ECLI:NL:OGEAC:2023:73

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
CUR202200990
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van ongevallengeld op basis van arbeidsongeschiktheid en medische rapportages

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao het beroep van eiseres tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om haar graad van arbeidsongeschiktheid op nihil vast te stellen en haar recht op ongevallengeld te beëindigen. De SVB had deze beslissing genomen bij beschikking van 27 mei 2021, welke was gehandhaafd in de beslissing op bezwaar van 20 januari 2022. Eiseres, die als waitress en hostess werkte, was betrokken bij een verkeersongeval op 23 februari 2015, dat als bedrijfsongeval werd aangemerkt op 7 april 2015. Eiseres was aanvankelijk 100% arbeidsongeschikt geacht en ontving ongevallengeld op basis van de Landsverordening Ongevallenverzekering.

Tijdens de zitting op 29 maart 2023 heeft eiseres haar beroepsgronden toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat de verzekeringsarts haar medische beperkingen onderschatte en dat er nog geen stabiele medische situatie was. Het Gerecht heeft de rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige beoordeeld en vastgesteld dat deze op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. Het Gerecht concludeert dat de SVB de beëindiging van het ongevallengeld op een zorgvuldige manier heeft onderbouwd en dat er geen tegenstrijdigheden in de rapportages zijn aangetroffen.

Het Gerecht oordeelt dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. De bestreden beschikking van de SVB blijft in stand, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[EISERES],

wonend in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.I. Da Costa Gomez,
en

de Sociale Verzekeringsbank,

verweerster, hierna: de SVB,
gemachtigde: mr. N.S. Dare.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van eiseres tegen de beslissing van de SVB om de graad van arbeidsongeschiktheid van eiseres op nihil vast te stellen en haar recht op ongevallengeld te beëindigen.
1.1
De SVB heeft deze beslissing genomen bij beschikking van 27 mei 2021. De SVB heeft haar beslissing gehandhaafd in de beslissing op bezwaar van 20 januari 2022 die is aangevuld bij beschikking van 25 januari 2022 (samen: de bestreden beschikking). Wel heeft de SVB de beëindigingsdatum van het ongevallengeld in de bestreden beschikking gewijzigd naar twee maanden na de beschikking van 27 mei 2021,
dus 27 juli 2021.
1.2
Verweerder heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend.
1.3
Eiseres heeft nadere medische informatie van haar orthopedisch chirurg
[dr. X] van 8 december 2022 in het geding gebracht.
1.4
Het Gerecht heeft het beroep op 29 maart 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Ook verzekeringsarts [A], arts [B] en arbeidsdeskundig adviseur [C] zijn namens de SVB verschenen.

Beoordeling door het Gerecht

2. Het Gerecht beoordeelt de beslissing van de SVB verweerder aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het Gerecht komt tot het oordeel dat het beroep tegen de bestreden beschikking ongegrond is. Hierna legt het Gerecht dit oordeel uit en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Van welke feiten en omstandigheden gaat het Gerecht uit?
4.1
Eiseres werkte als waitress en hostess bij [Resort Y]. Op 23 februari 2015 was zij betrokken bij een verkeersongeval en dat ongeval is op 7 april 2015 als bedrijfsongeval aangemerkt.
4.2
Aan eiseres is ongevallengeld toegekend op grond van de Landsverordening Ongevallenverzekering (hierna LvOV). Eiseres is 100% arbeidsongeschikt geacht.
4.3
Na medisch onderzoek in februari 2021 en arbeidskundig onderzoek in mei 2021 heeft de SVB de beslissingen genomen zoals in de inleiding van deze uitspraak vermeld.
Wat vindt het Gerecht van het medisch onderzoek dat de SVB heeft gebruikt voor zijn beslissing?
5. Ter zitting heeft eiseres haar beroepsgronden zoals geformuleerd in het aanvullende beroepschrift nader toegelicht. Eiseres voert over de medische beoordeling van de verzekeringsarts aan dat ten tijde van de bestreden beschikking nog geen sprake was van een medische eindtoestand. Zij was nog steeds onder behandeling van [dr. X]. Ook zijn haar beperkingen onderschat door de verzekeringsarts. Zij heeft nog steeds pijn aan haar schouderbladen en onderrug, waardoor zij het werk dat zij deed niet kan doen. Zij kan namelijk niet lang staan. Daar komt bij dat ook [dr. X] vindt dat zij permanent niet in staat is om te werken. Eiseres wijst op de door haar overgelegde verklaring van [dr. X] van 8 december 2022.
6. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
6.1
Het Gerecht stelt op basis van de rapportages van 19 februari 2021 en 16 september 2021 van de arts en de verzekeringsarts vast dat dossieronderzoek heeft plaatsgevonden en dat daarbij informatie van [dr. X] van 8 maart 2017 is betrokken. Verder is eiseres gezien op het spreekuur van 19 februari 2021 en heeft lichamelijk en psychisch onderzoek plaatsgevonden. In de bezwaarfase is aanvullende informatie opgevraagd bij en op 15 september 2021 verkregen van [dr. X]. In die informatie schrijft [dr. X] dat eiseres acute pijn in de onderrug heeft en dat een MRI geïndiceerd is. Die is vanwege angst en andere redenen niet uitgevoerd. Verder schrijft [dr. X] dat de pijn bij eiseres blijft en dat zij niet kan werken. De verzekeringsarts neemt in de rapportages beperkingen voor het verrichten van arbeid bij eiseres aan. Eisers is aangewezen op werk waarbij zij niet te lang achtereen hoeft te zitten en waarbij zij regelmatig moet kunnen afwisselen van zitten naar staan en/of lopen en omgekeerd. Daarnaast moet het zitten op harde oppervlakte vermeden worden.
6.2
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het moment van een stabiele medische situatie bepalend is voor het moment van het doen van een beoordeling van blijvende arbeidsongeschiktheid met een medisch en arbeidskundig onderzoek. Als er nog geen medische stabiele situatie is, is een beoordeling van blijvende arbeidsongeschiktheid niet zinvol. Immers, er kunnen nog veranderingen optreden in de beperkingen die iemand heeft bij het verrichten van arbeid. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat bij eiseres ook ten tijde van de bestreden beschikking sprake was van een medisch stabiele situatie. De medische informatie van [dr. X] die in de bezwaarfase is verkregen, verschilt namelijk niet van de uit 2017 beschikbare informatie. Ook de in beroep overgelegde informatie wijst daarop. De MRI was en is nog steeds niet uitgevoerd en er vindt geen behandeling plaats.
6.3
Het Gerecht overweegt dat de SVB beschikkingen over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze rapportages op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Als een verzekerde vindt dat verweerder zijn beschikking niet op de rapportage van de verzekeringsarts mocht baseren, dan moet hij dat aanvoeren bij de bestuursrechter. Het is dan aan de verzekerde om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Dit aanvoeren kunnen ook niet medisch geschoolden doen. Maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een medicus noodzakelijk.
6.4
Gelet op wat het Gerecht onder 6.1 en 6.2 heeft overwogen, is het Gerecht van oordeel dat de rapportages van de verzekeringsarts op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen. Verder bevatten de rapporten geen tegenstrijdigheden en zijn voldoende begrijpelijk. Naar het oordeel van het Gerecht heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts onjuist is. In de informatie van [dr. X] van 8 december 2022 vindt het Gerecht onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan wat de verzekeringsarts geoordeeld heeft. [dr. X] geeft in deze verklaring dezelfde informatie die de verzekeringsarts in de bezwaarfase al had en heeft gewogen. Weliswaar schrijft [dr. X] ook dat eiseres niet in staat is om te werken en blijvend ongeschikt is daartoe, maar [dr. X] onderbouwt dat verder niet. Verder is het juist de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts en niet die van orthopedisch chirurg om op basis van medische informatie te bepalen welke beperkingen iemand heeft bij het verrichten van arbeid. Aan hoe eiseres zelf haar klachten ervaart, komt geen gewicht toe bij een bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid. Het moet namelijk gaan om beperkingen die medisch objectief vast te stellen zijn.
Wat vindt het Gerecht van het arbeidskundig onderzoek dat de SVB heeft gebruikt voor zijn beslissing?
7. Eiseres voert verder aan dat ook het arbeidskundig onderzoek onzorgvuldig is verricht. Daartoe betoogt eiseres dat tijdens het werkplekonderzoek is gesproken met de HR-afdeling in plaats van met de direct leidinggevende van eiseres. De persoon waarmee de arbeidsdeskundig adviseur heeft gesproken weet niets van de werkzaamheden van eiseres.
8 Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht stelt vast dat uit de arbeidsdeskundige rapportage van 7 mei 2021 blijkt dat het werkplekonderzoek heeft plaatsgevonden op 6 mei 2021. Er is door de arbeidsdeskundig adviseur gesproken met een supervisor food & beverage. Ter zitting heeft de arbeidsdeskundig adviseur toegelicht dat de leidinggevende met wie eiseres in 2015 heeft gewerkt niet meer werkzaam was bij [Resort Y] Zij heeft om die reden met deze supervisor gesproken. Deze supervisor heeft ook leidinggevende en werkervaring en was mede daardoor ook in staat om de werkzaamheden in de functie van eiseres te duiden. Naar het oordeel van het Gerecht is een werkplekonderzoek niet per definitie onzorgvuldig als gesproken wordt met andere mensen dan met wie een verzekerde heeft gewerkt. Het onderzoek is immers gericht op het in beeld brengen van de precieze taken en belasting in de functie van de verzekerde. Dat kan ook in beeld worden gebracht zonder personen die met een verzekerde hebben gewerkt.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepsgronden van eiseres slagen niet. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de bestreden beschikking van eiseres waarbij het ongevallengeld van eiseres is beëindigd in stand blijft.
10. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht
verklaarthet beroep tegen de bestreden beschikking van 20 januari 2022
ongegrond.
Aldus vastgesteld door mrs. S. Lanshage, voorzitter, J. Sybesma en M.A. Evertsz, leden, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023, in tegenwoordigheid van
mr. M.F.G. Maes, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving hiervan. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.