaf 20 januari 2020 heeft [verzoekster] als salesgirl op basis van een nulurencontract part-time gewerkt voor VBK tegen een uurloon van NAf 9,17.
Gedurende een proefperiode van twee maanden heeft [verzoekster] de gelegenheid gekregen in training de functie van supervisor te leren, in welke proefperiode zij volgens afspraak NAf 2.200,- bruto per maand heeft ontvangen. Vanwege de covid-pandemie en de maatregelen die Curaçao in verband daarmee heeft getroffen, is die proefperiode voortijdig beëindigd. Hoewel [verzoekster] in de maand maart 2020 niet volledig heeft gewerkt, heeft VBK haar de volledige overeengekomen periode van twee maanden dat salaris van NAf 2.200,- bruto per maand betaald. [verzoekster] is per 23 mei 2020 weer aan de slag gegaan als salesgirl. Nadien is het uurloon van [verzoekster] verhoogd naar NAf 9,50 per uur. In de zomermaanden is [verzoekster] opnieuw in training gegaan voor de functie van supervisor. [verzoekster] bleek de geschiktheid voor die functie te missen, hetgeen met haar is besproken, en aan die training is een einde gekomen. De resterende tijd heeft [verzoekster] haar werkzaamheden bij VBK uitgevoerd op basis van het nulurencontract.
3.5
Op de stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang, zal hierna onder de beoordeling worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1 [
Verzoekster] heeft in het geding gebracht een bewijs van onvermogen van 17 oktober 2022. Gezien dat bewijs van onvermogen zal haar verzoek haar toestemming te verlenen kosteloos te mogen procederen, worden gehonoreerd.
4.2
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van VBK haar bewaar tegen de drie op 17 januari 2023 ingediende producties van [verzoekster] ingetrokken. Deze zullen dus bij de beoordeling worden betrokken.
4.3
Ter onderbouwing van haar stelling dat zij per 1 februari 2020 is aangesteld in de functie van supervisor tegen een bruto uurloon van NAf 12,69, heeft [verzoekster] verwezen naar een tweetal salarisspecificaties betreffende de maanden februari 2020 en maart 2020, door haar in het geding gebracht als productie 2. Deze salarisspecificaties vermelden beide:
‘Function’: ‘Supervisor’
‘Date in service’: ‘2/1/2020’
‘Hourly wage’: ’12.69’
En als ‘Salary’’: ‘2,200.00’.
4.4
Naar het oordeel van het gerecht vormen deze salarisspecificaties, in het licht van het verweer van VBK, onvoldoende onderbouwing van de stelling van [verzoekster] dat zij per 1 februari 2020 is aangesteld in de functie van supervisor tegen een bruto uurloon van NAf 12,69.
Deze salarisspecificaties stroken immers ook met het verweer van VBK dat [verzoekster] gedurende twee maanden de gelegenheid heeft gekregen een poefperiode in training te komen om de werkzaamheden van een supervisor aan te leren en dat zij in die proefperiode een salaris van NAf 2.200,- bruto per maand zou ontvangen en ook heeft ontvangen. Dat de salarisspecificaties als functie “Supervisor” vermelden hoewel [verzoekster] volgens VBK voor die functie nog slechts in training was, kan daaraan niet afdoen. Daarbij komt dat niet is gebleken dat [verzoekster] nadien tegenover VBK ooit aanspraak heeft gemaakt op het vervullen van de functie van supervisor en evenmin ooit heeft geprotesteerd tegen de door haar van VBK ontvangen salarisbedragen, die aanzienlijk lager waren dan NAf 2.200,- bruto per maand.
4.5
Haar stelling dat zij bij VBK de functie van supervisor bekleedde tegen een uurloon van NAf 12,69, heeft [verzoekster] op geen enkele ander wijze onderbouwd.
4.6
Het verzoek zal daarom wegens onvoldoende onderbouwing worden afgewezen.
4.7 [
Verzoekster] zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van VBK en tot aan deze beschikking begroot op NAf 2.000,- wegens salaris gemachtigde (2 punten, tarief 4).
4.8
Overeenkomstig het verzoek van VBK zal [verzoekster] tevens in de nakosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het gerecht:
verleent [verzoekster] toestemming kosteloos te procederen;
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van VBK, tot aan deze beschikking begroot op NAf 2.000,-;
veroordeelt [verzoekster] in de nakosten ten bedrage van NAf 250,-, vermeerderd met NAf 150,- in geval van betekening van deze beschikking;
verklaart deze beschikking wat betreft de veroordelingen in de proceskosten en de nakosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en op 9 februari 2023 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.