ECLI:NL:OGEAC:2024:135

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
CUR202303037
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een arbeidsovereenkomst en de gevolgen van conservatoir derdenbeslag

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, heeft eiser, een lerares en interim-directeur, een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Growin’Up Learning Center B.V. wegens het niet betalen van haar salaris over juni 2023. Eiser heeft op 25 augustus 2023 conservatoir derdenbeslag gelegd onder verschillende banken, waaronder Maduro & Curiel’s Bank N.V. en Banco di Caribe N.V. Growin’Up heeft erkend dat zij een bedrag van NAf 2.583,28 aan eiser verschuldigd is, maar betwist de rechtmatigheid van het beslag, stellende dat eiser niet aan de wettelijke vereisten heeft voldaan.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 maart 2024 is het procesverloop besproken, waarbij het Gerecht heeft vastgesteld dat het beslag van rechtswege is vervallen omdat eiser de eis in de hoofdzaak te laat heeft ingediend. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het beslag niet zonder rechterlijk verlof is gelegd, maar dat de termijn voor het indienen van de eis niet in acht is genomen. Eiser heeft de eis pas op 26 september 2023 ingediend, terwijl de termijn op 25 september 2023 afliep.

Het Gerecht heeft in conventie de vordering van eiser toegewezen en Growin’Up veroordeeld tot betaling van het verschuldigde salaris, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. In reconventie heeft het Gerecht vastgesteld dat de gelegde beslagen van rechtswege zijn vervallen en eiser veroordeeld in de proceskosten van Growin’Up. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en verdere vorderingen zijn afgewezen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202303037
Vonnis van 22 april 2024
in de zaak van
[EISER],
wonend in Curaçao,
eisende partij,
procederend in persoon,
tegen
de besloten vennootschap GROWIN’UP LEARNING CENTER B.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
vertegenwoordigd door C. Zimmerman.
Partijen worden hierna [eiser] en Growin’Up genoemd.

1.Het procesverloop

in conventie en in reconventie
1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 26 september 2023,
  • de conclusie van antwoord, houdende een eis in reconventie,
  • de mondelinge behandeling van 19 maart 2024.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

in conventie en in reconventie
2.1.
Growin’Up exploiteert een kinderdagverblijf/naschoolse opvang.
2.2. [
eiser] is per 1 augustus 2022 op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar in dienst getreden van Growin’Up als lerares en interim-directeur, tegen een bruto maandsalaris van laatstelijk NAf 3.000.
2.3.
Het salaris over de maand juni 2023 is niet aan [eiser] betaald.
2.4.
Op 25 augustus 2023 heeft [eiser] ten laste van Growin’Up conservatoir derdenbeslag gelegd onder Maduro & Curiel’s Bank N.V. (‘MCB’), Banco di Caribe N.V. (‘BDC’) en First Caribbean International Bank N.V. (‘FCIB’).

3.De vordering en de standpunten van partijen

in conventie
3.1. [
eiser] vordert, samengevat, veroordeling van Growin’Up tot betaling van NAf 2.583,28, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, waaronder begrepen de beslagkosten.
3.2. [
eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat Growin’Up – ondanks diverse aanmaningen – tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst.
3.3.
Growin’Up erkent dat zij een bedrag van NAf 2.583,28 aan [eiser] verschuldigd is. Growin’Up voert het verweer dat de gelegde beslagen onnodig en in strijd met de wet zijn. [eiser] was op de hoogte van de financiële belemmeringen van Growin’Up en aan [eiser] is toegezegd dat zij haar salaris zal ontvangen. Desondanks is beslag gelegd, waarbij bovendien de wettelijke vereisten niet in acht zijn genomen. Om die reden moeten de beslagkosten voor rekening van [eiser] blijven, aldus Growin’Up.
in reconventie
3.4.
Growin’Up vordert in reconventie – naar het gerecht begrijpt – dat het gerecht vaststelt dat de gelegde beslagen onnodig en in strijd met de wet zijn. Growin’Up legt aan haar vordering ten grondslag dat [eiser] niet aan de door artikel 700 Rv voorgeschreven formaliteiten voor het leggen van beslag heeft voldaan, nu het beslag zonder verlof van de rechter is gelegd en de eis in de hoofdzaak niet binnen de gestelde termijn bij het gerecht is ingediend.
3.5. [
eiser] heeft bij gebrek aan wetenschap daartegenover ter zitting verklaard dat de zaak in handen was van de deurwaarder en dat deze de juridische aspecten van het beslag voor haar heeft afgehandeld.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie
salaris juni 2023
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat Growin’Up een bedrag van NAf 2.583,28 aan salaris onbetaald heeft gelaten. De vordering van [eiser] zal daarom worden toegewezen.
4.2.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen conform het toepasselijke liquidatietarief van het Procesreglement voor Civiele Zaken 2023 worden toegewezen.
conservatoir derdenbeslag
4.3.
Ingevolge artikel 700 lid 1 Rv is voor het leggen van conservatoir beslag verlof vereist van de rechter. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat het verlof wordt verleend onder voorwaarde dat het instellen van een eis in de hoofdzaak geschiedt binnen een door de rechter daartoe te bepalen termijn, tenzij deze op het tijdstip van verlof reeds is ingesteld. Overschrijding van de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak doet het beslag vervallen.
4.4.
Bij beschikking van 23 augustus 2023 heeft het gerecht op haar verzoek aan [eiser] verlof verleend om ten laste van Growin’Up conservatoir derdenbeslag te doen leggen onder MCB, BDC en FCIB. Daarbij heeft het gerecht de termijn voor het indienen van de eis in hoofdzaak bepaald op vier weken. Een afschrift van deze beschikking heeft [eiser] als productie bij het verzoekschrift overgelegd. Het gerecht kan Growin’Up dan ook niet volgen in haar stelling dat het beslag zonder rechterlijk verlof is gelegd.
4.5.
Op 25 augustus 2023 zijn de beslagen onder MCB en BDC gelegd en op 29 augustus 2023 het beslag onder FCIB. De termijn waarbinnen de eis in de hoofdzaak moet worden ingediend begint te lopen op de dag na beslaglegging. [eiser] had dus tot en met 23 september 2023 om de eis in de hoofdzaak in te dienen. Aangezien die datum op een zaterdag viel, geldt de eerstvolgende maandag, 25 september 2023, als laatste dag van de termijn. De eis in de hoofdzaak op 26 september 2023, derhalve één dag te laat, ter griffie van het gerecht is ingediend. Dit betekent dat op grond van artikel 700 lid 3 Rv het beslag van rechtswege is komen te vervallen.
proceskosten
4.6.
Growin’Up wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten veroordeeld, maar gelet op het hetgeen hiervoor onder r.o. 4.5. is overwogen, met uitzondering van de beslagkosten, die bestaan uit het griffierecht voor het indienen van het beslagrekest en de explootkosten met betrekking tot de beslagen. De proceskosten van [eiser] worden tot aan deze uitspraak dan ook begroot op NAf 331,45 aan oproepingskosten. [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten veroordeeld. De proceskosten van Growin’Up worden tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

5.De beslissing

Het gerecht:
in conventie
5.1.
veroordeelt Growin’Up tot betaling aan [eiser] van NAf 2.583,28, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2023 tot aan de dag van betaling;
5.2.
veroordeelt Growin’Up tot betaling aan [eiser] van NAf 375 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt Growin’Up in de proceskosten van [eiser] van NAf 331,45;
in reconventie
5.4.
verstaat dat de door [eiser] ten laste van Growin’Up onder MCB, BDC en FCIB gelegde conservatoire derdenbeslagen van rechtswege zijn vervallen;
5.5.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van Growin’Up tot op heden begroot op nihil;
in conventie en reconventie
5.6.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, bijgestaan door mr. C.L. Navarro, griffier, en in het openbaar uitgesproken.