In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao, gaat het om een geschil tussen een eiser en een gedaagde over de nakoming van een overeenkomst van koop en levering van aandelen. De partijen, die in januari 2023 een overeenkomst hebben gesloten, zijn het niet eens over de betaling van de koopprijs van NAf 117.500,-. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.Ch. Luttikhuizen, heeft de gedaagde aangesproken op zijn betalingsverplichtingen, maar de gedaagde heeft geen betalingen verricht, ondanks herhaalde aanmaningen. De eiser heeft daarop conservatoir beslag gelegd op verschillende activa van de gedaagde.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 maart 2024 heeft de gedaagde aangevoerd dat hij de overeenkomst wil annuleren, omdat er geen opzeggingsbepaling in de overeenkomst is opgenomen en omdat de eiser zijn verplichtingen niet is nagekomen door de aandelen niet over te dragen. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat de gedaagde niet kan ontbinden, omdat hij zelf in gebreke is gebleven met de betaling. De eiser was niet verplicht om de aandelen over te dragen zolang de koopprijs niet was voldaan.
Het gerecht heeft de vordering van de eiser toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde's verzoek om opheffing van de beslagen werd afgewezen, en de gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser. Dit vonnis is op 8 april 2024 uitgesproken door mr. M.E.B. de Haseth.