ECLI:NL:OGEAC:2023:87

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
500.00229/21
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. Verbeek
  • J. Mulder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak moord, bewezenverklaring doodslag en het wegmaken van een lijk door dit verzwaard met een blok beton in de waterput te deponeren

In deze strafzaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 14 april 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van moord en doodslag. De verdachte werd vrijgesproken van moord, maar schuldig bevonden aan doodslag en het wegmaken van een lijk. De zaak betreft de dood van [slachtoffer], die tussen 11 en 14 september 2021 om het leven is gekomen. Het lichaam van [slachtoffer] werd op 14 september 2021 aangetroffen in een waterput, verzwaard met een betonblok en zakken gevuld met stenen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader [medeverdachte] betrokken waren bij de mishandeling van het slachtoffer, die vermoedelijk is overleden door toedoen van de verdachte en [medeverdachte]. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest, maar het Gerecht oordeelde dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de doodslag en het wegmaken van het lichaam. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien jaren. De zaak heeft veel aandacht gekregen vanwege de ernst van de beschuldigingen en de omstandigheden waaronder het lichaam van het slachtoffer werd aangetroffen.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00229/21

Uitspraak: 14 april 2022
Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [land],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van
12 januari 2022 en 1 april 2022.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. Scheperboer-Parris naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat:
Feit 1 primair
hij in of omstreeks de periode van 11 september tot en met 14 september 2021 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en -al dan niet- met voorbedachten rade, [slachtoffer], van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, enige vorm van hevig, uitwendig mechanisch stomp geweld aangewend op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van [slachtoffer], (vervolgens) heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), [slachtoffer] voornoemd met een betonnen blok en/of een of meer tas(s)(en) gevuld met stenen althans (een) zwa(a)r(e) voorwerp(en), aan een touw vastgeknoopt en/of vastgebonden aan zijn billen en/of heup (vervolgens) in een (op het terrein aangesloten aan die van hun werkgever aanwezige) (water)put gegooid en/of geduwd en/of gedeponeerd.
Feit 1 subsidiair
dat hij in of omstreeks de periode van 11 september tot en met 14 september 2021 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer], heeft mishandeld, immers heeft verdachte, alstoen en aldaar en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg tegen [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, enige vorm van hevig uitwendig mechanisch stomp geweld aangewend op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van [slachtoffer], (vervolgens) heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), [slachtoffer] voornoemd met een betonnen blok en/of een of meer tas(s)(en) gevuld met stenen althans (een) zwa(a)r(e) voorwerp(en), aan een touw vastgeknoopt en/of vastgebonden aan zijn billen en/of heup (vervolgens) in een (op het terrein aangesloten aan die van hun werkgever aanwezige) (water)put gegooid en/of geduwd en/of gedeponeerd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] (zodanig letsel heeft bekomen dat hij) daaraan is overleden;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 11 september tot en met 14 september 2021 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, nadat het misdrijf was gepleegd van moord/doodslag van [slachtoffer], op/of omstreeks de periode van 11 september tot en met 14 september 2021 het lijk/lichaam van [slachtoffer] heeft hebben verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer] te verhelen, en/of (aldus) dat lijk aan het (directe) oog te onttrekken, door het lijk van [slachtoffer] voornoemd met een betonnen blok en/of een of meer tas(s)(en) gevuld met stenen althans (een) zwa(a)r(e) voorwerp(en), aan een touw vastgeknoopt en/of vastgebonden aan zijn billen en/of heup (vervolgens) in een (op het terrein aangesloten aan die van hun werkgever aanwezige) put gegooid en/of geduwd en/of gedeponeerd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het Gerecht deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Op 14 september 2021 omstreeks 16:00 uur is het lichaam van [slachtoffer] in een waterput aangetroffen. Hij bevond zich in een min of meer zittende positie in een ruim elf meter diepe put, die tot een hoogte van drieënhalve meter met water was gevuld. Brandweerlieden hadden grote moeite om het slachtoffer uit de put te halen omdat er een blok beton en (een) zak(ken) met touwen om/aan zijn onderlichaam was vastgebonden (foto’s op pagina 15). Zij hebben de touwen en de zak(ken) uiteindelijk doorgeknipt om het slachtoffer uit de put te kunnen liften.
Het lichaam van het slachtoffer verkeerde op dat moment al in een zo vergaande staat van ontbinding, dat geen doodsoorzaak meer kon worden vastgesteld. Uit (medische) bevindingen blijkt wel dat typische tekenen van verdrinking (schuimend vocht bij de mond, roodgekleurd en glanzend verdrinkingsschuim, kenmerkend bij oudere waterlijken en vocht in de longen) ontbreken.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat [slachtoffer] op 11 september 2021 omstreeks 17:00 uur zijn woning heeft verlaten. Volgens zijn broer is [slachtoffer] die dag omstreeks 18:00 á 19:00 uur nog door bekenden in de woonwijk gezien. Uit camerabeelden, waarop een van de ingangen van de plantage is te zien, blijkt dat [slachtoffer] die dag omstreeks 22:00 uur in de buurt van de plantage was. Ondanks zoekacties van vrienden en familie is in de dagen daarna niets meer van [slachtoffer] vernomen.
De waterput bevindt zich midden op een groot braakliggend terrein gelegen aan de Kaminda George Willems tegenover het Curaçao Festival Center. Het terrein is van [eigenaar]. Volgens haar wordt een deel van het terrein sinds een jaar of twee door Haïtianen beplant met groente en fruit. [2] De put waarin het slachtoffer is gevonden, lag niet op het terrein dat door de Haïtianen wordt beplant maar er vlak naast (plattegrond pagina 76). [J.P.] heeft verklaard dat bij de bewerking van het terrein onder meer betrokken waren [medeverdachte], verdachte en hijzelf. Hij heeft ook verklaard dat de zak (kippenvoer rood/geel met het opschrift Egg Maker) die met touw aan het onderlichaam van het slachtoffer was gebonden, lijkt op de zakken die hij bij de Chinese minimarkt haalt en aan [medeverdachte 1] en [verdachte] geeft voor het beplantingsproces. Ook het zwarte net dat in de put is aangetroffen, herkent hij als een net dat op de plantage wordt gebruikt. [3] Uit verklaringen van de verdachte [4] en van [medeverdachte] [5] blijkt dat zij zes dagen per week op de plantage werkzaam waren.
De getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5], [getuige 6] en [getuige 7] hebben verklaard dat Rosa regelmatig groente en fruit op de plantage stal, waarbij een aantal van deze getuigen ook wisten dat de Haïtianen [slachtoffer] daarom meermalen hebben mishandeld en met de dood hebben bedreigd. [6] Zo heeft [getuige 3] verklaard dat het slachtoffer tegen hem heeft gezegd: “[naam] weet je, de Haïtianen hebben tegen mij gezegd als zij mij weer op de plantage vinden, zullen zij mij mishandelen en in de put gooien”. Ook [getuige 4] heeft verklaard dat [slachtoffer] tegen hem heeft gezegd dat hij vermoord zou worden als ze hem nog een keer op het terrein zouden betrappen.
Daarnaast hebben de getuigen [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6] verklaard dat twee Haïtianen de plantage ’s avonds zijn gaan bewaken. Volgens [getuige 4] gebeurde dat door de verdachte [7] en [medeverdachte] [8] . [Getuige 6] heeft [medeverdachte] herkend als een van de twee mannen die de plantage ’s avonds bewaakte. [9]
Het Gerecht wijst in het bijzonder nog op de verklaring van [C]. [10]
In dit onderzoek zijn veel Haïtiaanse getuigen uit de omgeving van de verdachte en [medeverdachte] gehoord. Deze getuigen zijn zeer terughoudend met het verstrekken van informatie, waarbij regelmatig ongeloofwaardig wordt verklaard of door hen in afgeluisterde telefoongesprekken gedane uitlatingen worden ontkend. Het Gerecht acht het daarom veelbetekenend dat [C] heeft verklaard dat hij van de Haïtianen heeft gehoord dat [medeverdachte] het slachtoffer verschillende keren heeft mishandeld en dat [verdachte] in de avonduren de plantage bewaakte tegen degenen die kwamen stelen.
Uit de hiervoor genoemde en hierna nog te noemen bewijsmiddelen, komt het Gerecht tot de volgende conclusies. De omstandigheden waaronder het slachtoffer in de put is aangetroffen, te weten verzwaard met een betonblok en een (gevulde) zak, duiden zonder meer op een misdrijf. Hoewel niet met zekerheid kan worden vastgesteld hoe het slachtoffer precies is overleden, duiden het ontbreken van typische tekenen van verdrinking er op dat het slachtoffer al was overleden voordat hij in de waterput werd gedeponeerd.
Het Gerecht gaat er voorts vanuit dat het slachtoffer in de avond/nacht van 11 september 2021 is overleden. Het Gerecht leidt dit af uit het feit dat niemand het slachtoffer ná 11 september 2021 omstreeks 22:00 uur nog (in leven) heeft gezien, hetgeen niet paste bij zijn dagelijks routine. Volgens zijn zus sliep het slachtoffer immers iedere avond thuis. Ook aan het feit dat de maaltijd in de maag van het slachtoffer nog nauwelijks was verteerd, hetgeen erop duidt dat hij niet lang na het nuttigen ervan is overleden in combinatie met het feit dat het lichaam van het slachtoffer in een zo vergaande staat van ontbinding verkeerde, dat het in ieder geval enige dagen in het water/de waterput moet hebben gelegen, komt in dit verband betekenis toe.
Het Gerecht gaat er verder vanuit dat [slachtoffer] door de verdachte en [medeverdachte] op de plantage is betrapt toen hij daar aan het stelen was. Dit leidt het Gerecht af uit de verklaringen van [S] en [D]. Volgens [S] heeft [medeverdachte] tegen hem gezegd dat [verdachte] en hij het slachtoffer hebben betrapt en hebben achtervolgd, waarna het slachtoffer in de put is gevallen. Volgens [D] heeft [medeverdachte] tegen hem gezegd dat hij het slachtoffer heeft betrapt toen hij aan het stelen was, dat hij het slachtoffer heeft achtervolgd en dat hij het slachtoffer met een houten balk tegen het hoofd heeft geslagen.
Hoewel de verklaringen van deze twee getuigen niet op alle onderdelen gelijkluidend zijn, heeft het Gerecht geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid ervan. Nog daargelaten dat deze gesprekken op verschillende momenten hebben plaatsvonden en de getuigen [medeverdachte] op die moment telkens probeerden te helpen, vonden de gesprekken bovendien plaats in hun eigen taal. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat de getuigen [medeverdachte] verkeerd hebben begrepen. Hun verklaringen plaatsen het slachtoffer in ieder geval op de plantage op het moment dat de verdachte en [medeverdachte] daar waren en zij het slachtoffer betrapten en hebben achtervolgd. Verdere bevestiging voor het feit dat het slachtoffer op de plantage is geweest en daar om het leven is gebracht, kan worden gevonden in het feit dat zijn telefoon op 14 september 2021 in de nabijheid van de waterput is aangetroffen en de schoffel, die hij altijd bij zich had, bij de hut verderop op het terrein [11] , waarin ook de zakken kippenvoer, soortgelijk aan de zak die om het onderlijf van [slachtoffer] was gebonden, lagen.
Hoewel onduidelijkheid bestaat over het exacte moment, de wijze waarop en door wie welk letsel aan het slachtoffer is toegebracht, blijkt uit het dossier wel dat het letsel niet lang na 11 september 2021 omstreeks 22.00 uur aan het slachtoffer is toegebracht. Het Gerecht gaat er vanuit dat de verdachte en [medeverdachte] daar beiden bij aanwezig waren. [Medeverdachte] heeft dit immers verklaard tegen [S] en het past bovendien bij de verklaringen van getuigen, inhoudende dat de plantage door twee Haïtianen, namelijk de verdachte en [medeverdachte], werd bewaakt en dat het slachtoffer reeds eerder door hen was mishandeld. Voor betrokkenheid van anderen bij het bewaken van de plantage biedt het dossier overigens ook geen enkel aanknopingspunt.
Dit leidt het Gerecht tot de conclusie dat het letsel aan [slachtoffer] is toegebracht nadat de verdachte en [medeverdachte] samen het slachtoffer na betrapping hebben achtervolgd en achterhaald. Vervolgens is op het slachtoffer geweld uitgeoefend, aan de gevolgen waarvan het slachtoffer is overleden. Ook zonder dat kan worden vastgesteld wie precies welk geweld heeft uitgeoefend, blijkt uit alle omstandigheden van het geval dat de verdachte en [medeverdachte] daarbij nauw en bewust hebben samengewerkt. Ze waren immers samen aanwezig om het terrein te bewaken, hadden samen het slachtoffer al eerder mishandeld en gewaarschuwd en ook de verdere handelingen met het lichaam van het slachtoffer duiden op een gezamenlijk handelen. Zo is het lichaam verzwaard met een blok beton en (een) zak(ken) en gedeponeerd in een met anderhalve meter hoge pallets omheinde waterput.
Het Gerecht acht in dit verband ook niet zonder belang dat de verdachte in een op 15 september 2021 gevoerd telefoongesprek [12] [medeverdachte] instrueert wat hij tegen de politie moet verklaren.
Op grond van het voorgaande is het Gerecht van oordeel dat het handelen van de verdachte en [medeverdachte] (die avond) gericht is geweest op de dood van het slachtoffer. Het Gerecht acht dan ook bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van doodslag op [slachtoffer], en vervolgens aan het medeplegen van het wegmaken van het lijk, wat met geen ander denkbaar doel kan zijn gebeurd dan het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen.
Met de officier van justitie is het Gerecht van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat om te komen tot een bewezenverklaring van de onder 1 impliciet tenlastegelegde moord. Het Gerecht zal de verdachte in zoverre dan ook vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 impliciet subsidiair en 2 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
onder 1 impliciet subsidiair
hij in de periode van 11 september tot en met 14 september 2021 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader met opzet enige vorm van hevig geweld aangewend tegen het hoofd, althans het lichaam, van [slachtoffer], vervolgens hebben verdachte en zijn mededader [slachtoffer] voornoemd met een betonnen blok en een of meer tas(sen) gevuld met voorwerpen, aan een touw vastgebonden aan zijn billen en/of heup in een op het terrein aangesloten aan die van hun werkgever aanwezige waterput gedeponeerd;
onder 2
hij in de periode van 11 september tot en met 14 september 2021 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander, nadat het misdrijf was gepleegd van doodslag van [slachtoffer], het lijk/lichaam van [slachtoffer] heeft verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer] te verhelen, en/of dat lijk aan het (directe) oog te onttrekken, door het lijk van [slachtoffer] voornoemd met een betonnen blok en een of meer tas(sen) gevuld met voorwerpen, aan een touw vastgebonden aan zijn billen en/of heup in een op het terrein aangesloten aan die van hun werkgever aanwezige put gedeponeerd.
Hetgeen onder 1 impliciet subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair en 2 bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Deze zijn opgenomen in het vonnis.
Bewijsmiddelen
1. Een proces-verbaal van lijkenherkenning van 15 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar H.I. Mathew (pagina 003 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
In de middag van 14 september 2021 werd het lijk van een man van ongeveer zestig jaar oud in een put gevonden. Zijn lichaam was vastgebonden aan een blok beton. Op 14 september 2021 werd op het terrein waar het lijk uit de put werd gehaald, een lijkherkenning gedaan met [getuige 2] (broer) en [R.G.] (vriend). Zij herkenden het lijk als hun broer/vriend [slachtoffer].
2. Een proces-verbaal van forensisch onderzoek van 3 maart 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren W.S. Schoop en N.F. Mercera (pagina 005 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Op 13 september 2021 is [slachtoffer], geboren op 23 maart 1957, door zijn broer als vermist opgegeven. De vermiste is op 11 september 2021 omstreeks 17.00 uur voor het laatst gezien. Daarna is niets meer van hem vernomen. [slachtoffer] wordt gekenschetst als een drugsverslaafde, die slentert in de omgeving Bonam en Kirindongo Abou. Op 14 september 2021 hebben familieleden een zoekactie gehouden. Op een braakliggend terrein op de Kaminda George Willems roken zij een onaangename geur. Deze geur kwam uit een put op het terrein. Ze gingen kijken en zagen een lichaam van een man, lijkend op [slachtoffer]. De politie is om 16.03 uur in kennis gesteld. Na diverse pogingen heeft de brandweer het lijk uit de put gelicht. Het lichaam was in vergaande staat van ontbinding. Dokter Maduro, die ter plaatse is gekomen, heeft de dood geconstateerd. Het stoffelijk overschot is naar het mortuarium van de ADC overgebracht.
De plaats delict, gelegen op de Kaminda George Willems ten zuiden van het Curaçao Festival Center, is een zeer groot braakliggend terrein. Het terrein is begaanbaar vanaf de oostelijke en de westelijke kant. Aan de westelijke kant is het terrein afgesloten door een metalen hek met een hangslot. Midden op het terrein is een waterput. De waterput is met de hand gegraven. De waterput is omheind met paletten van 1.5 meter hoog. De waterputmonding was van noord naar zuid 4.40 meter en van oost naar west 5 meter. De waterput was 11.40 meter diep en was tot een hoogte van 3.40 meter gevuld met water. Het pallet aan de oostelijke kant werd door familieleden naar beneden gebracht.
Ten noordoosten van de waterput is een mobiele telefoon aangetroffen. Uit navraag bij familieleden bleek dat deze telefoon aan het slachtoffer toebehoorde.
Omstreeks 20.55 uur heeft de brandweer het stoffelijk overschot uit de put gehaald. De brandweerlieden verklaarden dat het moeilijk was om het lijk te liften omdat er met een touw een betonblok aan de billen van de man was vastgebonden. Ze waren genoodzaakt het touw door te knippen om het slachtoffer te liften. Ook hebben ze zakken gezien rond de heup van het slachtoffer. Deze moesten ze ook doorknippen.
Het slachtoffer was al in een vergaande staat van ontbinding waardoor de huid losliet. Aan de buitenkant van het rechterbovenbeen zaten sporen van een onderhuidse bloeduitstorting. Dit kan geïnterpreteerde worden als lijkvlekkenpatroon veroorzaakt door zeer waarschijnlijk druk of knellend voorwerp. Gezien het patroon en de verklaring van de brandweerlieden kan dit zijn veroorzaakt door de wikkelingen van een touw.
Op 17 september 2021 zijn de twee brandweerlieden die het lijk uit de put hebben gehaald gehoord. Zij verklaarden dat het lijk in een zittende positie is aangetroffen met aan het zitvlak of de billen een stuk touw met daaraan een betonblok van 140x190x390 (het Gerecht begrijpt: millimeter). Aan de heupen hebben ze zakken gezien die volgens hun omschrijving lijken op polypropyleen geweven zakken. Naar aanleiding van de verklaringen van de brandweerlieden is onderzoek gedaan in de put. De volgende voorwerpen zijn aangetroffen:
- Twee touwen
- Deel of half van polypropyleen geweven zak, geel/rood van kleur.
Oorspronkelijk was deze zak bestemd voor kippenvoer (zo begrijpt het Gerecht uit foto 22)
- Een stuk zwart planten net.
Op 30 september 2021 is een zoekactie gehouden in een nabij gelegen plantage op het adres [adres]. In een schuurtje op de plantage werden veel zakken met kippenvoer aangetroffen. Deze zakken lijken op de zak die in de waterput is aangetroffen. In het schuurtje lag ook een deel van een zwart plantennet. Dit kwam qua structuur en kleur overeen met het plantennet dat in de waterput is aangetroffen.
Conclusie:
  • Op 14 september 2021 werd het stoffelijk overschot van [slachtoffer] uit de waterput gehaald op het adres Kaminda George Willems.
  • Er werd geen schuimend vocht waargenomen bij de mond van het slachtoffer. Evenmin werd er roodgekleurd en glanzend verdrinkingsschuim, kenmerkend bij oudere waterlijken, aangetroffen.
  • Aan de buitenkant van het rechterbovenbeen was een rode verkleuring van de huid (zeer waarschijnlijk onderhuidse bloeduitstorting). Dit is zeer waarschijnlijk veroorzaakt door (uitwendige) inwerking van een mechanisch stompend geweld (slaan) dat bij leven is ontstaan.
  • In de verkleuring zijn verticale lijnen te zien. Dit kan geïnterpreteerd worden als lijkenvlekkenpatroon veroorzaakt door zeer waarschijnlijk druk of knellend voorwerp. Gezien het patroon en de verklaringen van de brandweerlieden kan volstaan worden dat dit veroorzaakt kan zijn door de verwikkeling van een touw.
  • In de waterput zijn touwen, zakken en een plantennet aangetroffen.
  • De brandweer moest touwen van het betonblok doorsnijden om het slachtoffer te bevrijden.
  • Het lichaam is naar boven gekomen vanwege het rottingsgas dat in de darmen en de buikholte is ontstaan. Het betonblok is niet voldoende om het lichaam voor een lange periode onder water te houden.
  • Het is niet uit te sluiten dat het slachtoffer al dood of niet meer levend was voordat zijn lichaam in de waterput werd gedumpt.
  • Uit het histologie rapport blijkt dat er geen vocht in de longen is aangetroffen dat in verband kan worden gebracht met een verdrinking.
Het [slachtoffer] is op onduidelijke wijze overleden.
3. Een geschrift, inhoudende een ‘Forensic Autpsy Report’ van 18 september 2021, opgemaakt door dr. L. Althaus (pagina 38 e.v.). Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Conclusions
The assessment of the autopsy findings was severely aggravated and limited by severe autolysis and putrefaction. Signs of a mechanical violent death like stabbing, shooting etc. could not be detected.
A cause of death that could be considered is a “killing with minimal traces”.
There were also some indications that the victim might already have been dead when he reached the well (missing hemorrhages in the area of the impression marks of the rope and not positionally correct, possible post mortem lividity).
In addition the barely digested stomach contents provided evidence that the victim died shortly after this meal.
Cause of death: not clear yet.
4. Een geschrift, inhoudende een ‘Forensic Histology Report’ van 23 september 2021, opgemaakt door dr. L. Althaus (pagina 48 e.v.). Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
No visible typical signs of drowning in the lungs abnormalities with severely limited accessability.
No other, morphologic visible, pre-existing relevant diseases.
5. Een proces-verbaal van verhoor van 14 september 2021, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar V. Wolff (pagina 59 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op voornoemde datum tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[getuige 1]:
[Slachtoffer] is mijn broer. Hij is sinds 11 september 2021 spoorloos. Hij is die dag om 17.00 uur thuis vertrokken De volgende dag was hij niet in zijn slaapkamer. Ik vond dat vreemd omdat [slachtoffer] nooit elders overnacht. [Slachtoffer] is een drugsgebruiker. Hij steelt soms oogst uit het hof van de Haïtianen.
6. Een proces-verbaal van verhoor van 16 september 2021, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar E.A.M. Provacia (pagina 107 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op voornoemde datum tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[getuige 2]:
[Slachtoffer] was verslaafd aan drugs. Hij woonde in de ouderlijke woning. Omdat wij in dezelfde straat wonen, hield ik hem constant in de gaten. Ik heb [slachtoffer] voor het laatst gezien op 11 september 2021 omstreeks 17:00 uur. De volgende dag belde mijn zus. Zij vertelde dat [slachtoffer] de nacht niet thuis had doorgebracht. Nadat zij mij dit had verteld, ben ik op zoek gegaan naar [slachtoffer]. Ik ging naar de plekken in de woonwijk waar hij rondhangt. Aan bekenden in de woonwijk heb ik gevraagd of zij [slachtoffer] hadden gezien. Ik kreeg te horen dat zij [slachtoffer] op 11 september 2021 omstreeks 18:00 a 19:00 uur voor het laatst hebben gezien. Vanaf dat moment ben ik met familieleden, vrienden en kennissen naar [slachtoffer] gaan zoeken in de omgeving. Op 14 september 2021 besloten wij op het terrein (hofi Zwan) te gaan zoeken. Toen hebben wij [slachtoffer] in de put aangetroffen. [Slachtoffer] had de gewoonte om vruchten en groente te stelen op het terrein dat van enkele Haïtiaanse mannen is.
7. Een proces-verbaal van 30 maart 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar H.I. Mathew (pagina 423 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
In de loop van het onderzoek overhandigde [getuige 5] een usb-stick aan het onderzoeksteam met daarop de beelden van 11 september 2021. De beelden werden opgenomen met bewakingscamera’s bij de woning van die getuige (adres). De bewakingscamera’s filmen een groot deel van de straat waarin de getuige woont, inclusief een van de ingangen van de plantage waar [medeverdachte] en verdachte werkten. Op de beelden is het volgende te zien:
  • om 09.54.31 uur PM komt het slachtoffer in beeld.
  • om 09.54.42 uur loopt het slachtoffer in noordelijke richting.
  • om 09.55.21 uur PM en om 09.55.30 uur PM is het slachtoffer verderop in beeld te zien. Het slachtoffer liep toen aan de kant waar een ingang naar de plantage is.
  • om 09.55.51 uur PM verdween het slachtoffer uit beeld. Dat was hoogstwaarschijnlijk het moment waarop het slachtoffer de plantage betrad.
8. Een proces-verbaal van verhoor van 28 september 2021, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar H.I. Mathew (pagina 151 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op voornoemde datum tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[S]:
Ik heb [medeverdachte] op 15 september 2021 naar Mahuma gebracht. [Medeverdachte] kwam rond 06.00 uur naar mijn woning toe. [medeverdachte] vroeg of ik hem bij de woning van [naam] kon afzetten. Ik heb [medeverdachte]bij die woning in Mahuma afgezet. [Medeverdachte] en ik spraken in onze moedertaal (Hatiaans Creole). [Medeverdachte] begon spontaan te vertellen. Hij zei dat hij een probleem had. Op mijn vraag wat voor probleem zei [medeverdachte] tegen mij dat het slachtoffer fruit en groente ging stelen in de boomgaard. Bij ontdekking startte er een achtervolging door [medeverdachte]en [verdachte] van het slachtoffer. [Medeverdachte] pakte het slachtoffer vast, maar het lukte hem uit de greep van [medeverdachte] los te komen. [Medeverdachte]zei tegen mij dat het slachtoffer kort hierna in de put is gevallen.
9. Een proces-verbaal van fotoconfrontatie van 5 oktober 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar H.I. Mathew (pagina 155 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
De getuige [S] verklaarde:
De man onder nummer 9 is de [medeverdachte] over wie ik het in mijn verklaring heb gehad.
10. Een proces-verbaal van bevindingen bij fotoconfrontatie van 5 oktober 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar H.I. Mathew (pagina 158). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
De getuige [S] herkende de man afgebeeld onder nummer 9 als de man genaamd [medeverdachte] over wie hij het in zijn verklaring heeft gehad. De man afgebeeld op foto 9 is [medeverdachte].
11. Een proces-verbaal van fotoconfrontatie van 5 oktober 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar H.I. Mathew (pagina 159 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
De getuige [S] verklaarde:
De man onder nummer 2 is de man genaamd [verdachte] over wie ik het in mijn verklaring heb gehad.
12. Een proces-verbaal van bevindingen bij fotoconfrontatie van 5 oktober 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar H.I. Mathew (pagina 162). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
De getuige [S] herkende de man afgebeeld onder nummer 2 als de man genaamd [verdachte] over wie hij het in zijn verklaring heeft gehad. De man afgebeeld op foto 2 is [verdachte].
13. Een proces-verbaal van verhoor van 28 september 2021, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar E.A.M. Provacia (pagina 177 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op voornoemde datum tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [
D]:
Ik ken [medeverdachte]. Ik had niet veel contact met hem. Vorige week in de ochtenduren kwam hij bij mij thuis. Hij vroeg of ik hem bij een Haïtiaanse man genaamd [naam] kon afzetten. Ik heb hem in de buurt van de woning van [naam] afgezet. Een a twee dagen later belde [medeverdachte] mij weer en verzocht om een lift. Ik heb hem opgehaald bij een plantage in Mahuma. Eenmaal in de auto vroeg ik hem of hij in de problemen zat omdat hij telkens ergens anders heen moest gaan, wat niet normaal voor hem was. Op dat moment zei [medeverdachte] tegen mij dat hij in de problemen zat. [Medeverdachte] zei tegen mij dat hij problemen had met de man wiens lichaam in de put is aangetroffen. [Medeverdachte] zei dat het slachtoffer altijd groente en fruit van de plantage pakte. Dat hij het slachtoffer weer had betrapt, terwijl hij groente en fruit aan het stelen was. Toen het slachtoffer werd betrapt, zette [medeverdachte] de achtervolging in en sloeg het slachtoffer met een houtenbalk op het hoofd. Nadat ik dit had gehoord, heb ik [medeverdachte] direct uit mijn auto gezet.
14. Een proces-verbaal van meerkeuze fotoconfrontatie van 29 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar E.A.M. Provacia (pagina 181 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
De getuige [D] verklaarde nadat hij de meerkeuzensheet heeft bekeken, dat de man afgebeeld op foto 2 de man genaamd [medeverdachte] is over wie hij het in zijn verklaring heeft.
15. Een proces-verbaal van bevindingen bij fotoconfrontatie van 29 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar E.A.M. Provacia (pagina 185). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
De getuige [D] heeft de man afgebeeld op foto 2 herkend als de man genaamd [medeverdachte] over wie hij het in zijn verklaring heeft.
De man afgebeeld op foto 2 is [medeverdachte].
16. Een proces-verbaal van verhoor van 26 september 2021, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar R.G. Rodriguez (pagina 297). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op voornoemde datum tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
verdachte:
VV: Wat is jouw bijnaam?
AV: “[bijnaam]”.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
Ten aanzien van feit 1 impliciet subsidiair
medeplegen van doodslag
Ten aanzien van feit 2
medeplegen van het verbergen, wegvoeren of wegmaken van een lijk, met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 impliciet subsidiair en onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren met aftrek van de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het Gerecht heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan doodslag op [slachtoffer]. Vooropgesteld wordt dat veel van wat er tussen het vermist raken van het slachtoffer op 11 september 2021 omstreeks 22:00 uur en het aantreffen van zijn lichaam in de waterput op 14 september 2021 omstreeks 16:00 uur is gebeurd onduidelijk is en mogelijk ook zal blijven. Wel is komen vast te staan dat op enig moment door toedoen van de verdachte en zijn mededader ernstig letsel aan het slachtoffer is toegebracht, ten gevolge waarvan het slachtoffer ook is komen te overlijden. Daarnaast hebben de verdachte en zijn mededader, om ontdekking van de begane doodslag te voorkomen, geprobeerd het lichaam van het slachtoffer weg te maken. Hiertoe hebben zij het lichaam verzwaard met een blok beton en (een) (gevulde) zak(ken), in de waterput gedeponeerd. Het lichaam is uiteindelijk door bezorgde familieleden van het slachtoffer gevonden, nadat het als gevolg van het ontstaan van rottingsgas in de darmen en de borstholte boven is komen drijven.
De verdachte ontkent iedere betrokkenheid en heeft derhalve geen inzicht gegeven in hetgeen toen en daar tussen hun drieën is voorgevallen. De nabestaanden van het slachtoffer tasten daardoor nog steeds in het duister over het hoe en waarom van de dood van het slachtoffer. Alles wijst erop dat het slachtoffer om een ogenschijnlijk geringe aanleiding (het meermalen stelen van wat fruit/groenten) is gedood.
De verdachte heeft zich door zo te handelen samen met een ander schuldig gemaakt aan één van de zwaarste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Daarbij is het slachtoffer het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen. Het behoeft geen betoog dat het overlijden van het slachtoffer diepe wonden heeft geslagen in de levens van diens nabestaanden en dierbaren. Zij zullen de gevolgen van dit verlies voor altijd met zich meedragen. Feiten als deze schokken de rechtsorde en versterken gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Dit geldt tevens voor de wijze waarop het lichaam van het slachtoffer is verstopt en gedumpt in een waterput.
Dit alles acht het Gerecht buitengewoon ernstig en rekent het de verdachte zwaar aan.
Bij de straftoemeting is onontkoombaar dat aan de verdachte een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. De op te leggen straf is wel lager dan de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf. Het Gerecht heeft daarbij in het bijzonder acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden, waarin voor een doodslag als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10-12 jaren is gegeven en op het wettelijke strafmaximum van twee jaar gevangenisstraf voor
– kort gezegd – het wegmaken van een lijk.
Het Gerecht heeft kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 september 2019, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Het Gerecht heeft ten slotte kennis genomen van een Pro Justitia rapport van
28 november 2021, opgesteld door G.E. Matroos, psychiater. Hieruit volgt – kort gezegd – dat niet is gebleken van enige psychopathologie en van een psychologisch rapport van 9 november 2021, opgesteld door P. Wijnstekers en drs. H. Linkels, beiden psycholoog. Hieruit volgt – kort gezegd – dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. De verdachte heeft, hoewel laagbegaafd, kennis en inzicht van het (on)toelaatbare en hij moet in staat worden geacht adequaat te handelen in dagelijkse situaties. Gelet op die bevindingen gaat het Gerecht er van uit dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.
Het Gerecht acht, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Benadeelde partij
De benadeelde partij [getuige 2] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van NAf 459,94.
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [getuige 2].
De verdediging heeft de vordering betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [getuige 2] als gevolg van verdachtes onder 1 impliciet subsidiair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:78, 1:123, 1:136, 2:259 en 2:94 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 impliciet primair (medeplegen van moord) ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 impliciet subsidiair (medeplegen van doodslag) en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
13 (dertien) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [getuige 2] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 459,94 (zegge: vierhonderdnegenenvijftig gulden en vierennegentig cent), en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [getuige 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, met dien verstande dat indien die kosten geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [getuige 2] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van NAf 459,94 (zegge: vierhonderdnegenenvijftig gulden en vierennegentig cent gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 9 (negen) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover een van de mededaders van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald aan de benadeelde partij of het Land, de verdachte in zoverre is bevrijd van voormelde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan het Land.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Verbeek, bijgestaan door
mr. J. Mulder, griffier, en op 14 april 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige – en door de desbetreffende opsporingsambtenar(en) in wettelijke vorm opgemaakte – processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Recherche en Informatie Dienst, Unit Zware Criminaliteit) van 22 maart 2022, geregistreerd onder dossiernummer 202203221200.DOS en de onderzoeksnaam “Harvest” (dossierpagina’s 1-471).
2.Proces-verbaal van getuigenverhoor van [eigenaar] van 15 september 2021 (pagina 69 e.v.).
3.Proces-verbaal van verhoor van [J.P.] van 18 maart 2022 (pagina 83 e.v.).
4.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van (ongedateerd) september 2021 (pagina 301 e.v.).
5.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 26 september 2021 (pagina 249 e.v.).
6.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] van 14 september 2021 (pagina 59 e.v.), proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] van 16 september 2021 (pagina 107 e.v.), proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] van 15 september 2021 (pagina 62 e.v.) en proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] van 19 maart 2022 (pagina 65 e.v.) , proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] van 15 september 2021 (pagina 93 e.v.), proces-verbaal van verhoor van [getuige 5] van 21 maart 2022 (pagina 383 e.v.), proces-verbaal van verhoor van [getuige 7] van 21 september 2021 (pagina 135 e.v.) en proces-verbaal van [getuige 6] (pagina 447 e.v.).
7.Proces-verbaal van fotoconfrontatie (pagina 101 e.v.) in combinatie met proces-verbaal van bevindingen bij fotoconfrontatie 103).
8.Een proces-verbaal van fotoconfrontatie (pagina 98 e.v.) in combinatie met een proces-verbaal van bevindingen bij fotoconfrontatie 100).
9.Proces-verbaal van fotoconfrontatie (pagina 451 e.v.) in combinatie met proces-verbaal van bevindingen bij fotoconfrontatie 454).
10.Proces-verbaal van verhoor van [C] van 22 maart 2022 (pagina 394 e.v.).
11.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] van 21 maart 2022 (pagina 387 e.v.) en proces-verbaal van verhoor van [getuige 5] van 21 maart 2022 (pagina 383 e.v.).
12.Proces-verbaal van bevinding van 30 maart 2022 (pagina 424).