ECLI:NL:OGEAC:2024:132

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 april 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
CUR202301890
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake exploitatieovereenkomst tussen Dutch Dream Adventures N.V. en gedaagde

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Dutch Dream Adventures N.V. (DDA) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die als bestuurder van Consilium International B.V. (CIG) optreedt. DDA vordert betaling van NAf 25.000,- op basis van een exploitatieovereenkomst voor het exploiteren van bars tijdens de festiviteiten op Koningsdag in Punda. De gedaagde betwist dat hij persoonlijk de overeenkomst is aangegaan en stelt dat deze is gesloten tussen DDA en CIG. De rechtbank heeft de e-mailcorrespondentie tussen partijen als bewijsstuk gebruikt om te bepalen of er daadwerkelijk een exploitatieovereenkomst tussen DDA en de gedaagde in persoon bestond. De rechtbank concludeert dat de gedaagde niet persoonlijk aansprakelijk is, omdat de overeenkomst niet expliciet als zodanig is aangegaan en de communicatie tussen partijen niet het onderscheid tussen de persoonlijke en zakelijke hoedanigheid van de gedaagde duidelijk maakt. Hierdoor wordt de vordering van DDA afgewezen en wordt DDA veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202301890
Vonnis van 15 april 2024
in de zaak van
de naamloze vennootschap
DUTCH DREAM ADVENTURES N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. drs. E. Bokkes,
tegen
[GEDAAGDE],
wonend in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigden: mr. D.M. Wildeman en mr. J.F. Baart.
Partijen worden hierna DDA en [gedaagde] genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 20 juni 2023,
  • de conclusie van antwoord,
  • de nadere producties zijdens DDA,
  • de mondelinge behandeling van 4 maart 2023, waarbij zijn verschenen DDA, vertegenwoordigd door haar bestuurder [bestuurder DDA], bijgestaan door de gemachtigde voornoemd, en [gedaagde], bijgestaan door mr. Wildeman voornoemd,
  • de pleitnotities van DDA.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
DDA organiseert op grond van daarvoor aan haar verleende vergunningen gedurende vele jaren de festiviteiten op Koningsdag in Punda.
2.2.
Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel verleent Consilium International B.V. (hierna: CIG) diensten op het gebied van onder meer interim-management, pensioenadvisering, assurantieadvisering en treedt zij op als verzekeringsagent. [gedaagde] is bestuurder van CIG.
2.3.
In een e-mailbericht van 15 maart 2023, verzonden vanaf het zakelijke emailadres van [gedaagde] ‘[email adres]’, aan DDA staat het volgende:
“Goedemorgen [bestuurder DDA],
Zoals gisteren besproken kunnen wij akkoord gaan met ANG. 25.000,00 ter algehele exploitatie van de bars in Punda.
Zulks op basis van de volgende voorwaarden;
• De AWG. 25.00,00 staat los van het Sponsorshipbedrag ad. ANG. 10.000,00,
• Wij hoofdsponsor zijn (evt. samen met MCB of andere partners doch geen concurrenten),
• De ANG. 25.000,00 op basis van afterpayment wordt betaald (binnen 48u na event) zoals bij Kaya Kaya,
• Wij op eigen kosten ook marketing doen voor het event (Social Media, lokale radio etc),
• De ANG. 25.000,00 als een vast bedrag wordt aangemerkt,
• De ANG. 25.000,00 niet* dan wel niet geheel betaald dient te worden indien het evenement door weersomstandigheden wordt afgelast dan wel wordt verstoord. * Bij gehele aflasting/verhindering
• [naam 1] is hoofdsponsor en inkoop ook via hen verloopt,
• [naam 1] akkoord gaat met een afterpayment constructie op basis van de gebruikte inkoop.
Ik verneem graag of je hiermee akkoord kan gaan.”
De e-mail is elektronisch ondertekend door [gedaagde], Risk & Insurance Advisor, met daarbij de contactgegevens van CIG.
2.4.
In reactie hierop, is [bestuurder DDA] namens DDA bij e-mailbericht van dezelfde dag akkoord gegaan met het voorstel, waarbij nog nader e-mailcontact is gevolgd met een uitwerking dan wel verduidelijking van de gemaakte afspraken.

3.De vordering en het verweer

3.1.
DDA vordert – samengevat – dat het gerecht [gedaagde] veroordeelt tot betaling van NAf 25.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2023 en tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van NAf 1.875 en tot betaling van de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
DDA legt aan de vordering ten grondslag dat tussen partijen een exploitatieovereenkomst geldt, waarbij partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] tegen vergoeding van NAf 25.000 aan DDA op Koningsdag 2023 in Punda bars mocht exploiteren. Ondanks aanmaningen, voldoet [gedaagde] niet aan zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van die exploitatieovereenkomst.
3.3. [
gedaagde] voert het verweer dat DDA niet in haar vordering kan worden ontvangen, nu DDA de verkeerde partij in rechte heeft betrokken. Voorts voert [gedaagde] het verweer dat de exploitatieovereenkomst wegens dwaling dan wel bedrog vernietigbaar is.

4.De beoordeling

4.1.
In reactie op het verweer dat DDA niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, omdat zij de verkeerde partij in rechte heeft betrokken, heeft DDA haar stelling dat zij de exploitatieovereenkomst is aangegaan met [gedaagde] in persoon en niet in zijn hoedanigheid van bestuurder van CIG uitdrukkelijk gehandhaafd. Dit brengt met zich dat het geschil zich toespitst op de vraag of [gedaagde] uit hoofde van een exploitatieovereenkomst een bedrag van NAf 25.000,- aan DDA verschuldigd is.
4.2.
DDA stelt dat zij een exploitatieovereenkomst met [gedaagde] in persoon is aangegaan. Deze stelling heeft DDA als volgt onderbouwd. [gedaagde] heeft op geen enkel moment meegedeeld dat hij namens CIG handelde. Hij heeft bij DDA steeds de indruk gewekt dat hij in persoon de exploitatieovereenkomst aanging en DDA mocht dit daarom ook zo begrijpen. Ook wijst DDA erop dat zij met [gedaagde] twee overeenkomsten heeft gesloten, te weten de in geding zijnde exploitatieovereenkomst en, los daarvan en daaraan voorafgaand, een sponsorovereenkomst. De sponsorovereenkomst is met CIG gesloten, dat was voor partijen duidelijk. Dat gold niet voor de exploitatieovereenkomst, nu het niet voor de hand ligt dat een assurantiekantoor bars exploiteert. Onder deze omstandigheden kan van DDA niet worden verwacht dat zij wist dat [gedaagde] namens CIG de exploitatieovereenkomst sloot met DDA. Als [gedaagde] anders dan in persoon de overeenkomst had willen aangaan, had hij dat duidelijk moeten maken, aldus DDA.
4.3. [
gedaagde] betwist dat hij een exploitatieovereenkomst met DDA is aangegaan. Daartoe voert hij aan dat de exploitatieovereenkomst is gesloten tussen DDA en CIG, waarbij hij als bestuurder van CIG heeft opgetreden. In dit verband verwijst hij naar de emailcorrespondentie over de exploitatieovereenkomst, waarbij [gedaagde] steeds met DDA heeft gecorrespondeerd vanaf zijn zakelijke e-mailadres van GIG. Daarnaast verwijst [gedaagde] naar een e-mailbericht van [bestuurder DDA] van 20 maart 2023, waarin [bestuurder DDA] hem vraagt ‘
Wat voor bedrijf heb je eigenlijk… welke diensten bieden jullie aan.’, waaruit blijkt dat ook [bestuurder DDA] ervan uitging dat CIG contractspartij was. Dat hij namens CIG de overeenkomst is aangegaan blijkt verder ook uit de overgelegde emailcorrespondentie tussen CIG en [naam 1] en uit de factuur van deze leverancier, geadresseerd aan CIG, aldus [gedaagde].
4.4.
Het gerecht overweegt als volgt. Een schriftelijke overeenkomst, waarop partijen zijn aangeduid, is niet opgesteld. Tussen partijen in deze procedure is niet in geschil dat het samenstel van de als productie 3 door DDA overgelegde emailcorrespondentie tussen [bestuurder DDA] en [gedaagde] (zie 2.3 en 2.4) de exploitatieovereenkomst vormt. Daaruit blijkt, anders dan DDA stelt, niet expliciet dat [gedaagde] in persoon de exploitatieovereenkomst is aangegaan. Dat [gedaagde] de sponsorovereenkomst met DDA is aangegaan namens CIG en de exploitatieovereenkomst in persoon, zoals DDA stelt, zonder dat partijen aan dit onderscheid in hun onderling contact enig woord hebben gewijd, ligt niet voor de hand, en is, zonder nadere toelichting, die door DDA niet is gegeven, dan ook onaannemelijk. Partijen correspondeerden over beide overeenkomsten via dezelfde zakelijke e-mailadressen en bespraken de overeenkomsten – zonder daarbij onderscheid te maken – in dezelfde e-mails. Daar komt nog bij dat [gedaagde] ter zitting onweersproken heeft verklaard dat CIG in 2022 het festival Kaya Kaya heeft gesponsord en daarbij ook een bar heeft geëxploiteerd. Het succes daarvan lag aan de basis van het contact – na bemiddeling door een derde partij – tussen CIG en DDA over de sponsoring en exploitatie van de festiviteiten rondom Koningsdag 2023 in Punda. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde], is de enkele stelling van DDA dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij de exploitatieovereenkomst, anders dan de sponsorovereenkomst, met [gedaagde] in persoon sloot, onvoldoende om vast te kunnen stellen dat [gedaagde] – anders dan uit de e-mailcorrespondentie die partijen zelf als exploitatieovereenkomst aanmerken valt af te leiden – in persoon de exploitatieovereenkomst met DDA is aangegaan.
4.5.
Dit leidt tot de conclusie dat de vordering, die erop is gegrond dat tussen DDA en [gedaagde] een exploitatieovereenkomst geldt, dient te worden afgewezen. Gelet hierop, behoeven de overige stellingen en verweren geen bespreking meer.
4.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt DDA veroordeeld in de proceskosten. De kosten van [gedaagde] worden tot aan deze uitspraak begroot op NAf 2.000 aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt DDA in de proceskosten van [gedaagde] van NAf 2.000;
5.3.
verklaart de veroordeling in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, bijgestaan door mr. M.M. van Leest, griffier, en in het openbaar uitgesproken.