ECLI:NL:OGEAC:2024:105

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
CUR202204746
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.B. Hubben
  • M.D.M. Connor
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake revindicatie van een voertuig na overlijden van de zoon van gedaagde

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, gaat het om een vordering tot revindicatie van een voertuig, een BMW X6, door [gedaagde] tegen [eiseres]. De zaak is ontstaan na het overlijden van [zoon gedaagde] op 12 oktober 2021, die een affectieve relatie had met [eiseres]. Na zijn overlijden heeft [eiseres] het voertuig, dat op naam van [gedaagde] stond, doorverkocht aan [naam 1]. [gedaagde] heeft in eerste instantie een vordering ingesteld tegen [eiseres] en [naam 1], maar is bij verstek veroordeeld. Vervolgens heeft [gedaagde] verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis.

De rechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet heeft ingestemd met de verkoop van het voertuig door [eiseres] aan [naam 1]. [gedaagde] heeft betoogd dat zij door een hersenbloeding niet in staat was om haar wil te bepalen en dat haar handtekening op het roze formulier valselijk is geplaatst. [eiseres] heeft daarentegen gesteld dat zij het voertuig bevoegdelijk heeft doorverkocht, maar heeft onvoldoende bewijs geleverd voor het bestaan van een overeenkomst die haar daartoe bevoegd maakte.

De rechter heeft geoordeeld dat [eiseres] het voertuig onbevoegd heeft doorverkocht en dat zij gehouden is de schade van [gedaagde] te vergoeden, vastgesteld op NAf 65.000, plus buitengerechtelijke incassokosten. Het verzet van [eiseres] is ongegrond verklaard en zij is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202204746
Vonnis van 11 maart 2024
in de zaak van
[EISERES],wonende in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde, eiseres in verzet,
gemachtigde: mr. A.S.M. Blonk,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk eiseres, gedaagde in verzet,
gemachtigde: mr. J.E. Lovert.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
[gedaagde] heeft bij verzoekschrift, met producties, van 9 september 2022 een vordering ingesteld tegen [eiseres] en [naam 1] e/v [naam 2] (hierna: [naam 1]). [eiseres] en [naam 1] zijn niet verschenen, waarna zij bij verstekvonnis van 14 november 2022 zijn veroordeeld. [gedaagde] is bij verzetschrift, met producties, van 12 december 2022 in verzet gekomen van dat verstekvonnis. Vervolgens heeft [gedaagde] op 13 maart 2023 een conclusie van antwoord in het verzet genomen, waarna [eiseres] een conclusie van repliek in het verzet heeft genomen.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1. [
zoon gedaagde] ([zoon gedaagde]) was de zoon van [gedaagde]. Hij hield zich bij leven onder meer bezig met de in- en (door)verkoop van voertuigen en vaartuigen. Hij is overleden op 12 oktober 2021.
2.2. [
zoon gedaagde] had vanaf 2017 tot aan zijn overlijden een affectieve relatie met [eiseres]. Zij woonden samen op het perceel van [gedaagde]. Na het overlijden van [zoon gedaagde] is [eiseres] nog enige tijd op dit perceel blijven wonen.
2.3.
Op 12 mei 2021 is een BMW X6 (hierna: het voertuig) voor het bedrag van NAf 66.000 gekocht bij International Automobiles B.V. De invoice voor de aankoop staat op naam van [gedaagde].
2.4.
Op de keuringskaart nr. 1041947 van 12 mei 2021 behorende bij het voertuig staat [gedaagde] als houder vermeld.
2.5.
Op 22 december 2021 is met betrekking tot het voertuig een Tegenaangifteformulier motorrijtuigenbelasting van de Ontvanger (ook wel het roze formulier genoemd) ondertekend met de naam [gedaagde], waarbij [naam 1] als koper, en [gedaagde] als eigenaar en verkoper van het voertuig is aangemerkt.
2.6.
Een verklaring van I. Garcia, huisarts, van 1 februari 2022 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“ (…) Patient S. [gedaagde] (…)
Hago constar que la paciente antes mencionada presento un cva/hemiplejia derecho septiembre 2021, estuvo en rehabiltacion internada y tiene aun imposibilidat para firmar (…).”
Vertaling door het gerecht:
“(…) Patiënt S. [gedaagde] (…)
Ik merk op dat de bovengenoemde patiënt een cva/hemiplegie heeft gehad in september 2021, in revalidatie in het ziekenhuis ligt en nog steeds niet kan tekenen (…).”
2.7.
Bij brieven van 18 maart 2022 en 25 mei 2022 is [eiseres] namens [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor het op onrechtmatige wijze meenemen en verkopen van het voertuig aan [naam 1] en is zij gesommeerd het voertuig aan [gedaagde] te retourneren.
2.8.
Bij deurwaardersexploot van 5 juli 2022 is [naam 1] namens [gedaagde] bij brief van 4 juli 2022 verzocht om informatie over de aankoop van het voertuig te verstrekken.
2.9.
Een reactie van [eiseres] en [naam 1] op de hiervoor onder 2.7. en 2.8. genoemde brieven is uitgebleven.

3.De vordering

3.1. [
gedaagde] heeft in de verstekprocedure gevorderd – zo heeft het gerecht verstaan - dat het gerecht [naam 1] veroordeelt tot afgifte van het voertuig aan [gedaagde] binnen uiterlijk vierentwintig uur na betekening van dit vonnis, met veroordeling van [naam 1] in de proceskosten, en met veroordeling van [eiseres] tot betaling van NAf 1.000 aan aanvullende schadevergoeding vanwege de door [gedaagde] gemaakte kosten aan juridische bijstand en – slechts indien geen uitvoering wordt gegeven aan het hiervoor ten aanzien van [naam 1] gevorderde - dat het gerecht [eiseres] veroordeelt tot betaling aan [gedaagde] van NAf 65.000 bij wege van schadevergoeding, te vermeerderen met NAf 5.000 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.2.
Bij verstek is [naam 1] veroordeeld tot afgifte van het voertuig en [eiseres] tot betaling van NAf 1.000 aan buitengerechtelijke incassokosten en - enkel in geval het vonnis binnen vier weken niet heeft geleid tot afgifte van het voertuig – is [eiseres] veroordeeld tot betaling van NAf 65.000 en NAf 2.250 aan buitengerechtelijke incassokosten (minus hetgeen reeds betaald is uit hoofde van voornoemde veroordeling tot buitengerechtelijke incassokosten), waarbij [naam 1] en [eiseres] hoofdelijk zijn veroordeeld in de proceskosten.
3.3. [
eiseres] vordert in het verzet dat het gerecht opnieuw rechtdoende de vorderingen van [gedaagde] jegens haar alsnog afwijst, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. [gedaagde] heeft verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1. [
naam 1] heeft geen verzet ingesteld, waardoor het verstekvonnis jegens haar in kracht van gewijsde is gegaan.
4.2. [
eiseres] heeft tijdig en op de juiste wijze verzet ingesteld, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.
4.3.
Het geschil beperkt zich thans tot de vraag of [eiseres], nu vaststaat dat [naam 1] niet over is gegaan tot afgifte van het voertuig aan [gedaagde], gehouden is een bedrag van NAf 65.000 aan schadevergoeding aan [gedaagde] te betalen, alsook buitengerechtelijke incassokosten.
4.4. [
gedaagde] handhaaft haar standpunt dat het voertuig door haar is aangekocht, waarna het voertuig zonder haar toestemming door [eiseres] aan [naam 1] is doorverkocht. In september 2021, vlak voor het overlijden van haar zoon, heeft [gedaagde] een hersenbloeding gehad, met als gevolg dat zij voor een bepaalde periode halfzijdig verlamd was, haar wil niet kon bepalen en handelingsonbekwaam was. Zij is ook opgenomen geweest in die periode. Volgens [gedaagde] heeft zij hierdoor niet in december 2021 het roze formulier ondertekend of kunnen ondertekenen en moet haar handtekening valselijk door [eiseres] op het formulier zijn geplaatst. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst [gedaagde] naar de bij de feiten aangehaalde doktersverklaring.
4.5. [
eiseres] stelt dat zij het voertuig in december 2021 bevoegdelijk heeft doorverkocht aan [naam 1]. Het voertuig stond weliswaar op [gedaagde]’s naam, maar was niet haar eigendom want het voertuig was betaald door haar en [zoon gedaagde] en stond enkel op [gedaagde]’s naam omdat [zoon gedaagde] en [eiseres] geen bankrekening hadden. [eiseres] en [zoon gedaagde] gebruikten daarom de bankrekening van [gedaagde] en beschikten tevens over een stapel reeds door [gedaagde] (vóór haar hersenbloeding) ondertekende roze formulieren om voertuigen te verkopen en over te schrijven. Deze werkwijze had [gedaagde] eerst met [zoon gedaagde] en [eiseres] samen en na het overlijden van haar zoon heeft [eiseres] deze praktijk voortgezet, aldus [eiseres].
4.6. [
gedaagde] heeft deze gang van zaken betwist. Haar zoon handelde in boten en auto’s. [eiseres] hielp hem met administratieve zaken. Los daarvan bestond er geen gezamenlijke onderneming tussen hen beiden. Haar zoon beschikte wel degelijk over een eigen bankrekening, drie zelfs. Dat aankooptransacties via haar bankrekening liepen, is onjuist, aldus nog steeds [gedaagde]. [gedaagde] zelf ondersteunde haar zoon financieel wanneer hij dat nodig had bij de aankoop van boten of auto’s. Bij doorverkoop werd aan haar in een dergelijk geval een deel van de winst uitbetaald door haar zoon. Met het overlijden van haar zoon hield deze werkwijze op. Er bestond geen enkele overeenkomst met [eiseres], aldus [gedaagde]. Er is geen enkele praktijk voortgezet. Wat [gedaagde] opviel was dat [eiseres] zich, toen [gedaagde] na haar opname in de weekenden naar huis mocht, gedroeg in huis alsof alles dat haar zoon had nagelaten haar eigendom was. Tevens reed [eiseres] toen in het voertuig rond alsof dat het hare was. Later kwam ze erachter dat het voertuig door [gedaagde] was verkocht. Zij heeft daarvoor niets ondertekend en ook geen geld ontvangen.
4.7. [
eiseres] beroept zich op een (voortgezette) overeenkomst tussen haar en [gedaagde]. Op grond daarvan zou [eiseres] bevoegd zijn geweest het voertuig door te verkopen aan [naam 1]. Nu [gedaagde] het bestaan van deze overeenkomst gemotiveerd heeft betwist had het op de weg van [eiseres] gelegen haar stellingen in dit verband nader te onderbouwen en toe te lichten nu de stelplicht en bewijslast in dit verband op haar rusten. Dit heeft zij onvoldoende gedaan. Ter toelichting geldt het volgende.
4.8.
Tegenover [gedaagde]’s betwisting dat de samenwerkingsvorm die zij met haar zoon had, door haar niet werd doorgezet met [eiseres], heeft laatstgenoemde enkel ingebracht dat zij zelfstandig doorging met de aan- en verkooppraktijk van haar wijlen partner. Dit miskent dat voor een voortzetting of overname van een overeenkomst meer nodig is dan het eenzijdig voortzetten van de praktijk. Minimaal is instemming vereist van de wederpartij. Daarnaast geldt dat [zoon gedaagde] overleed op 12 oktober 2021, dus de facto zat er maar tweeëneenhalve maand tussen deze datum en het verkopen van het voertuig aan [naam 1] en bovendien leed [gedaagde] toen aan een hersenbloeding. Een voortgezette praktijk met instemming van [gedaagde] met betrekking tot andere auto’s of boten heeft zij niet aangetoond. Tegenover de doktersverklaring inhoudende dat [gedaagde] niet in staat was tot ondertekenen en [gedaagde]’s stelling dat zij als gevolg van de hersenbloeding tijdelijk tevens niet goed in staat was haar wil te bepalen, heeft zij ingebracht dat er een “roze formulier praktijk” bestond waarbij [gedaagde] stapels van die formulieren op voorhand pleegde te ondertekenen. Stukken die dat onderbouwen heeft [eiseres] echter niet in het geding gebracht, terwijl [gedaagde] de beweerdelijke roze formulier praktijk stellig heeft ontkend. Wat betreft de betaling van het voertuig bij de aankoop ervan in mei 2021 geldt dat blijkens de invoice die op naam van [gedaagde] staat het grootste gedeelte van het bedrag niet cash maar via een bankrekening is betaald aan International Automobiles B.V. Dit laat zich niet rijmen met de stelling van [eiseres] dat zij en [zoon gedaagde] de auto destijds hebben betaald, zonder bankrekening.
4.9.
Het voorgaande betekent dat [eiseres] onvoldoende heeft gesteld ten aanzien van het bestaan van de beweerdelijke overeenkomst met [gedaagde], zodat aan een bewijsopdracht niet wordt toegekomen.
4.10.
Nu de overeenkomst niet is vast komen te staan moet het ervoor gehouden worden dat [eiseres] het voertuig van [gedaagde] onbevoegd en zonder instemming van [gedaagde] heeft doorverkocht. Zij is dan ook gehouden de schade die [gedaagde] hierdoor heeft geleden te vergoeden.
4.11.
De hoogte van deze schade is door [eiseres] niet betwist en wordt daarom vastgesteld op NAf 65.000.
4.12.
Voldoende is gebleken dat buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt door [gedaagde]. Nu [eiseres] in het ongelijk wordt gesteld, is zij gehouden die aan [gedaagde] te voldoen.
4.13.
De conclusie van het voorgaande is dat het vonnis waarvan verzet in stand dient te blijven. Het verzet wordt ongegrond verklaard.
4.14.
Omdat [eiseres] in het verzet in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak begroot op NAf 3.000 (2 punten x tarief 6) aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
verklaart het verzet ongegrond;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde] van NAf 3.000;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.B. Hubben, rechter, bijgestaan door mr. M.D.M. Connor, griffier, en in het openbaar uitgesproken.