ECLI:NL:OGEAC:2023:93

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
CUR202100157
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in verdelingszaak met nadere instructie in een civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is op 6 maart 2023 een tussenvonnis uitgesproken in een verdelingszaak. De zaak betreft een geschil tussen verschillende erfgenamen van wijlen [naam 3], waarbij de eisers in conventie, aangeduid als [eisers in conventie sub 1] c.s., vorderingen hebben ingediend tegen de gedaagden in conventie, die ook erfgenamen zijn van wijlen [naam 2]. De eisers vorderen onder andere dat de gedaagden worden bevolen om rekening en verantwoording af te leggen over de financiële transacties en kosten die zijn gemaakt ten behoeve van de erflaatster. De gedaagden hebben verweer gevoerd en vorderingen in reconventie ingediend, waaronder een verzoek tot verdeling van de nalatenschap.

Het gerecht heeft in het vonnis bevestigd dat de procedure zal worden voortgezet ondanks het overlijden van enkele partijen, en dat de gezamenlijke erfgenamen van de overledenen de procedure zullen voortzetten. Het gerecht heeft ook de verplichting tot rekening en verantwoording van de gedaagden bevestigd, en heeft hen veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording met betrekking tot de bankrekeningen van de erflaatster. De vorderingen van de eisers zijn deels toegewezen, terwijl andere vorderingen zijn afgewezen of als onduidelijk zijn aangemerkt. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere uitlatingen van partijen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Afdeling Civiel
Zaaknummer: CUR202100157
Vonnis van 6 maart 2023
inzake

1.[eiser in conventie sub 1],

2.
[eiser in conventie sub 2],
3
. [eiser in conventie sub 3]en
4.
[eiser in conventie sub 4],
allen wonend in Curaçao,
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen: [eisers in conventie sub 1] c.s.,
gemachtigden: mrs. L.S. Davelaar en A.C. van Hoof,
en

1.[gevoegde partijen],

2.
de gezamenlijke erfgenamen van wijlen [naam 1],
wonend respectievelijk (wat betreft wijlen [naam 1]) gewoond hebbend in Curacao,
gevoegde partijen aan de zijde van [eisers in conventie sub 1] c.s.,
hierna gezamenlijk te noemen: [gevoegde partijen] c.s.,
gemachtigden: mrs. L.S. Davelaar en A.C. van Hoof,
tegen

1.[gedaagden in conventie] en

2.
de gezamenlijke erfgenamen van [naam 2],
wonend respectievelijk (wat betreft wijlen [naam 2]) gewoond hebbend in Curaçao,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen: [gedaagden in conventie] c.s.,
gemachtigde: mr. A. Kleinmoedig.
In dit vonnis zullen partijen afzonderlijk met hun respectieve voornamen worden aangeduid. Wijlen mevrouw [naam 3] -[erflaatster] zal [erflaatster] alsook (in de geciteerde vorderingen) erflaatster en [naam 3] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het vonnis in de incidentele vordering tot voeging van 14 februari 2022 (hierna: het incidentele vonnis);
- de akte tevens houdende eisvermeerdering met producties van [eisers in conventie sub 1] c.s., ingediend op 11 april 2022;
- de antwoordakte in conventie en akte in reconventie en akte vermeerdering eis in reconventie met producties van [gedaagden in conventie] c.s., ingediend op 6 juni 2022;
- de akte houdende vermeerdering van eis van [gedaagden in conventie] c.s., ingediend op 4 juli 2022;
- de antwoordakte tevens houdende akte eisvermeerdering met producties van [eisers in conventie sub 1] c.s. en [gevoegde partijen] c.s., ingediend op 12 september 2022;
- de antwoordakte houdende uitlating vermeerdering van eis van [gedaagden in conventie] c.s., ingediend op 23 januari 2023.
1.2
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.Het geschil

in conventie
2.1 [
eisers in conventie sub 1] c.s. en [gevoegde partijen] c.s. vorderen, wat betreft [eisers in conventie sub 1] c.s. na hun eis te hebben vermeerderd:
“uitvoerbaar bij voorraad:
i. [gedaagden in conventie] c.s. te bevelen om binnen twee weken na betekening van het te dezer zake te wijzen vonnis, dan wel binnen een door uw Gerecht in goede justitie te bepalen termijn, volledige en onderbouwde rekening en verantwoordingen over te leggen van alle bancaire transacties die verricht zijn op de rekeningen die geopend zijn voor de bekostiging van de kosten van de erflaatster, waaronder spaarrekening A, rekening B, C en D over de periode van september 2014 tot en met juni 2019 althans tot en met heden, althans een door uw Gerecht in goede justitie te bepalen periode.
ii. [gedaagden in conventie] c.s. te bevelen om binnen twee weken na betekening van het te dezer zake te wijzen vonnis, dan wel binnen een door uw Gerecht in goede justitie te bepalen termijn, volledige en onderbouwde rekening en verantwoordingen over te leggen van alle kosten die zij over de periode van september 2014 tot en met juni 2019 althans tot en met heden, althans een door uw Gerecht in goede justitie te bepalen periode, voor de erflaatster heeft verricht.
iii. [gedaagden in conventie] c.s. te bevelen om de bedragen waarvoor zij geen deugdelijke rekening en verantwoording voor kunnen afleggen, te vermeerderen met de wettelijke rente, moeten terugstorten op een nieuw te openen rekening ten name van de kinderen van de erflaatster.
iv. [gedaagden in conventie] c.s. te bevelen om het bedrag van Nafl. 1.724,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2021 tot de dag der algehele voldoening, te storten op een nieuw te openen rekening ten name van de kinderen van de erflaatster en te oordelen dat het bedrag op deze nieuwe rekening slechts opgenomen mag worden om verdeeld te worden onder de kinderen van de erflaatster.
v. [gedaagden in conventie] c.s. te bevelen om binnen twee weken na betekening van het te dezer zake te wijzen vonnis, dan wel binnen een door uw Gerecht in goede justitie te bepalen termijn, de bankafschriften van de bankrekeningen van de erflaatster over de periode van september 2014 tot en met heden over te leggen.
vi. [gedaagden in conventie] c.s. te bevelen om binnen twee weken na betekening van het te dezer zake te wijzen vonnis, dan wel binnen een door uw Gerecht in goede justitie te bepalen termijn, de bankafschriften van de bankrekening(en) van [gedaagden in conventie] c.s. waarop het vermogen van de erflaatster is gestort, over te leggen.
vii. Te oordelen dat [gedaagden in conventie] c.s. hun aandeel in de vermogensbestanddelen die zij onttrokken hebben van de nalatenschap van de erflaatster hebben verbeurd.
viii. [gedaagden in conventie] c.s. te bevelen om een deugdelijke boedelbeschrijving van de nalatenschap van [erflaatster] in het geding te brengen.
ix. Kosten rechtens.”
2.2 [
gedaagden in conventie] c.s. voeren gemotiveerd verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen in conventie en met veroordeling van [eisers in conventie sub 1] c.s. (naar het gerecht begrijpt:) in de kosten van dit geding.
in reconventie
2.3 [
gedaagden in conventie] c.s. vorderen, na hun eis te hebben vermeerderd:
“bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en op de dag en op de minuut:
Primair
1. De nalatenschap van de erflaatster, [naam 3], te verdelen over haar erfgenamen ex artikel 3:185 BW;
2. Te bepalen dat het door UE te wijzen vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van verdeling van de nalatenschap van [naam 3] of dat Uw uitspraak in de plaats van de akte of een deel daarvan (artikel 300 lid 1 en/of artikel 3:300 lid 2 BW).
3. Te bepalen dat [eiser in conventie sub 4] en [eiser in conventie sub 3] aan de nalatenschap verschuldigd zijn een vergoeding van ANG 100,-- per maand voor ieder van hen vanaf de dag van het overlijden van partijen moeder (mei 2019) tot aan de dag dat het ouderlijk huis verkocht en geleverd zal zijn.
Subsidiair
1. Een op Curaçao gevestigde notaris te benoemen die belast zal zijn met de verdeling van de nalatenschap van erflaatster, [naam 3] ex artikel 3:178 BW;
2. Ieder van de Eisers in conventie en Gedaagden in reconventie te gelasten hun medewerking te verlenen aan de verdeling.
3. Te bepalen dat ieder van de Eisers in conventie en gedaagden in reconventie of Eisers in conventie en Gedaagden in reconventie hoofdelijk des dat de een betalende de ander bevrijd zal zijn, aan [gedaagden in conventie] en [naam 2] een dwangsom van ANG 1.000,-- of een door UE vast te stellen bedrag aan dwangsom verschuldigde is/zijn voor elke dag dat ieder van hen in gebreke blijft om het onder Subsidiair 2 gevorderde te voldoen, te rekenen vanaf de derde dag na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis;
Primair en subsidiair
1. Een door UE in goede justitie aan te wijzen persoon te benoemen om Eisers in conventie en Gedaagden in reconventie te vertegenwoordigen en hun belangen bij de verdeling van de nalatenschap te behartigen ex artikel 3:181 BW in het geval dat zij nalatig of weigerachtig zijn of blijven om aan de verdeling van de nalatenschap van [naam 3] mee te werken.
2. Met veroordeling van Eisers in de kosten van deze procedure.”
2.4 [
eisers in conventie sub 1] c.s. en [gevoegde partijen] c.s. voeren gemotiveerd verweer en concluderen, naar het gerecht begrijpt, tot afwijzing van de vorderingen in reconventie.
voorts in conventie en in reconventie
2.5
Op de stellingen van partijen, voor zover van belang, zal onder de beoordeling worden ingegaan.
3. De beoordeling
in conventie en in reconventie
3.1
Het gerecht volhardt bij het tussenvonnis van 11 oktober 2021 en het incidentele vonnis van 14 februari 2022.
het overlijden van procespartijen
3.2
Volgens artikel 185 aanhef en sub a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schorst de rechter het rechtsgeding wegens de dood van een der partijen. Uit de partijaanduiding in de kopjes van de processtukken begrijpt het gerecht dat sedert de aanvang van de procedure [naam 4] en [naam 2] zijn overleden. Daarvan is het gerecht niet in kennis gesteld en partijen hebben voortgeprocedeerd zonder aan die overlijdens ook maar één woord vuil te maken, zodat het gerecht deze procedure logischerwijze niet heeft geschorst. Uit deze handelwijze van partijen begrijpt het gerecht dat zij geen schorsing wensen en deze procedure willen voortzetten ten name van de respectieve erfgenamen terwijl niet duidelijk is ten name van wie (in de zin van artikel 187 Rv) het geding kan worden voortgezet. Daarom zal de procedure worden voortgezet, wat betreft genoemde overledenen ten name van ‘de gezamenlijke erfgenamen van wijlen [naam 1]’ respectievelijk ‘de gezamenlijke erfgenamen van [naam 2]’, zoals in het kopje van dit vonnis reeds tot uitdrukking is gebracht.
voorts in conventie
[gevoegde partijen] c.s. als gevoegde partijen
3.3 [
gevoegde partijen] c.s. hebben zich gevoegd aan de zijde van [eisers in conventie sub 1] c.s. Daarom zal er vanuit worden gegaan dat [gevoegde partijen] c.s. de stellingen van [eisers in conventie sub 1] c.s. die laatstgenoemden hebben ingenomen voorafgaand aan de voeging, tevens als de hunne beschouwen.
de rekening en verantwoording ten aanzien van de spaarrekeningen (vordering i)
3.4
Het gerecht heeft in het tussenvonnis, r.o. 4.2, reeds overwogen en beslist dat het ontvankelijkheidsverweer van [gedaagden in conventie] c.s. geen doel treft.
3.5
Het gerecht begrijpt het verweer van [gedaagden in conventie] c.s. aldus dat zij niet betwisten dat zij rekening en verantwoording dienen af te leggen, maar van oordeel zijn dat zij dat reeds hebben gedaan.
3.6
Met het oog op de beoordeling van dat verweer dient allereerst te worden bepaald hoever de verplichting tot rekening en verantwoording van [gedaagden in conventie] c.s. strekt. Volgens vaste rechtspraak wordt de inhoud van hetgeen als rekening en verantwoording mag worden verlangd, telkens bepaald door de aard van de rechtsverhouding die verplicht tot het zich omtrent de behoorlijkheid van enig vermogensrechtelijk beleid te rechtvaardigen, en de omstandigheden van het gegeven geval.
3.7
In het kader van deze beoordeling acht het gerecht de vaststellingsovereenkomst van belang. Naar het gerecht begrijpt, is de vaststellingsovereenkomst aangegaan door [naam 4], [gedaagden in conventie] en [naam 2] en wordt [gedaagden in conventie] daarin (ook) als ‘cliënte’ aangeduid.
In de vaststellingsovereenkomst hebben [naam 4], [gedaagden in conventie] en [naam 2] hun toenmalige afspraken vastgelegd met betrekking tot het beheer van het vermogen van erflaatster en de (wijze van) verantwoording daarvan.
In dat verband zijn [naam 4], [gedaagden in conventie] en [naam 2] onder meer overeengekomen dat partijen gezamenlijk een spaarboekje zullen (naar het gerecht begrijpt:) openen op naam van erflaatster, [gedaagden in conventie] en [naam 2] (artikel 1), dat het door [gedaagden in conventie] overgeboekte bedrag van NAf 115.773,76 na opheffing van de beslagen zal worden overgeboekt naar dat spaarboekje (artikel 4), dat indien er uitgaven worden verricht vanuit dat spaarboekje binnen één maand een onderbouwd overzicht van de uitgave aan de ander wordt verstrekt (artikel 9), dat een tweede spaarrekening zal worden geopend op naam van erflaatster, [gedaagden in conventie] en [naam 2] (artikel 10) en dat tweemaandelijks de andere kinderen van erflaatster een overzicht van alle bancaire transacties verricht op deze spaarrekening zullen ontvangen (artikel 15).
3.8
Naar het gerecht begrijpt, zijn, anders dan in de vaststellingsovereenkomst is bepaald, geen twee spaarboekjes – waarmee kennelijk spaarrekeningen zijn bedoeld – geopend, maar zijn in plaats daarvan vier bankrekeningen geopend, zijnde de vier bankrekeningen ten aanzien waarvan [eisers in conventie sub 1] c.s. en [gevoegde partijen] c.s. de veroordeling van [gedaagden in conventie] c.s. tot rekening en verantwoording vorderen.
3.9
Nu [naam 4], [gedaagden in conventie] en [naam 2] in de vaststellingsovereenkomst zich hebben gebonden een ‘onderbouwd overzicht van de uitgave’ (art. 9) respectievelijk een ‘overzicht van alle bancaire transacties’ (art. 15) te verstrekken, zijn [gedaagden in conventie] c.s. contractueel daartoe gehouden. Die gehoudenheid wordt niet anders nu geen twee maar vier bankrekeningen zijn geopend.
3.1
Los van deze contractuele verplichting vloeit de verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording ook voort uit de rechtsverhouding tussen partijen als erfgenamen van [erflaatster]. Dit volgt bijvoorbeeld uit Hoge Raad 9 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1089, r.o. 3.6:
“Volgens vaste rechtspraak kan een verplichting tot het doen van rekening en verantwoording worden aangenomen indien tussen partijen een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan krachtens welke de een jegens de ander (de rechthebbende) verplicht is om zich omtrent de behoorlijkheid van enig vermogensrechtelijk beleid te verantwoorden. Een zodanige verhouding kan voortvloeien uit de wet, een rechtshandeling of ongeschreven recht (vgl. onder meer HR 2 december 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1561, NJ1995 548 en HR 8 december 1995, ECLl:NL:HR:1995.ZC1911, NJ 1996,274). Aan het oordeel dat op grond van ongeschreven recht een verplichting bestaat om zich te verantwoorden over de behoorlijkheid van het over het vermogen van een ander gevoerd beheer, kan bijdragen dat sprake is van een rechtsverhouding die verwantschap vertoont met een of meer in de wet geregelde gevallen waarin een dergelijke verplichting is neergelegd, zoals gemeenschap, opdracht of zaakwaarneming. Voor het overige is het antwoord op de vraag of een zodanige verantwoording geboden is, sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Omstandigheden die in dit verband een rol kunnen spelen zijn onder meer: (i) de redenen waarom het beheer is gevoerd, (ii) de verhouding die bestond tussen degene die het beheer voerde en de rechthebbende, (iii) hetgeen in de relatie tussen partijen of in soortgelijke gevallen gebruikelijk is of was, (iv) de mate waarin degene die het beheer voerde, zelfstandig kon en mocht handelen, en (v) de mate waarin de rechthebbende in staat is geweest de handelingen van degene die het beheer voerde te overzien en voor zijn belangen op te komen.”
3.11
In dit verband acht het gerecht het volgende van belang. [gedaagden in conventie] c.s. hebben in elk geval in zekere mate het beheer gevoerd over de bankrekeningen waarvan de saldi tot het vermogen van [erflaatster] behoorden. Indien ook [erflaatster] zelf over bedoelde bankrekeningen kon beschikken, kan dat aan de verplichting van [gedaagden in conventie] c.s. tot het doen van rekening en verantwoording niet afdoen.
Voorts volgt uit de vaststellingsovereenkomst dat ten tijde van het aangaan daarvan reeds weinig vertrouwen tussen partijen bestond omtrent de wijze van beheer van de gelden van [erflaatster] en daarom hadden partijen er rekening mee moeten en kunnen houden dat zij na het overlijden van [erflaatster] rekening en verantwoording omtrent hun beheer zouden moeten afleggen.
3.12
Omdat in de vaststellingsovereenkomst ten aanzien van één spaarboekje wordt gesproken van de verstrekking van een onderbouwd overzicht (artikel 9) en ten aanzien van een ander spaarboekje van een overzicht van alle bancaire transacties (artikel 15) en een dergelijk overzicht van alle bancaire transacties slechts zal kunnen worden beoordeeld indien dit vergezeld gaat van onderliggende justificatoire bescheiden/bewijsstukken (facturen e.d.) betreffende die transacties, zullen [gedaagden in conventie] c.s. hun rekening en verantwoording zoveel mogelijk vergezeld moeten doen gaan van dergelijke bescheiden.
3.13
Uit de processtukken, in het bijzonder uit hetgeen [gedaagden in conventie] c.s. hebben aangevoerd, volgt niet dat [gedaagden in conventie] c.s. ten aanzien van de in de vordering i genoemde bankrekeningen volledige rekening en verantwoording op de hiervoor bedoelde wijze hebben afgelegd. Het verweer van [gedaagden in conventie] c.s. dat zij reeds aan de verplichting daartoe hebben voldaan, wordt daarom verworpen.
3.14 [
gedaagden in conventie] c.s. zullen daarom, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, worden veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording met betrekking tot de uitgaven en opnames van de bankrekeningen, waarop vordering i betrekking heeft.
rekening en verantwoording ten aanzien van alle kosten (vordering in conventie ii)
3.15
De vordering ii is als gevolg van de wijze waarop deze is geformuleerd, onduidelijk. Immers, kosten worden niet ‘verricht’. Door die formulering lijkt de vordering bovendien betrekking te hebben op alle kosten, of deze nu wel of niet uit het vermogen van erflaatster zijn voldaan. Gezien de strekking van de vordering tot rekening en verantwoording kan en zal dat echter niet de bedoeling zijn. Het gerecht begrijpt de vordering daarom aldus dat [eisers in conventie sub 1] c.s. rekening en verantwoording wensen van alle kosten die zijn gemaakt ten behoeve van erflaatster en die uit haar vermogen zijn voldaan.
3.16
Aldus verstaan is deze vordering ii toewijsbaar op de in hiervoor in r.o. 3.10-3.14 ten aanzien van vordering i geformuleerde gronden.
de vordering [gedaagden in conventie] c.s. te bevelen tot terugstorting (de vordering iii in conventie)
3.17
Volgens vaste jurisprudentie wordt de inhoud van hetgeen als rekening en verantwoording mag worden verlangd, telkens bepaald door de aard van de rechtsverhouding welke verplicht tot het zich omtrent de behoorlijkheid van enig vermogensrechtelijk beleid te rechtvaardigen, en de omstandigheden van het geval. Daaruit volgt dat [gedaagden in conventie] c.s. niet zijn gehouden alle bedragen waarvoor zij geen deugdelijke rekening en verantwoording kunnen afleggen, terug te storten.
3.18
Deze vordering is daarom niet toewijsbaar.
het bedrag van NAf 1.724,- (de vordering iv in conventie)
3.19
Het bedrag van NAf 1.724,- betreft volgens de onderbouwing van [eisers in conventie sub 1] c.s. het AOV-pensioen van erflaatster over de maanden april en mei 2019, dat SVB niet zou hebben betaald omdat erflaatster niet heeft gereageerd op een brief van 27 juni 2019 van SVB. [eisers in conventie sub 1] c.s. stellen dat [gedaagden in conventie] c.s. verantwoordelijk waren voor het beheer van de bankrekeningen van erflaatster en dat het hun dus had moeten opvallen dat het AOV-pensioen over die maanden niet is uitbetaald. Het is daarom aan [gedaagden in conventie] c.s. dit achterstallig pensioen aan de nalatenschap te vergoeden en te regelen dat zij dat bedrag terugkrijgen van SVB, aldus [eisers in conventie sub 1] c.s.
3.20 [
gedaagden in conventie] c.s. voeren het verweer dat het AOV-pensioen wel degelijk is ontvangen en is verwerkt in de financiële overzichten. Zij verwijzen naar hun productie 14, een statement of account van Orco Bank, volgens welke op 18 november 2019 een bedrag van NAf 1.705,70 afkomstig van SVB, is bijgeschreven. Aan die statement of account kan worden ontleend dat dat bedrag betrekking heeft op de maanden april en mei en afkomstig is van SVB, maar [gedaagden in conventie] c.s. geven geen verklaring voor het verschil tussen de bedragen van NAf 1,724,- en NAf 1.705,70.
3.21 [
eisers in conventie sub 1] c.s. en [gevoegde partijen] c.s. zullen in de gelegenheid worden gesteld zich nog nader over deze post uit te laten.
de bankafschriften van erflaatster (de vordering v in conventie)
3.22 [
eisers in conventie sub 1] c.s. en [gevoegde partijen] c.s. stellen niet wat de grondslag is van hun vordering [gedaagden in conventie] c.s. te bevelen de bankafschriften van de bankrekeningen van de erflaatster over de periode van september 2014 tot en met heden over te leggen. Naar het oordeel van het gerecht bestaat een dergelijke grondslag niet. Het enkele feit dat [eisers in conventie sub 1] c.s. en [gevoegde partijen] c.s. erfgenamen zijn van erflaatster, maakt niet dat zij aanspraak hebben op die bankafschriften.
3.23
Bovendien en ten overvloede ontbreekt het [eisers in conventie sub 1] c.s. en [gevoegde partijen] c.s. naar het oordeel van het gerecht aan een rechtens te beschermen belang, zulks in het licht van het feit dat [gedaagden in conventie] c.s. zullen worden veroordeeld rekening en verantwoording te doen (vorderingen i en ii). [eisers in conventie sub 1] c.s. en [gevoegde partijen] c.s. hebben niet gesteld dat [erflaatster] meer en andere bankrekeningen had dan de spaarrekeningen A, B, C en D, bedoeld in vordering i. Zij hebben ook niet toegelicht wat in het licht daarvan de meerwaarde is van het overleggen van de bankafschriften aan hen en dat is het gerecht ook niet duidelijk.
de bankafschriften van [gedaagden in conventie] c.s. waarop het vermogen van erflaatster is gestort
(de vordering vi in conventie)
3.24
Naar het gerecht begrijpt, stellen [eisers in conventie sub 1] c.s. en [gevoegde partijen] c.s. dat [gedaagden in conventie] c.s. gelden hebben overgemaakt van de vier bankrekeningen, bedoeld in vordering i, naar een privé-bankrekening waarop deze vordering vi betrekking heeft. Dat is onvoldoende althans onvoldoende gemotiveerd betwist. Op de gronden, waarop de vordering i zal worden toegewezen, is ook vordering vi toewijsbaar.
3.25
Vordering vi in conventie zal dus worden toegewezen.
de boedelbeschrijving (vordering viii in conventie)
3.26
Naar het oordeel van het gerecht rust op [gedaagden in conventie] c.s. als (een aantal van de) erfgenamen niet de wettelijke verplichting een boedelbeschrijving op te maken. Daarom zal de vordering [gedaagden in conventie] c.s. zulks te bevelen worden afgewezen.
Hierna (r.o. 3.28) zal, in het kader van de beoordeling van de primaire vordering in reconventie sub 1, hierop nog nader worden ingegaan.
voorts in reconventie
de vordering tot verdeling (primaire vordering in reconventie 1)
3.27 [
gedaagden in conventie] c.s. vorderen de nalatenschap te verdelen ex artikel 3:185 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). Gezien artikel 3:178 lid 1 BW is deze vordering toewijsbaar.
3.28
Volgens artikel 3:185 lid 1 Burgerlijk Wetboek stelt de rechter de wijze van verdeling of de verdeling zelf vast. Daartoe zal de rechter uitsluitend in staat zijn in het geval hij beschikt over een boedelbeschrijving, dat wil in dit geval zeggen een opgave van de activa en passiva die tot de nalatenschap behoren, met de (desnoods geschatte) waarde daarvan. Daarom wordt partijen verzocht deze in het geding te brengen. Ten einde een voor alle erfgenamen aanvaardbare verdeling te bevorderen, verzoekt het gerecht partijen zich tevens uit te laten omtrent de wijze van verdeling die zij voorstaan.
3.29
In het kader van de verdeling zal het gerecht tevens een beslissing nemen met betrekking tot de posten die naar het oordeel van partijen verrekend moeten worden.
te bepalen dat het vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van verdeling (primaire vordering in reconventie 2)
3.3
Zonder toelichting, die niet is gegeven, is deze vordering en het belang daarvan voor het gerecht onbegrijpelijk. De reconventionele vordering 1 strekt tot verdeling en de beslissing op die vordering zal in een vonnis worden vastgelegd. Wat voegt het toe te bepalen dat dat vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van verdeling? [gedaagden in conventie] c.s. zullen in de gelegenheid worden gesteld deze vordering toe te lichten.
de vordering te bepalen dat [eiser in conventie sub 4] en [eiser in conventie sub 3] een vergoeding zijn verschuldigd
(de primaire vordering in reconventie 3)
3.31 [
gedaagden in conventie] c.s. stellen ter zake de vergoeding van NAf 100,- per maand voor zowel [eiser in conventie sub 4] als [eiser in conventie sub 3] het volgende:
“De vergoeding wordt vastgesteld op ANG 100,-- per maand voor ieder van hen vanaf de dag van het overlijden van partijen moeder (mei 2019) tot aan de dag dat het ouderlijk huis verkocht en geleverd zal zijn en [eiser in conventie sub 4] en [eiser in conventie sub 3] het woonhuis ontruimt zullen hebben, of althans een door U EA in goede justitie te bepalen bedrag aan gebruiksvergoeding.”
3.32
Volgens hun eigen stelling hebben [gedaagden in conventie] c.s. dat bedrag dus zelf vastgesteld, terwijl uit niets blijkt dat deze vastgestelde vergoeding is gebaseerd op objectieve gegevens of zelfs maar waarop deze vaststelling is gebaseerd. Dat maakt dat deze vordering niet toewijsbaar is. De stellingen van [gedaagden in conventie] c.s. bieden het gerecht ook geen enkel aanknopingspunt om de gebruiksvergoeding op enig ander bedrag te bepalen.
3.33
Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
de vordering tot benoeming van een onzijdig persoon (de primaire en subsidiaire vordering 1)
3.34
Deze vordering, waartegen geen verweer is gevoerd, is gegrond op de wet en toewijsbaar.
ten slotte in conventie en in reconventie
3.35
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

Het gerecht:
in conventie en in reconventie
verwijst de zaak naar de rol van 17 april 2023 voor akte uitlating door [eisers in conventie sub 1] c.s. en [gevoegde partijen] c.s. omtrent hetgeen is overwogen in r.o. 3.21 en 3.28 en door [gedaagden in conventie] c.s. omtrent hetgeen is overwogen in r.o. 3.21, 3.28 en 3.30;
bepaalt dat partijen daarna bij antwoordakte op elkaars akte uitlating zullen mogen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en op 6 maart 2023 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.