ECLI:NL:OGEAC:2024:149

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
CUR202302943
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na verkeersongeval met dubbele redelijkheidstoets

In deze zaak vordert eiser, wonend in Curaçao, schadevergoeding van de naamloze vennootschap Inter-Assure Schadeverzekeringsmaatschappij N.V. naar aanleiding van een verkeersongeval dat plaatsvond op 18 maart 2020. Eiser was op zijn fiets betrokken bij een aanrijding met een auto, waarvan de bestuurder verzekerd was bij Inter-Assure. Eiser heeft materiële en immateriële schade geleden en vordert in totaal NAf 30.000 aan schadevergoeding, inclusief kosten voor juridische bijstand. De zaak is behandeld op 22 april 2024, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiser heeft medische documentatie overgelegd waaruit blijkt dat hij na het ongeval leed aan diverse klachten, waaronder cognitieve stoornissen en een zware hersenschudding. Inter-Assure heeft zich voor 50% aansprakelijk gesteld voor de schade en een bedrag van NAf 199,50 aangeboden, wat door eiser is afgewezen. Het gerecht heeft vastgesteld dat Inter-Assure volledig aansprakelijk is voor de schade van eiser en heeft de schade begroot op NAf 17.548,25, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval. Daarnaast is Inter-Assure veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op NAf 2.916,64. Het vonnis is uitgesproken door rechter M.E.B. de Haseth en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202302943
Vonnis van 3 juni 2024
in de zaak van
[EISER],wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. J.A.M. Jansen,
tegen
de naamloze vennootschap
INTER-ASSURE SCHADEVERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.E.F.A. Bijkerk.
Partijen worden hierna [eiser] en Inter-Assure genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 13 september 2023, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • een nadere productie van [eiser],
  • de mondelinge behandeling van 22 april 2024,
  • de pleitnotitie van mr. Jansen.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Op 18 maart 2020 is [eiser] op zijn fiets betrokken geweest bij een ongeval (hierna: het ongeval). De bestuurder van de auto die hem heeft aangereden was verzekerd bij Inter-Assure.
2.2.
Bij brief van 25 mei 2020 heeft dr. [naam revalidatiearts], revalidatiearts, voor zover van belang het volgende geschreven:
“(…)
Diagnose:
Status na Hoog Energetisch Trauma dd. 13 maart 2020.
(…)
Conclusie:
Milde cognitieve stoornissen na Hoog Energetisch Trauma 2 maanden geleden passend bij post contusioneel syndroom.
(…)”
2.3.
Bij brief van 26 juni 2020 heeft de bedrijfsarts van het Ministerie van Defensie, de werkgever van [eiser], voor zover van belang het volgende geschreven:
“(…)
Het opgelopen, en de aard van het letsel
- Het ongeval betrof een aanrijding op de fiets door een auto. Op basis van het ongevalsmechanisme te beschouwen als een hoog energetisch trauma (HET). Schaafwond en kneuzing rechterschouder en hoofd- en nekpijn. Zware hersenschudding.
(…)
De duur van het letsel en indien mogelijk een voorzichtig herstel prognose
- Letsel is ontstaan op 18 maart 2020. Op dit moment is nog altijd sprake van forse beperkingen in de belastbaarheid. In arbeid beperkt tot 3x2 uur per week in lichte werkzaamheden. Evaluatie neuroloog en behandeling revalidatiearts loopt nog. Mbt volledige hervatting in het werk is de prognose nu dat dit niet voor oktober 2020 zal zijn.
(…)”
2.4.
Bij brief van 10 juli 2020 heeft dr. [naam neuroloog], neuroloog, het volgende geschreven, voor zover van belang:
“(…)
Anamnese
(…)
CT cerebrum geen afwijkingen. Is een nacht opgenomen geweest, daarna maanden thuis gezeten. Sinds 1 juni revalidatietraject en sinds 2 weken weer re-integreren op werk in Curacao. Dat gaat nog moeizaam. Patient heeft klachten van concentratie en aandachtsstoornissen. Is snel moe. Geen hoofdpijn maar zwaar gevoel in het hoofd na een uur rijden. Kan niet lang achter de computer. Conditioneel duidelijk minder. Geen hoofdpijn, misselijkheid of braken. Geen uitvalverschijnselen. Vooral moe. Slaapt wisselend. Heeft gevoel dat het tergend langzaam iets beter gaat. (…)
Aanvullend onderzoek
Klinische gegevens: Traumatisch schedel hersenletsel na eerdere aanrijding. Op CT cerebrum (Curacao) geen afwijkingen. Indicatie: Posttraumatisch letsel?
MRI HERSENEN
Geen eerder onderzoek.
Geen bijzonderheden aan hersenparenchym en ventrikelsysteem. Geen microbloedingen.
Conclusie:
Geen aanwijzingen voor doorgemaakte corticale contusie of traumatisch letsel anderszins.
Conclusie
Postcommotionele klachten.
2.5.
Op 4 oktober 2020 heeft [eiser] bij Inter-Assure vergoeding gevorderd voor de geleden materiële- en immateriële schade, waaronder een bedrag van NAf 1.182,45 voor een sporthorloge van het merk en model Suunto 9 Baro (hierna: het horloge). In de aan Inter-Assure meegestuurde bijlagen, voorzien van een factuur en foto’s, staat het volgende, voor zover van belang:
“(…)
Horloge € 500,00 + accessory € 64,54 Claimbedrag EUR 564,54
Gebreken: - Band is er af gebroken
- Onderste knop werkt niet meer
- Onder druk in elkaar gezet en zoals te zien op de foto’s is de bovenkant helemaal ontwricht
(…)”
2.6.
Bij brief van 13 november 2020 heeft Inter-Assure zich voor 50% aansprakelijk geacht voor de door [eiser] geleden schade en hem aangeboden een bedrag van NAf 199,50 uit te keren.
2.7.
In de daaropvolgende periode hebben (de gemachtigde van) partijen uitvoerig gecorrespondeerd over het aansprakelijkheidspercentage en de door [eiser] geleden schade.
2.8.
In 2021 heeft Inter-Assure bij de Koninklijke Marechaussee aangifte van oplichting dan wel valsheid in geschrifte tegen [eiser] gedaan.
2.9.
Bij brief van 14 juni 2022 heeft het Koninklijke Marechaussee [eiser] bericht dat tegen hem geen strafvervolging bij de officier van justitie wordt ingesteld.
3. De vordering
3.1. [
eiser] vordert – samengevat – dat het gerecht:
I. voor recht verklaart dat Inter-Assure 100% aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade als gevolg van het ongeval;
II. Inter-Assure veroordeelt tot betaling aan [eiser] van NAf 7.770 aan immateriële schadevergoeding;
III. Inter-Assure veroordeelt tot betaling aan [eiser] van NAf 22.549,38 aan materiële schadevergoeding;
IV. Inter-Assure veroordeelt in de (na)kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.De beoordeling

Inleidende overwegingen
4.1.
Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat Inter-Assure aansprakelijk is voor de schade die [eiser] heeft geleden ten gevolge van het ongeval.
4.2.
Het gaat in deze zaak om de afwikkeling van de schade die [eiser] stelt te hebben als gevolg van het ongeval. Tussen partijen is de omvang van de materiële en immateriële schade in geschil. Het gerecht zal, met inachtneming van hetgeen partijen in dit verband naar voren hebben gebracht, overgaan tot het begroten van de door [eiser] geleden schade als gevolg van het ongeval. Het gerecht zal op de voet van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de schade begroten op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Als de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, wordt zij geschat. Hierna zullen achtereenvolgens de verschillende door [eiser] gevorderde en in het geding zijnde schadeposten worden beoordeeld.
Materiële schade
4.3. [
eiser] heeft een totaalbedrag van NAf 22.549,38 aan materiële schadevergoeding gevorderd, waarvan een bedrag van NAf 4.789,20 ziet op materiële schade zoals gespecificeerd in de (voorlopige) schadestaat van
17 december 2020. Uit deze specificatie maakt het gerecht op dat [eiser] een bedrag van NAf 1.500 aan buitengerechtelijke incassokosten vordert, terwijl [eiser] deze kosten ook afzonderlijk heeft gevorderd die hierna zullen worden beoordeeld. Dat heeft [eiser] in zoverre ook erkend. Ten aanzien van het resterende bedrag van
NAf 4.789,20 geldt dat partijen alleen verdeeld zijn over de gevorderde schade van NAf 1.182,45 aan het horloge. Het gerecht is van oordeel dat [eiser], mede gelet op de op 4 oktober 2020 meegestuurde bijlagen (zie rechtsoverweging 2.2.), voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het horloge is stukgegaan en niet alleen het bandje zoals Inter-Assure heeft beweerd. Dit leidt ertoe dat deze schadepost tot een bedrag van (NAf 4.789,20 -/- NAf 1.500 =) NAf 3.289,20 toewijsbaar is.
4.4.
De kosten voor juridische bijstand voor de letselschadezaak begroot [eiser] op NAf 13.487,69. De hoogte van dit bedrag is volgens [eiser] met name te wijten aan de houding van Inter-Assure, waardoor [eiser] veel medische documentatie moest laten opstellen en aanleveren, en veel correspondentie moest voeren met zijn advocaat. De in de factuur opgenomen werkzaamheden zijn gebruikelijke werkzaamheden tegen een gebruikelijk tarief en als zodanig redelijk. Daarnaast heeft [eiser] een bedrag van NAf 4.272,49 aan kosten voor juridische bijstand in verband met de door Inter-Assure gedane aangifte gevorderd. In het kader van de strafrechtelijke vervolging hebben meerdere verhoren plaatsgevonden. Deze zaak is uiteindelijk, door gebrek aan enig bewijs voor een daadwerkelijke verdenking tegen [eiser], geseponeerd. Dit maakt deze hele actie van Inter-Assure nog kwalijker, temeer daar zij de carrière van [eiser] op het spel heeft gezet. [eiser] heeft hierdoor nog meer advocaatkosten moeten maken die volledig vergoed dienen te worden door Inter-Assure nu deze kosten direct in verband staan met de schadeveroorzakende gebeurtenis, aldus steeds [eiser].
4.5.
Inter-Assure voert daartegen aan dat de opgevoerde kosten de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan, nog daargelaten dat die kosten dubbel opgevoerd worden en een groot deel van de opgevoerde tijd ziet op het opstellen van een kort geding en de onderhavige procedure, welke kosten sowieso niet onder buitengerechtelijke incassokosten vallen. Onderhavige zaak betreft slechts een gering bedrag aan geleden schade, waardoor het gevorderde bedrag en de opgevoerde tijd volgens Inter-Assure buitensporig lijkt te zijn.
4.6.
Het gerecht overweegt dat de door [eiser] gevorderde bedrag van
NAf 13.487,69 dient te voldoen aan de in artikel 6:96, tweede lid aanhef en onder b BW besloten liggende zogenoemde dubbele redelijkheidstoets, hetgeen inhoudt dat het redelijk dient te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en dat de hoogte van deze kosten eveneens redelijk dient te zijn. Het gerecht stelt vast dat mr. Jansen, althans Triple A Attorneys, in dit verband werkzaamheden heeft verricht. Deze werkzaamheden zijn gespecificeerd in de door haar opgestelde factuur van
9 december 2023. Blijkens deze factuur, hetgeen [eiser] overigens ook heeft erkend, ziet een deel van de gevorderde kosten op de in verband met deze procedure gemaakte kosten die gelet op artikel 63a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering als (forfaitaire) proceskosten worden toegekend. Dat gaat – voor zover het gerecht het kan vaststellen – om een bedrag van NAf 3.780 exclusief kantoorkosten (6%), vermeerderd met omzetbelasting (6%). Een ander deel van de gevorderde kosten – een bedrag van NAf 1.116 exclusief kantoorkosten (6%), vermeerderd met omzetbelasting (6%) – houdt verband met het opstellen van een verzoekschrift in kort geding dat nooit door [eiser] bij het gerecht is ingediend. Ook die kosten kunnen naar het oordeel van het gerecht de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan. Ten aanzien van het overige is het gerecht van oordeel dat het gebruikelijke werkzaamheden betreft tegen een gebruikelijk uurtarief die als zodanig redelijk zijn. Dat de geleden schade lager uitvalt dan deze schadepost, is in het licht van de feiten en omstandigheden onvoldoende. De door [eiser] in dit verband gemaakte kosten zijn immers inherent aan de uitvoerige correspondentie die tussen partijen is geweest na de brief van Inter-Assure van 13 november 2020, waarin zij [eiser] heeft geboden om NAf 199,50 uit te keren, terwijl het gerecht de door [eiser] geleden schade op een veel hoger totaalbedrag begroot.
Het voorgaande leidt ertoe dat deze schadepost tot een bedrag van (NAf 13.487,69 -/- NAf 4.247,20 -/- NAf 1.253,93 =) NAf 7.986,56 zal worden toegewezen.
4.7.
De (hoogte van de) door [eiser] gevorderde kosten van NAf 4.272,49 voor juridische bijstand in verband met de door Inter-Assure gedane aangifte in 2021 die bij brief van 14 juni 2022, kort gezegd, is geseponeerd zijn onvoldoende door Inter-Assure betwist. Inter-Assure heeft in dit verband weliswaar gesteld dat [eiser] de gedane aangifte aan zijn onwaarheden heeft te wijten, maar zij heeft nagelaten de (juridische) consequenties voor de door [eiser] in dit verband gevorderde kosten bij haar verweer te betrekken. Daarom zullen deze kosten, als zijnde vermogensschade die als zodanig niet onder artikel 6:96, tweede lid BW vallen, worden toegewezen.
Tussenconclusie
4.8.
Gelet op het voorgaande zal de door [eiser] gevorderde materiële schade tot een bedrag van (NAf 3.289,20 + NAf 7.986,56 + NAf 4.272,49 =) NAf 15.548,25 worden toegewezen.
Immateriële schade
4.9.
Het gerecht acht voldoende aannemelijk dat [eiser] immateriële schade heeft geleden. Hij is tijdens het fietsen aangereden door een auto als gevolg waarvan hij ten val is gekomen. Het ongeval heeft een impact gehad op [eiser]. Dat werd ter zitting ook duidelijk. Uit de overgelegde brieven van de revalidatiearts, de bedrijfsarts en de neuroloog (zie rechtsoverwegingen 2.3.-2.5.) volgt dat [eiser] een schaafwond, kneuzing van zijn rechterschouder en hoofd- en nekpijn had. Hij is gediagnostiseerd met Hoog Energetisch Trauma en postcommotionele klachten. Het gerecht begroot, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval en de bedragen die in vergelijkbare zaken zijn toegekend, de naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade op een bedrag van NAf 2.000.
Wettelijke rente
4.10. [
eiser] heeft de wettelijke rente over de geleden schade gevorderd vanaf de datum van het ongeval, 18 maart 2020. Nu Inter-Assure daartegen geen verweer heeft gevoerd, zal de gevorderde wettelijke rente vanaf deze datum worden toegewezen.
Verklaring voor recht
4.11.
De gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen. Dit omdat niet is gebleken dat [eiser] naast vergoeding van de schade een ander belang bij de vordering heeft, terwijl [eiser] ter zitting te kennen heeft gegeven niet meer schade te hebben geleden dan in deze procedure is gevorderd.
Proceskosten
4.12.
Omdat Inter-Assure (grotendeels) in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij veroordeeld in de proceskosten. De kosten van [eiser] worden tot aan deze uitspraak begroot op NAf 450 aan griffierecht, NAf 466,64 aan oproepingskosten en NAf 2.000 aan gemachtigdensalaris.
4.13.
De gevorderde wettelijke rente en de nakosten worden toegewezen zoals hierna onder de beslissing vermeld.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.14.
De veroordelingen in deze uitspraak gaan meteen in en kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van de partijen deze beslissing voorlegt aan het Hof.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
veroordeelt Inter-Assure tot betaling aan [eiser] van een bedrag van
NAf 17.548,25, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
18 maart 2020 tot aan de dag van betaling;
5.2.
veroordeelt Inter-Assure in de proceskosten van [eiser] van NAf 2.916,64, te vermeerderen met NAf 250 aan nakosten zonder betekening, verhoogd met
NAf 150 in geval van betekening;
5.3.
bepaalt dat de proceskosten moeten worden betaald binnen veertien dagen en dat die kosten worden verhoogd met de wettelijke rente als niet op tijd wordt betaald;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, bijgestaan door
mr. H. Akbuz, griffier, en in het openbaar uitgesproken.