In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Churchill Management B.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres, Churchill Management B.V., heeft gedaagde aangeklaagd voor ontruiming van een winkelunit die sinds 1 januari 2021 door gedaagde werd gehuurd. De huurperiode was aangegaan voor 60 maanden, met een aanvankelijke huurprijs die later verhoogd werd. Eiseres heeft een vordering tot ontruiming ingediend, omdat er een aanzienlijke huurachterstand was ontstaan. Gedaagde had eerder de huurbetalingen opgeschort vanwege een lekkage in de unit, wat door het gerecht in een eerdere uitspraak was erkend. In een bodemprocedure was gedaagde veroordeeld tot betaling van achterstallige huur, maar de huurachterstand bleef oplopen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 29 april 2024 heeft gedaagde zich niet verzet tegen de ontruiming, maar wel tegen het conservatoir beslag dat eiseres had gelegd op de inventaris in de unit. Het gerecht heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang was voor de ontruiming, gezien de huurachterstand en de noodzaak van eiseres om de unit opnieuw te verhuren. Het gerecht heeft de ontruiming toegewezen en gedaagde veroordeeld om de unit vóór 22 mei 2024 te verlaten. Tevens is gedaagde in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, zelfs als gedaagde in beroep gaat.