ECLI:NL:OGEAC:2024:127

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
CUR202303890
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.B. Hubben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over onrechtmatige sloop en bouw zonder vergunning in de wijk Fleur de Marie

In deze zaak, die op 24 januari 2024 werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, vorderde de openbare vennootschap Samenwerkingsverband Ontwikkeling Fleur de Marie (OVO) dat de gedaagde, wonende in Curaçao, zou worden veroordeeld om een recentelijk gebouwd betonnen kamertje te slopen. OVO stelde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld door zonder de benodigde sloop- en bouwvergunning en zonder toestemming van OVO te handelen. De gedaagde voerde verweer en stelde dat er geen spoedeisend belang was voor OVO, en dat zij door verjaring eigenaar was geworden van de woning en het perceel. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 januari 2024 werd het belang van OVO bij de gevraagde voorziening besproken, waarbij OVO aangaf dat het ging om het voorkomen van precedentwerking en het afgeven van een signaal aan andere bewoners. De gedaagde stelde echter dat het nieuwe kamertje qua omvang niet verschilde van het oude, dat in slechte staat verkeerde, en dat het slopen van het nieuwe kamertje haar woonruimte zou ontnemen.

Het gerecht oordeelde dat OVO geen spoedeisend belang had bij de gevorderde afbraak, mede gezien de belangen van de gedaagde. De vordering van OVO werd afgewezen, en OVO werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. Het vonnis benadrukte dat de belangen van de gedaagde zwaarder wogen dan die van OVO, en dat er onvoldoende bewijs was dat andere bewoners in de wijk zonder toestemming zouden slopen of bouwen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202303890
Vonnis in kort geding van 24 januari 2024
in de zaak van
de openbare vennootschap
SAMENWERKINGSVERBAND ONTWIKKELING FLEUR DE MARIE,gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. B.M. Nagelmakers,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. B.L. Lie Atjam,
Partijen worden hierna OVO en [gedaagde] genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met producties van 1 december 2023;
  • het verweerschrift, met producties van 9 januari 2024;
  • de mondelinge behandeling van 10 januari 2024, waar namens OVO haar directeur [directeur OVO] (hierna: [directeur OVO]) is verschenen, bijgestaan door
mr. Nagelmakers, en waar tevens [gedaagde], bijgestaan door mr. Lie Atjam, is verschenen. Allen hebben het woord gevoerd en mr. Nagelmakers heeft pleitaantekeningen overgelegd.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
OVO is voortgekomen uit een samenwerkingsverband tussen Participatie Maatschappij Monumentenzorg N.V. en N.V. Stadsherstel Willemstad. OVO heeft een masterplan ontwikkeld voor de wijk Fleur de Marie onder meer ter behoud van de geschiedenis en de architectuur van deze wijk.
2.2.
OVO heeft op 4 mei 2001 van [naam 1] de percelen te Fleur de Marie in eigendom geleverd gekregen. In de openbare registers van het Kadaster staat OVO nu als eigenaar van voornoemde percelen geregistreerd.
2.3. [
gedaagde] woont te [adres gedaagde].
2.4.
Op het perceel te [adres gedaagde] bevond zich aan de woning van [gedaagde] vast een houten kamertje dat zich in slechte staat van onderhoud bevond en door termieten beschadigd was.
2.5. [
gedaagde] heeft dit kamertje laten slopen en daarvoor in de plaats een betonnen kamertje laten bouwen.
2.6.
Bij brief van 23 november 2023 heeft OVO [gedaagde] gesommeerd de bouw het betonnen kamertje te staken, het al gebouwde af te breken en om de puin van het betonnen en houten kamertje te verwijderen.

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1.
OVO vordert dat het gerecht [gedaagde] veroordeelt om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis het betonnen kamertje te slopen en het puin af te voeren, en om het afval van de sloop van het houten kamertje af te voeren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van NAf 5.000 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] niet aan de veroordeling voldoet, met machtiging van OVO om op kosten van [gedaagde] de sloop van het houten kamertje en het verwijderen van het puin en het afval zelf te doen bewerkstelligen door gebruikmaking van de sterke arm der wet, in het geval [gedaagde] nalaat binnen de door het gerecht gestelde termijn aan de veroordeling te voldoen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vijf dagen na het vonnis.
3.2.
OVO legt aan haar vordering ten grondslag, kort samengevat, dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door zonder een sloop- en bouwvergunning en zonder instemming van OVO te handelen.
3.3. [
gedaagde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering met veroordeling van OVO in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vijf dagen na het vonnis. [gedaagde] heeft primair als verweer aangevoerd dat volgens haar geen sprake is van spoedeisend belang. Subsidiair heeft [gedaagde] als verweer aangevoerd dat verschillende generaties van haar familie in de woning te [adres gedaagde] hebben gewoond, zonder dat zij ooit huur hebben betaald, waardoor zij nu door verjaring eigenaar is geworden van de woning te Fleur de Marie. Het houten kamertje dat door termieten beschadigd was, kon voorts volgens [gedaagde] ieder moment instorten, waardoor het noodzakelijk was dit te slopen. Dit is met onder andere [directeur OVO] besproken, die daarmee instemde. Overigens verschilt het betonnen kamertje dat er nu staat, qua omvang niet van het houten kamertje dat er voorheen stond.
Haar zus en broer die al jaren in het houten kamertje woonden moesten vanwege de sloop tijdelijk elders hun intrek innemen. Het is de bedoeling dat de zus van [gedaagde] samen met haar twee kinderen weer te [adres gedaagde] komen wonen in het betonnen kamertje. Het sloopafval van het houten kamertje is inmiddels door Selikor verwijderd, aldus nog steeds [gedaagde].

4.De beoordeling

Het spoedeisend belang
4.1.
Als meest verstrekkend verweer voert [gedaagde] aan dat OVO geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van de gevorderde voorlopige voorziening. Dit verweer treft doel, waartoe het volgende wordt overwogen.
4.2.
Of OVO een spoedeisend belang heeft bij afbraak, moet worden beoordeeld in relatie tot het belang van [gedaagde]. Die respectieve belangen moeten tegen elkaar worden afgewogen. Ter zitting heeft [directeur OVO] desgevraagd toegelicht dat het belang van OVO bij de gevraagde voorziening erin gelegen is precedentwerking te voorkomen. OVO wil een duidelijk signaal afgeven aan andere bewoners van de wijk Fleur de Marie dat men niet zonder toestemming van OVO over kan gaan tot slopen en bouwen. [directeur OVO] heeft aangegeven het betreffende nieuwe betonnen kamertje niet zelf ter plaatse te hebben bekeken. Kijkend naar de foto’s heeft hij verklaard dat zeer waarschijnlijk wel toestemming tot sloop zou zijn gegeven door OVO gelet op de slechte toestand van het kamertje voorheen en (dus) ook voor herbouwen van een nieuw kamertje. Het nieuwe kamertje is “niet direct een doorn in het oog”, aldus [directeur OVO], maar OVO had graag inspraak willen hebben in wat in de plaats van het oude kamertje door [gedaagde] gebouwd zou worden. Het is dus feitelijk een principekwestie dat men inspraak had willen hebben, aldus [directeur OVO]. Daartegenover staat het belang van [gedaagde]. Het kamertje, zo is ter zitting door het gerecht en door partijen vastgesteld, heeft nagenoeg dezelfde afmetingen als het kamertje dat er voorheen stond. Dat oude kamertje was in zeer slechte toestand. [gedaagde] gaat woonruimte voor haar familie missen als zij nu moet overgaan tot het slopen van het nieuwe kamertje en dit gaat haar bovendien geld kosten.
4.3.
Het gerecht is van oordeel dat deze principekwestie geen spoedeisend belang oplevert aan de zijde van OVO, mede gelet op de belangen van [gedaagde]. Voor haar zal het toewijzen van de voorziening onomkeerbare en dus ingrijpende gevolgen hebben. Door OVO is niet gesteld dat zij concrete signalen uit de wijk heeft gekregen dat andere wijkbewoners van plan zijn (een deel van) hun woning te slopen of verbouwen zonder OVO daarin te kennen. Er is dus onvoldoende gebleken dat het belang van OVO om een signaal af te geven over de geldende regels met betrekking tot bouw en sloop geen verder uitstel duldt en dat dus nu moet worden opgetreden. Daarbij komt dat – zouden de regels zijn nageleefd - het oude kamertje zeer waarschijnlijk met toestemming van OVO zou zijn gesloopt en herbouwd en het nieuwe kamertje OVO thans geen doorn in het oog is. Het belang van OVO weegt gelet op dit alles onvoldoende zwaar tegenover het belang van [gedaagde]. De gevraagde voorziening tot afbraak moet dus worden afgewezen.
Dat geldt ook voor de vordering tot opruimen van het sloopafval nu door OVO niet is betwist dat [gedaagde] dit reeds heeft laten opruimen, zodat zij bij die vordering geen belang meer heeft.
4.4.
Omdat OVO in het ongelijk wordt gesteld, wordt OVO veroordeeld in de proceskosten. De kosten van [gedaagde] worden tot aan deze uitspraak begroot op NAf 1.000 aan gemachtigdensalaris. De gevorderde wettelijke rente en de nakosten worden toegewezen zoals hierna onder de beslissing vermeld.

5.De beslissing in kort geding

Het gerecht:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt OVO in de proceskosten van [gedaagde] van NAf 1.000, te vermeerderen met NAf 250 aan nakosten zonder betekening, verhoogd met NAf 150 in geval van betekening;
5.3.
bepaalt dat de proceskosten moeten worden betaald binnen veertien dagen en dat die kosten worden verhoogd met de wettelijke rente als niet op tijd wordt betaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.B. Hubben, rechter, bijgestaan door mr. M.D.M. Connor, griffier, en in het openbaar uitgesproken.