ECLI:NL:OGEAC:2024:111

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
CUR202203730
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.B. Hubben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake opzegging van een aannemingsovereenkomst tussen een eenmanszaak en een aannemer

In deze zaak heeft [eiser], eigenaar van een eenmanszaak genaamd Emmanuel Construction, een vordering ingesteld tegen BP, een aannemer, wegens de opzegging van een aannemingsovereenkomst. De overeenkomst betrof grondwerkzaamheden die [eiser] uitvoerde voor BP op het terrein van Sandals Royal Curaçao. De werkzaamheden werden overeengekomen voor een vaste prijs van NAf 21.000, maar na een periode van uitvoering heeft BP de overeenkomst opgezegd, stellende dat [eiser] te langzaam werkte en de deadlines niet haalde. [eiser] vorderde betaling van een openstaande factuur van NAf 27.823,50 en schadevergoeding van NAf 59.760 wegens de abrupte beëindiging van de overeenkomst.

Het gerecht heeft vastgesteld dat BP de overeenkomst niet op rechtmatige wijze heeft opgezegd, omdat niet is komen vast te staan dat [eiser] zijn werkzaamheden niet naar behoren had uitgevoerd. De opzegging werd daarom beschouwd als een onrechtmatige beëindiging van de overeenkomst. Het gerecht heeft BP veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag van de factuur, verminderd met de schade die [eiser] aan BP had toegebracht. Daarnaast heeft het gerecht de vordering van [eiser] voor gederfde winst afgewezen, omdat er geen bewijs was dat [eiser] een exclusieve overeenkomst had voor de resterende werkzaamheden.

BP is verder veroordeeld in de proceskosten van [eiser] en de buitengerechtelijke incassokosten. De wettelijke rente over de te betalen bedragen is toegewezen vanaf de datum van de vordering. Het vonnis is uitgesproken door mr. M.C.B. Hubben, rechter, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202203730
Vonnis van 11 maart 2024
in de zaak van
[EISER],
wonend in Curaçao,
eiser
gemachtigde: mr. J.E. Lovert,
tegen

1.[GEDAAGDE 1],

2.de besloten vennootschap
FLEXIBLE PARTNERS B.V.h.o.d.n.
BOUW PARTNERS,
wonend respectievelijk gevestigd in Curaçao,
gedaagden,
gemachtigden: mrs. A.J. de Winter en A.M. Faria.
Partijen worden hierna [eiser], [gedaagde 1] en BP genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 27 september 2022 (met elf producties),
  • de conclusie van antwoord van BP van 23 januari 2023 (met drie producties),
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] van 23 januari 2023 (met één productie),
  • het vonnis van 13 februari 2023,
  • de akte uitlating van [eiser] van 13 februari 2023, inhoudende dat hij de vordering jegens [gedaagde 1] niet langer handhaaft,
  • de akte uitlating van BP en [gedaagde 1] van 15 mei 2023,
  • het vonnis van 5 juni 2023,
  • de akte wijziging van eis en nadere toelichting van [eiser] van 16 oktober 2023 (met vijftien producties),
  • de mondelinge behandeling van 25 oktober 2023,
  • de pleitnotities.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1. [
eiser] heeft een eenmanszaak genaamd Emmanuel Construction, Siy’on Compact Equipment. Hij is eigenaar van zwaar materieel en voert grondwerkzaamheden uit waar dergelijk materieel voor nodig is.
2.2.
BP is in 2021 als aannemer door Sandals Royal Curaçao (hierna: Sandals) aangenomen om op haar terrein verschillende bouwwerkzaamheden uit te voeren. BP heeft in dit verband meerdere onderaannemers ingeschakeld, waaronder [eiser]. [eiser] heeft tussen 22 juli 2021 en 1 april 2022 in opdracht van BP grondwerkzaamheden uitgevoerd. Partijen zijn daartoe meerdere mondelinge overeenkomsten aangegaan.
2.3.
In maart 2022 zijn [eiser] en BP overeengekomen dat [eiser] grondwerkzaamheden zou uitvoeren rondom vijf villa’s (de Coastal Suites) op het terrein van Sandals tegen een vaste prijs van NAf 21.000 exclusief omzetbelasting. De werkzaamheden bestonden uit het egaliseren, verplaatsen, doen plaatsen en weghalen van grote strandstenen, het graven van twee funderingen, het graven van putten en diverse hakwerkzaamheden. Per e-mail van 21 maart 2022 van [eiser] aan BP is de opdracht bevestigd.
2.4. [
eiser] is op 21 maart 2022 met de werkzaamheden begonnen.
2.5.
Op 22 maart 2022 heeft [eiser] tijdens het uitvoeren van de overeenkomst schade aangericht aan een kolom. Met BP heeft hij toen afgesproken de schade in zijn eigen tijd te herstellen. Hij heeft voor het herstel gebruik gemaakt van materiaal van BP.
2.6.
Op 1 april 2022 heeft de controleur van BP [eiser] geïnformeerd dat hij te langzaam werkt en BP daardoor haar met Sandals overeengekomen deadlines niet haalt. Dezelfde avond heeft BP aan [eiser] via een whatsappbericht de overeenkomst tussen partijen opgezegd en [eiser] meegedeeld dat hij niet meer hoefde te komen op het werk.
2.7.
Op 1 april 2022 heeft [eiser] onderstaande factuur opgemaakt. De factuur is op 4 april 2022 aan BP toegestuurd.
2.8.
BP heeft de factuur niet betaald.

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1. [
eiser] vordert – samengevat – dat het gerecht BP veroordeelt tot betaling van NAf 87.583,50, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [
eiser] stelt dat hij met BP een aanneemovereenkomst had gesloten aangaande door hem uit te voeren grondwerkzaamheden bij Sandals. Hij heeft die werkzaamheden afgerond. Het gevorderde bedrag betreft 1) de betaling van een openstaande factuur van 1 april 2022 van NAf 27.823,50, die betrekking heeft op werkzaamheden die hij in maart 2022 heeft verricht (r.o. 2.3.) en 2) de betaling van schade van NAf 59.760 in verband met de abrupte beëindiging van de aanneemovereenkomst door BP.
3.3.
BP heeft de vordering betwist. Zij heeft de factuur van [eiser] niet betaald omdat hij de overeengekomen werkzaamheden niet heeft afgerond. Zij heeft de overeenkomst opgezegd omdat [eiser] te langzaam werkte en is alleen bereid te betalen voor de daadwerkelijk door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden. Op dit bedrag dienen de kosten van het materiaal, dat [eiser] heeft gebruikt voor het herstel van de door hem veroorzaakte schade aan een kolom van BP in mindering te worden gebracht.

4.De beoordeling

[gedaagde 1]
4.1.
Nu [eiser] bij akte van 13 februari 2023 heeft laten weten zijn vordering tegen [gedaagde 1] niet langer te handhaven, hoeft daarop niet meer te worden beslist. De intrekking van deze vordering, om hem moverende redenen, heeft plaatsgevonden nadat [gedaagde 1] een conclusie van antwoord heeft ingediend. De proceskosten van [gedaagde 1] ter zake komen daarom voor rekening van [eiser] en worden begroot op Naf 1.250 aan salaris gemachtigde (1 punt x tarief 5).
De factuur van 1 april 2022
4.2.
Volgens [eiser] heeft hij alle werkzaamheden die op deze factuur staan (grondwerkzaamheden eerste fase, meerwerk en diabaas) afgerond met uitzondering van het storten van 329 kuub diabaas. Dat laatste is niet gebeurd omdat, nadat hij de opdracht kreeg tot levering van deze hoeveelheid diabaas op 1 april 2022, hij diezelfde avond een whatsppbericht ontving dat hij niet meer hoefde te komen. Hij heeft de diabaas dus niet meer afgeleverd maar had deze al wel besteld.
4.3.
BP heeft gesteld dat de werkzaamheden niet volledig zijn afgerond, maar kon desgevraagd niet aangeven wát precies niet afgemaakt was door [eiser]. Zijn toelichting is gebleven bij het aangeven dat “de voorzijde niet door [eiser] was afgemaakt”. Daar moesten stenen worden weggenomen, aangevuld en op hoogte worden gebracht. Volgens [eiser] heeft hij dat allemaal gedaan. BP heeft ter zitting bij herhaling niet kunnen duiden wát niet afgerond was. De opmerking dat [eiser] te langzaam werkte is in dit verband evenmin voldoende, nu niet is komen vast te staan dat partijen een tijdspanne hadden afgesproken of overeengekomen waren hoeveel uren per dag minimaal gewerkt moest worden. [eiser] is op 21 maart 2022 begonnen en kreeg 11 dagen later te verstaan dat hij te langzaam werkte. Het lag op de weg van BP om aan te tonen dat, zonder nadere afspraak, evident was dat het werk afgerond had moeten zijn vóór 1 april 2022 en op welke punten dit [eiser] niet was gelukt, waarbij het gerecht opmerkt dat dit moeilijk het niet-leveren van diabaas kon zijn, nu dat pas diezelfde dag aan hem gevraagd was te doen. Ook de prijsafspraak daaromtrent kon de reden niet zijn, nu partijen beide uiteindelijk uitgingen van NAf 11 per kuub.
4.4.
Dit bericht van BP aan [eiser] om weg te blijven kan op grond van het voorgaande dus niet worden beschouwd als een gerechtvaardigde buitengerechtelijke ontbinding, nu niet is komen vast te staan dat [eiser] op dat moment zijn werkzaamheden voor wat betreft deze eerste fase niet naar behoren had uitgevoerd en dus sprake was van een tekortkoming.
4.5.
Het bericht van BP aan [eiser] om weg te blijven moet derhalve als een opzegging worden beschouwd. Een opdrachtgever zoals BP is te allen tijde bevoegd de overeenkomst geheel of gedeeltelijk op te zeggen op grond van art. 7:764 lid 1 Burgerlijk Wetboek. Ingevolge het tweede lid van dit artikel zal hij de voor het gehele werk geldende prijs moeten betalen, verminderd met de besparingen die voor de aannemer uit de opzegging voortvloeien en tegen aflevering van het reeds voltooide werk.
4.6.
Nu omtrent besparingen zijdens [eiser] niets is gesteld of gebleken, dient de hele factuur door BP te worden voldaan. De vordering is in zoverre toewijsbaar. Daarop wordt in mindering gebracht de door [eiser] ter zitting erkende schade die hij heeft toegebracht aan een kolom van BP. BP heeft de hoogte daarvan onderbouwd met een factuur van NAf 1.275. De hoogte is door [eiser] onvoldoende gemotiveerd betwist. Toegewezen wordt dus een bedrag van NAf 27.823,50 – NAf 1.275 = NAf 26.548,50.
Schade wegens onredelijke abrupte beëindiging overeenkomst
4.7.
Naar het oordeel van het gerecht heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat hij de afspraak met BP had dat hij de grondwerkzaamheden voor het volledige project ter hand zou nemen en dus beschikbaar diende te zijn voor de maanden die nog zouden volgen. Partijen hebben hierover niets vastgelegd. De werkzaamheden die steeds door [eiser] zijn verricht tussen juli 2021 en april 2022 betreffen losse opdrachten op oproepbasis. Aan deze werkwijze kan [eiser] geen recht ontlenen voor wat betreft de rest van de grondwerkzaamheden van het project te Sandals. De vordering voor wat betreft gederfde winst wordt dus afgewezen.
4.8.
Omdat BP grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, wordt BP veroordeeld in de proceskosten van [eiser]. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak begroot op NAf 1.720 aan griffierecht, NAf 339,47 aan oproepingskosten en NAf 2.500 aan gemachtigdensalaris (2 punten x tarief 5), totaal: NAf 4.559,47.
4.9.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten acht het gerecht conform het Procesreglement toewijsbaar tot 1,5 punt van het toepasselijke liquidatietarief. Dit komt neer op een bedrag van NAf 1.875.
4.10.
De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen zoals hierna onder de beslissing vermeld.
4.11.
De veroordelingen in deze uitspraak gaan meteen in en kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van de partijen deze beslissing voorlegt aan het Hof.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
veroordeelt BP tot betaling aan [eiser] van een bedrag van NAf 26.548,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 september 2022, tot aan de dag van betaling;
5.2.
veroordeelt BP om aan [eiser] te voldoen NAf 1.875 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt BP in de proceskosten van [eiser] van NAf 4.559,47;
5.4.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde 1] van NAf 1.250;
5.5.
bepaalt dat de proceskosten moeten worden betaald binnen veertien dagen en dat die kosten worden verhoogd met de wettelijke rente als niet op tijd wordt betaald;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.B. Hubben, rechter, bijgestaan door M. van Leest, griffier, en in het openbaar uitgesproken.