In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao het beroep van eiseres tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om haar graad van arbeidsongeschiktheid op nihil vast te stellen en haar recht op ongevallengeld te beëindigen. De SVB had deze beslissing genomen bij beschikking van 27 mei 2021, welke was gehandhaafd in de beslissing op bezwaar van 20 januari 2022. Eiseres, die als waitress en hostess werkte, was betrokken bij een verkeersongeval op 23 februari 2015, dat als bedrijfsongeval werd aangemerkt op 7 april 2015. Eiseres was aanvankelijk 100% arbeidsongeschikt geacht en ontving ongevallengeld op basis van de Landsverordening Ongevallenverzekering.
Tijdens de zitting op 29 maart 2023 heeft eiseres haar beroepsgronden toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat de verzekeringsarts haar medische beperkingen onderschatte en dat er nog geen stabiele medische situatie was. Het Gerecht heeft de rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige beoordeeld en vastgesteld dat deze op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. Het Gerecht concludeert dat de SVB de beëindiging van het ongevallengeld op een zorgvuldige manier heeft onderbouwd en dat er geen tegenstrijdigheden in de rapportages zijn aangetroffen.
Het Gerecht oordeelt dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. De bestreden beschikking van de SVB blijft in stand, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.