ECLI:NL:OGEAC:2024:131

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
CUR202302637
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een onverdeeld perceel tussen ex-partners na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om de verdeling van een onverdeeld perceel grond tussen twee ex-partners, die gedurende meer dan twintig jaar een affectieve relatie hebben gehad en samen een jongmeerderjarige zoon hebben. De partijen zijn nooit gehuwd of geregistreerd als partners geweest, maar hebben wel samen een perceel grond verworven, waarop een woning en appartementen zijn gebouwd. De eiseres vordert de verdeling van het perceel, waarbij zij ofwel de verkoop van het perceel wenst met verdeling van de overwaarde, ofwel toebedeling aan de gedaagde, met betaling van haar aandeel. De gedaagde verzet zich tegen de vordering van de eiseres en wenst het perceel toebedeeld te krijgen, waarbij hij ook de door hem betaalde hypotheeklasten en eigenaarslasten in aanmerking wil laten komen voor verrekening.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat beide partijen deelgenoten zijn in de eenvoudige gemeenschap van het perceel en de daarop staande woning en appartementen. Het Gerecht oordeelt dat partijen niet verplicht zijn om in een onverdeelde gemeenschap te blijven en dat er overeenstemming is over de toebedeling van het perceel aan de gedaagde, mits hij in staat is om de financiële verplichtingen te voldoen. Het Gerecht heeft een termijn van zes maanden gesteld voor de gedaagde om de nodige stappen te ondernemen om de toebedeling te realiseren. Indien dit niet lukt, zal het perceel aan een derde verkocht moeten worden.

Het Gerecht heeft ook de financiële aspecten van de verdeling beoordeeld, waaronder de hypotheekschuld, de huurinkomsten en de door partijen betaalde lasten. Uiteindelijk heeft het Gerecht beslist dat de gedaagde het perceel en de daarop staande woning en appartementen toegewezen krijgt, en dat hij aan de eiseres een bedrag van NAf 41.724,- verschuldigd is wegens overbedeling. Dit bedrag dient hij te betalen bij de toebedeling van het perceel aan hem. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202302637
Vonnis van 22 april 2024
in de zaak van
[EISERES],
wonend in Curaçao,
procederend in persoon,
eiseres,
--tegen--
[GEDAAGDE],
wonend in Curaçao,
gemachtigde: mr. S.A.T. Ayubi-Haakmeester,
gedaagde.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met producties, van 18 augustus 2023;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de mondelinge behandeling van 11 maart 2024.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben gedurende ruim twintig jaar een affectieve relatie gehad. Ze hebben samen een jongmeerderjarige zoon. Zij zijn nimmer gehuwd of geregistreerd als partner geweest.
2.2.
Partijen hebben bij notariële akte van 23 oktober 2014, ieder voor 1/2 onverdeeld aandeel, in eigendom verkregen het perceel grond, gelegen in het tweede district van Curaçao op “[woonplaats]”, ter groote van 601 m², nader omschreven in meetbrief nummer 331 van tweeduizend elf, en het zich daarop bevindende opstal (hierna: het perceel).
2.3.
Op het perceel rust een hypotheek van Maduro & Curiel’s Bank (verder: “de bank”). [gedaagde] is kredietnemer, en voor de aflossing van de schuld hebben beide partijen zich hoofdelijk jegens de bank verbonden. De hypotheek betreft een oversluiting van een eerdere hypotheek, mede ter aflossing van creditcardschulden en ter financiering van de bouw van appartementen op het perceel. Op 4 oktober 2023 bedroeg de restant-hypotheekschuld NAf 147.484,77, waaronder een creditcardschuld van [gedaagde] van NAf 1.287,90. De maandelijkse aflossingsverplichting bedraagt NAf 1.401,-. Partijen hebben de hypotheeklasten in het verleden gelijkelijk gedragen. Met ingang van maart 2022 draagt [gedaagde] deze lasten volledig. Sinds die datum betaalt [gedaagde] de verzekeringen ten behoeve van het onroerend goed, van een bedrag van ongeveer NAf 220,- per maand, en [eiseres] de onroerendezaakbelasting van ongeveer NAf 540,- per jaar.
2.4.
Het perceel is op 20 september 2023 door een taxateur van Taxatiekantoor Anprocor getaxeerd op een vrije marktwaarde van NAf 255.000,-.
2.5.
Een appartement op het perceel is met ingang van 1 april 2023 verhuurd voor een huurprijs van NAf 800,- per maand.
2.6.
Partijen en hun zoon wonen allen nog altijd in de woning.

3.De vorderingen en de standpunten van partijen

3.1. [
eiseres] vordert – kort samengevat – het gerecht de verdeling van het perceel te gelasten, waarbij het perceel of wordt verkocht, onder verdeling van de overwaarde tussen partijen, of aan [gedaagde] wordt toebedeeld, en hij uit hoofde van overbedeling [eiseres] haar aandeel betaalt. Ook vordert [eiseres] het gerecht te bepalen dat zij, totdat zij haar aandeel na een verkoop dan wel toebedeling aan [gedaagde] heeft ontvangen, de woning met uitsluiting van [gedaagde] mag gebruiken.
3.2.
Aan de vordering legt [eiseres] ten grondslag dat de relatie tussen partijen is verbroken en dat de verhoudingen verslechterd zijn, zodat er geen reden is om de gemeenschappelijke woning te behouden.
3.4 [
gedaagde] voert gemotiveerd verweer. [gedaagde] wenst het perceel toebedeeld te krijgen, met verrekening van de overwaarde. Daarbij moet ook worden verrekend de door hem betaalde hypotheekaflossingen en eigenaarslasten met ingang van maart 2022.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn deelgenoten in de eenvoudige gemeenschap van het perceel en de daarop staande woning en appartementen. De bepalingen in boek 3, titel 7 BW die zien op de rechtspositie van deelgenoten in een gemeenschap dienen als uitgangspunt. In zaken als deze geldt tot uitgangspunt dat partijen niet gehouden zijn om in een onverdeelde gemeenschap te blijven.
4.2.
Partijen wensen beide de gemeenschap te verdelen. [gedaagde] wenst het perceel toebedeeld te krijgen. Voor [eiseres] is het om het even of [gedaagde] het perceel toebedeeld krijgt, of het perceel aan een derde verkocht wordt. In zoverre is er tussen partijen overeenstemming dat [gedaagde] het perceel toebedeeld krijgt. Daartoe zal hij wel in staat moeten zijn om met [eiseres] te verrekenen. Ook zal hij moeten kunnen bewerkstelligen dat [eiseres] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld bij de bank kan worden ontslagen. Het gerecht zal bepalen dat [gedaagde] hiertoe gedurende een periode van zes maanden in de gelegenheid wordt gesteld. Als dat niet lukt, zal het perceel aan een derde verkocht moeten worden om tot een verdeling te geraken.
4.3.
Ten aanzien van de verrekening in het kader van de verdeling, overweegt het gerecht als volgt. Daarbij zal het gerecht steeds uitgaan van de datum van 31 oktober 2024, te weten de zes maanden na dit vonnis, waarbinnen de toebedeling aan [gedaagde] haar beslag moet krijgen.
4.4.
Partijen kunnen zich beiden vinden in de in het taxatierapport (zie 2.4) getaxeerde waarde. Het gerecht zal deze waarde dan ook als uitgangspunt nemen.
Op 4 oktober 2023 bedroeg de hypotheekschuld (exclusief creditcardschuld) NAf 146.196,87. Uitgaande van een aflossing van ongeveer NAf 800,- per maand (het rentepercentage bedraagt 4.75), zal de hypotheekschuld per 31 oktober 2024 ongeveer NAf 136.500,- bedragen. Dat brengt zich dat de overwaarde per die datum NAf 118.500,- bedraagt (255.000 – 136.500). De helft daarvan (NAf 59.250,-) komt in beginsel aan elk der partijen toe. Gelet op de betalingen die beide partijen ten behoeve van de gemeenschap hebben gedaan, dienen deze bedragen nog te worden verrekend. Het gaat om de volgende bedragen.
4.5. [
gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat hij met ingang van 1 maart 2022 de hypotheeklasten van NAf. 1.401,- per maand volledig draagt. Dat brengt met zich dat de helft van dat bedrag voor verrekening in aanmerking komt. Voor de periode van 1 maart 2022 tot en met 31 oktober 2024 gaat dat om NAf 22.416,-. Verder heeft [gedaagde] onweersproken gesteld dat hij aan verzekeringspremies ten behoeve van het perceel gedurende deze periode ongeveer NAf 220,- per maand betaalt. Dat brengt met zich dat de helft van dit bedrag voor verrekening in aanmerking komt. Voor de periode van 1 maart 2022 tot en met 31 oktober 2024 gaat dat om NAf 3.520,-. Dit alles ervan uitgaande dat [gedaagde] deze betalingen tot en met 31 oktober 2024 zal blijven verrichten. Dat [gedaagde], behalve met gelden uit de hypotheeklening, ook uit eigen zak in het appartement heeft geïnvesteerd, heeft hij niet met stukken onderbouwd. Nu dit door [eiseres] gemotiveerd weersproken is, is dit niet vast komen te staan.
4.6. [
eiseres] heeft onweersproken gesteld dat zij gedurende de desbetreffende periode, te weten drie kalenderjaren, de onroerendzaakbelasting heeft betaald, voor een bedrag van NAf 540,- per jaar. De helft van dit bedrag komt dan ook voor verrekening in aanmerking, te weten NAf 810,-.
4.7.
Ten slotte de huurinkomsten. Niet in geschil is dat deze zijn geïnd door [gedaagde]. Het gaat om een bedrag van NAf 15.200,-, ervan uitgaande dat [gedaagde] de huurpenningen zal blijven innen tot aan de beoogde verdelingsdatum. Dat [gedaagde] deze gelden heeft besteed aan de zoon van partijen, zoals [gedaagde] stelt en door [eiseres] wordt betwist, brengt niet met zich dat deze gelden niet ten gunste van de gemeenschap dienen te komen. Dat betekent dat de helft van dit bedrag aan [eiseres] toekomt, te weten NAf 7.600,-.
4.8.
Dit alles leidt tot de volgende conclusie. Ervan uitgaande dat het perceel op 31 oktober 2024 aan [gedaagde] wordt toebedeeld, dient [gedaagde] uit hoofde van overbedeling aan [eiseres] een bedrag van NAf 41.724,- te betalen. Indien toebedeling per die datum niet plaats kan vinden, dan kan deze datum in onderling overleg tussen partijen worden verschoven. Als partijen daar niet uitkomen, dan zal het perceel aan een derde moeten worden verkocht om tot een verdeling te geraken. In beide gevallen dient aan de hand van de hiervoor vastgestelde bedragen verder te worden gerekend om tot een verrekening te komen.
4.9.
De vordering van [eiseres] om de woning op het perceel te mogen gebruiken met uitsluiting van [gedaagde], zal het gerecht niet toewijzen. Toewijzing van deze vordering ligt niet voor de hand, nu het in beginsel de bedoeling van partijen is dat het perceel, en daarmee ook de woning, aan [gedaagde] wordt toebedeeld, en de na te geven beslissing daar op korte termijn toe strekt.
4.10.
Nu partijen een affectieve relatie hebben gehad, komen de proceskosten voor compensatie in aanmerking, zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
deelt aan [gedaagde] toe het perceel en de daarop staande woning en appartementen;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] aan [eiseres] een bedrag van NAf 41.724,- verschuldigd is wegens overbedeling; dit bedrag dient hij bij toebedeling van het perceel aan hem aan [eiseres] te betalen;
5.3.
verbindt aan de beslissingen onder 5.1 en 5.2. de voorwaarde dat de levering van het perceel en het ontslag van [eiseres] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld uiterlijk op 31 oktober 2024 plaatsvindt;
5.4.
bepaalt dat indien voormelde voorwaarde niet wordt vervuld, ook niet nadat partijen in onderling overleg tot een verlenging van deze termijn zijn gekomen, de gemeenschap moet worden verdeeld door verkoop van het perceel aan een derde, en verdeling van de eventuele overwaarde plaatsvindt met inachtneming van de berekeningen ter verrekening als in dit vonnis onder 4.4. tot en met 4.7. vermeld;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.7.
compenseert de proceskosten zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, bijgestaan door
mr. C.L. Navarro, griffier, en op 22 april 2024 in het openbaar uitgesproken.