ECLI:NL:OGEAC:2024:150

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
CUR202402582 en CUR202402583
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een verzoek tot uitbreiding van vliegvergunningen door de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Ordening

In deze uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 30 juli 2024, wordt de afwijzing van het verzoek van Windward Islands Airways International N.V. (Winair) om uitbreiding van haar vliegvergunning beoordeeld. Eiseres, Winair, had op 11 juli 2024 beroep ingesteld tegen een e-mail van de directeur-generaal van de Curaçao Civil Aviation Authority, waarin de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Ordening had aangegeven dat het verzoek van eiseres om extra vluchten niet was goedgekeurd. Het Gerecht oordeelt dat de minister onvoldoende inzicht heeft gegeven in de wettelijke basis en de afwegingen die tot de afwijzing hebben geleid. De minister had enkel verwezen naar een bespreking op ministerieel niveau tussen Curaçao en Sint Maarten, wat niet als een dragende motivering kan worden beschouwd. Het Gerecht vernietigt de beschikking van de minister en oordeelt dat deze opnieuw moet beslissen op het verzoek van eiseres. Het Gerecht houdt rekening met de belangen van eiseres, die sinds het faillissement van Jetair de enige luchtvaartmaatschappij is die passagiersvluchten tussen Curaçao en Sint Maarten uitvoert. De minister wordt opgedragen om uiterlijk op 5 augustus 2024 opnieuw op het verzoek van eiseres te beslissen, met een voldoende kenbare en draagkrachtige motivering.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

op het verzoek om voorlopige voorziening en met toepassing van artikel 95 van de Lar, op het beroep in de zaak tussen:

de naamloze vennootschap Windward Islands Airways International N.V. (Winair),

gevestigd in Sint Maarten,
eiseres in de bodemzaak, verzoekster in de voorlopige voorziening,
hierna: eiseres,
gemachtigden: mrs. R.F. van den Heuvel en P.H. de Lange,
en

de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Ordening,

verweerder in de bodemzaak en in de voorlopige voorziening,
hierna: de minister,
gemachtigde: mr. G.N. Hollander.

Inleiding

Op 11 juli 2024 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het e-mailbericht van 20 juni 2024 van de directeur-generaal van de Curaçao Civil Aviation Authority en, voor zover het Gerecht van oordeel is dat dat geen beschikking is, tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoeken van 11 april 2024 en 18 juni 2024. Op dezelfde datum heeft eiseres een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, waarbij eiseres het Gerecht heeft verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zij de extra vluchten genoemd in haar verzoek van 18 juni 2024, althans een door het Gerecht te bepalen vluchtfrequentie mag uitvoeren tot zes weken na de uitspraak van het Gerecht of een door het Gerecht te bepalen termijn.
De minister heeft producties ingediend.
Het verzoek om voorlopige voorziening is op 25 juli 2024 ter zitting behandeld. Namens eiseres zijn de gemachtigden verschenen, vergezeld door [naam] en [naam], algemeen directeur respectievelijk financieel directeur van eiseres. De minister heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door de gemachtigde, die is vergezeld door
[naam], directeur-generaal van de Curaçao Civil Aviation Authority, de Curaçaose burgerluchtvaartautoriteit.

De beoordeling door het Gerecht

Kortsluiten
1. Op grond van artikel 85, eerste lid, van de Lar kan een beschikking waartegen een beroepschrift bij het Gerecht is ingediend, of waaromtrent een bestuurlijke heroverweging plaatsvindt als bedoeld in hoofdstuk 4, op verzoek van de indiener van het beroepschrift onderscheidenlijk de bezwaarde geheel of gedeeltelijk door het Gerecht worden geschorst op grond dat de uitvoering van de beschikking voor hem een onevenredig nadeel met zich mee zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang. Ook kan op zijn verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen ter voorkoming van onevenredig nadeel als in de eerste volzin bedoeld.
1.1.
Op grond van artikel 95, eerste lid, aanhef en onder b, van de Lar kan het Gerecht, indien een verzoek als bedoeld in artikel 85, eerste lid, is gedaan, onmiddellijk uitspraak doen op het beroepschrift.
1.2.
Partijen hebben geen bezwaar tegen het kortsluiten. Het Gerecht is van oordeel dat een nader onderzoek naar de feiten niet noodzakelijk is. Om die reden zal het Gerecht met toepassing van artikel 95, eerste lid, aanhef en onder b, van de Lar niet alleen uitspraak doen op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroepschrift.
Afwijzen verzoek om voorlopige voorziening
2. Doordat het Gerecht uitspraak doet op het beroepschrift en de zaak daarmee wordt afgedaan, bestaat geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
Wat is relevant om te weten in deze zaak?
3. Eiseres is een in Sint Maarten gevestigde luchtvaartmaatschappij die onder andere vluchten uitvoert op de routes Sint Maarten-Curaçao-Sint Maarten, Sint Maarten-Curaçao-Bonaire-Curaçao-Sint Maarten en Sint Maarten-Curaçao-Aruba-Curaçao-Sint Maarten. Op 2 november 2023 heeft de minister het verzoek van eiseres van 27 oktober 2023 om uitgifte van een foreign air operator authorization toegewezen. Deze is geldig tot en met 13 juli 2025. Een foreign air operator authorization is een vergunning op grond waarvan de minister aan eiseres als niet in Curaçao gevestigde luchtvaartmaatschappij toestemming geeft om de in de vergunning vermelde vluchten van en naar Curaçao uit te voeren. Deze zal hierna worden aangeduid als de vliegvergunning. De directeur-generaal van de burgerluchtvaartautoriteit (de directeur) is door de minister gemandateerd om te beslissen op verzoeken om (wijziging van) vliegvergunningen. Deze verzoeken worden ingediend bij de Curaçaose burgerluchtvaartautoriteit.
3.1.
Op 10 april 2024 heeft eiseres het daarvoor bestemde formulier van de burgerluchtvaartautoriteit ingevuld om de vluchten genoemd in haar vliegvergunning met drie vluchten uit te breiden. Dit formulier heeft zij op 11 april 2024 aan de burgerluchtvaartautoriteit gemaild (het verzoek van 11 april 2024). Een reactie hierop is uitgebleven.
3.2.
Ook op 18 juni 2024 heeft eiseres het daarvoor bestemde formulier van de burgerluchtvaartautoriteit ingevuld, ditmaal om vier extra vluchten te verzoeken in plaats van de eerder verzochte drie extra vluchten. Dit formulier heeft eiseres op dezelfde dag gemaild aan de burgerluchtvaartautoriteit (het verzoek van 18 juni 2024). De directeur heeft op dezelfde dag op dat verzoek gereageerd:
“(…) You are advised that all flights, which you have applied for from July 1 onwards, including the application of April 11, require prior approval from the CCAA, which for the record, has not been granted yet. (…)”. Op dezelfde dag heeft eiseres als volgt gereageerd op dat e-mailbericht van de directeur:
“(…)With the demise of Jetair, the circumstances in the market have changed such, that we would like to retract the application of April 11. For clarification: “for the rest of the Summer season (July 1-October 31) we would like to continue our current schedule and add 4 extra weekly flights, as indicated in the application form that I sent to the CCAA earlier today. (…)”
3.3.
In een e-mailbericht van 20 juni 2024 (de e-mail van 20 juni 2024) heeft de directeur het volgende aan eiseres meegedeeld:
“(…) Your application has been discussed on a ministerial level between CUR and SXM. The outcome is as follows:
- the current Foreign Air Operator Authorization of 2 November 2023 maintains in force, based on the frequencies applied for in your application of 27 November 2023, with a validity until 13 July 2025.
- in addition, and strictly for humanitarian reasons, a series of 4 weekly charter flights is approved from today until July 13, 2024 on the route SXM-CUR-SXM:
- your application under 6b is unclear on the routing. Please confirm whether these flights return to SXM through CUR?
Eventual additional permissions for the period after 13 July 2024 will depend on the outcome of discussions on governmental level. (…)”
3.4.
Bij uitspraak van 12 juli 2024 heeft het Gerecht in Sint Maarten beslist op het verzoek om voorlopige voorziening van 7 juni 2024 van de Curaçaose luchtvaartmaatschappij EZ Air h.o.d.n. Z Air (Z Air). Op 2 augustus 2023 heeft Z Air een vliegvergunning verzocht voor het uitvoeren van vluchten tussen, voor zover hier van belang, Curaçao en Sint Maarten. Tegen het uitblijven van een beslissing van de minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie van Sint Maarten (de Sint Maartense minister) op dat verzoek heeft Z Air op 4 juni 2024 bezwaar gemaakt. Hangende dat bezwaar heeft Z Air het verzoek om voorlopige voorziening van 7 juni 2024 ingediend bij het Gerecht. Beslissende op dat verzoek heeft het Gerecht in zijn uitspraak van 12 juli 2024 het verzoek toegewezen aldus dat de Sint Maartense minister is opgedragen binnen vier weken na de dag van openbaarmaking van de uitspraak, dus uiterlijk 12 augustus 2024, alsnog een inhoudelijke beslissing te nemen op het verzoek om vliegvergunning van Z Air van 2 augustus 2023.
Waartegen is het beroep gericht?
4. Het beroep is gericht tegen de e-mail van 20 juni 2024 en, indien het Gerecht mocht oordelen dat deze geen beschikking is in de zin van de Lar, tegen het uitblijven van een beslissing op de verzoeken van 11 april 2024 en 18 juni 2024. Ter zitting is gebleken dat tussen partijen onduidelijkheid bestaat over of beide verzoeken van eiseres nog in behandeling zijn en of de e-mail van 20 juni 2024 al dan niet een beslissing is op (een van) die verzoeken.
Is de e-mail van 20 juni 2024 een Lar-beschikking?
5. Voordat het Gerecht tot een inhoudelijke beoordeling van de e-mail van 20 juni 2024 kan komen, moet hij eerst beoordelen of deze e-mail een beschikking is in de zin van de Lar. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Lar wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder beschikking: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
5.1.
Niet in geschil is dat de bevoegdheid van de minister om te beslissen op verzoeken om (wijziging van) vliegvergunningen en verzoeken van luchtvaartmaatschappijen om tijdelijk extra (charter) vluchten uit te voeren een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid is. Evenmin is in geschil dat de minister deze bevoegdheid aan de directeur heeft gemandateerd. De beslissingen die met toepassing van voormelde wettelijke bevoegdheid tot stand komen zijn publiekrechtelijke rechtshandelingen omdat ze op rechtsgevolg zijn gericht. Verder hebben deze in principe uitsluitend betrekking op de luchtvaartmaatschappij waarop ze betrekking hebben en zijn ze hiermee niet van algemene strekking. Op grond van het voorgaande concludeert het Gerecht dat de e-mail van 20 juni 2024 een beschikking is als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Lar. Het Gerecht is dus bevoegd om deze te beoordelen.
Uitblijven beslissing op het verzoek van 11 april 2024?
6. Doordat eiseres een extra vlucht wenst uit te voeren die niet in het verzoek van 11 april 2024 is vermeld, is dat verzoek niet meer actueel en is dat ook juist de reden waarom eiseres het verzoek van 18 juni 2024 heeft ingediend. Een eventuele toewijzing van het verzoek van 11 april 2024 zou niet meer tegemoetkomen aan de wensen van eiseres, zoals verwoord in het verzoek van 18 juni 2024. Eiseres heeft dan ook geen belang bij de beoordeling van dat verzoek door de minister. Dat heeft eiseres terecht zelf ook bevestigd in haar e-mailbericht van 18 juni 2024 aan de directeur (“
we would like to retract the application of April 11”). De minister heeft het verzoek van 11 april 2024 dan ook terecht als ingetrokken beschouwd. Wegens de intrekking van dat verzoek kan met betrekking daartoe geen sprake zijn van een weigering tot beslissen, zodat op grond van de Lar daartegen geen beroep open stond. Voor zover daartegen beroep is ingesteld, is dat beroep niet-ontvankelijk.
Is de e-mail van 20 juni 2024 een beslissing op het verzoek van 18 juni 2024?
7. De minister heeft ter zitting toegelicht dat met de e-mail van 20 juni 2024 niet is beoogd een beslissing te nemen op het verzoek van 18 juni 2024. Immers, in die e-mail is aanvullende informatie aan eiseres verzocht met het oog op de beoordeling van het verzoek van 18 juni 2024 (“
your application under 6b is unclear on the routing. Please confirm whether these flights return to SXM through CUR?”). Doordat eiseres de verzochte informatie op 3 juli 2024 heeft verstrekt is de beslistermijn op die datum aangevangen en heeft de minister, uitgaande van een beslistermijn van negentig dagen naar analogie van de wettelijke beslistermijn voor een eerste verzoek om vliegvergunning, tot 3 oktober 2024 de tijd om op het verzoek van 18 juni 2024 te beslissen. Van een fictieve weigering op dat verzoek is dus nog geen sprake. De e-mail van 20 juni 2024 bevat weliswaar een beslissing en is een Lar-beschikking, maar uitsluitend wat betreft de beslissing om eiseres toe te staan om tot en met 13 juli 2024 vier extra charter vluchten uit te voeren op de route Sint Maarten-Curaçao-Sint Maarten. Zoals ook is vermeld in die beschikking, is die beslissing genomen om humanitaire redenen namelijk om het zodoende mogelijk te maken dat de door het faillissement van Jetair gestrande passagiers door eiseres konden worden vervoerd, aldus nog steeds de minister.
7.1.
Gelet op de bewoordingen van de e-mail van 20 juni 2024 is het Gerecht het met eiseres eens dat zij niet heeft hoeven te begrijpen dat deze e-mail niet de beslissing op het verzoek van 18 juni 2024 betrof. Deze e-mail begint namelijk met de mededeling dat het verzoek van eiseres is besproken tussen de ministers van Curaçao en Sint Maarten en dat de uitkomst daarvan is dat de vliegvergunning van eiseres niet gewijzigd wordt. Dat kan bezwaarlijk anders worden gelezen dan als een afwijzing van het verzoek van 18 juni 2024. De beslissing dat eiseres tot en met 13 juli 2024 vier extra charter vluchten mag uitvoeren op de route Sint Maarten-Curaçao-Sint Maarten, maakt dat niet anders. Doorslaggevend voor die beslissing was namelijk niet het belang van eiseres maar een oplossing te vinden (“
strictly for humanitarian reasons”) voor de gestrande passagiers van Jetair. Kortom, het Gerecht merkt de e-mail van 20 juni 2024 aan als de beslissing op het verzoek van 18 juni 2024. Gelet daarop is geen sprake van het uitblijven van een beslissing op dat verzoek en zal het Gerecht het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaren.
Standpunt eiseres
8. Eiseres heeft gesteld dat de minister het verzoek van 18 juni 2024 niet mocht weigeren. Daartoe heeft zij onder meer het volgende gesteld. De weigeringsgronden van artikel 6 van het Luchtvaartlandsbesluit doen zich in dit geval niet voor. Toch heeft de minister geen deugdelijke motivering gegeven op grond waarvan hij tot afwijzing van het verzoek van 18 juni 2024 is gekomen. Het protectionisme van de minister mocht, aldus eiseres, in ieder geval niet een reden zijn om het verzoek af te wijzen. Kennelijk is de minister van oordeel dat het verzoek van eiseres niet verleend kan worden vanwege de onderhandelingspositie van Z Air. De vraag of de Sint Maartense minister een vliegvergunning kan geven aan Z Air ligt echter in deze procedure niet ter beoordeling. De concurrentiepositie van Z Air kan in ieder geval niet als motivering gelden voor de afwijzing van het verzoek van 18 juni 2024. Dat geldt te meer gelet op het tussen de landen binnen het Koninkrijk geldende Multilateraal Luchtvaartprotocol en het feit dat eiseres een bestaande luchtvaartmaatschappij is die al vluchten uitvoert tussen Curaçao en Sint Maarten. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft in een soortgelijke kwestie al een oordeel gegeven hierover. Het Hof heeft toen geoordeeld dat het beleid om bestaande luchtvaartmaatschappijen te beschermen tegen toetreding op de markt van nieuwe luchtvaartmaatschappijen in zijn algemeenheid niet rechtens onaanvaardbaar is, maar omdat in dat geval sprake was van een reeds bestaande luchtvaartmaatschappij was het volgens het Hof strijdig met het doel en strekking van de Luchtvaartlandsverordening om de uitvoering van vluchten van die bestaande luchtvaartmaatschappij geheel tegen te gaan uitsluitend om een andere luchtvaartmaatschappij tegen concurrentie te beschermen. Door te weigeren het verzoek van 18 juni 2024 toe te wijzen uitsluitend om de Sint Maartense minister te dwingen een vliegvergunning te verlenen aan de Curaçaose luchtvaartmaatschappij Z Air maakt de minister zich schuldig aan détournement de pouvoir.
Standpunt minister
8.1.
De minister heeft, kort en samengevat weergegeven, het volgende verweer gevoerd. Het toewijzen van het verzoek van 18 juni 2024 brengt met zich dat geen vluchten meer kunnen worden toegekend aan Z Air omdat de markt dan al verzadigd zal zijn. De Sint Maartense minister zal het verzoek om een vliegvergunning van Z Air dan waarschijnlijk afwijzen in verband met een dreigende overcapaciteit. In dat geval zou uitsluitend eiseres passagiersvluchten uitvoeren tussen Curaçao en Sint Maarten hetgeen niet bevorderlijk is voor duurzame luchtverbindingen en eerlijke concurrentie. De minister neemt aan dat de Sint Maartense minister bij het beoordelen van het verzoek van Z Air ook rekening zal houden met deze belangen. Deze belangen zijn in ieder geval niet gediend met het ertoe bijdragen dat slechts één enkele luchtvaartmaatschappij, in dit geval eiseres, passagiers vervoert tussen Curaçao en Sint Maarten. Het lijkt erop dat eiseres, waarvan de Sint Maartense overheid grootaandeelhoudster is, met haar verzoek om voorlopige voorziening beoogt druk uit te oefenen op de minister om snel te beslissen op het verzoek, in ieder geval vóór het verlopen van de door het Gerecht aan de Sint Maartense minister gestelde deadline van 12 augustus 2024. Eiseres wenst hiermee een unfair concurrentievoordeel te behalen. De minister heeft op grond van de wet, beginselen van behoorlijk bestuur en het Multilateraal Luchtvaartprotocol de bevoegdheid en de verplichting om alle belangen die betrokken zijn bij een verzoek om extra vluchten van een Sint Maartense luchtvaartmaatschappij af te wegen. Indien de minister daarbij van oordeel is dat door het toekennen van een uitbreiding van luchtrechten de duurzaamheid c.q. de principes van eerlijke concurrentie van de luchtverbindingen in het gedrang komen, dan is hij bevoegd om een dergelijk verzoek af te wijzen, aldus nog steeds de minister.
Kan de beschikking zoals vastgelegd in de e-mail van 20 juni 2024 in stand blijven?
9. Zelfs indien de minister de e-mail van 20 juni 2024 niet heeft bedoeld als beslissing op het verzoek van 18 juni 2024, zoals door hem is gesteld, heeft hij ter zitting bevestigd dat hij die e-mail wel als een Lar-beschikking beschouwt waarin hij heeft beslist om tot en met 13 juli 2024 extra vluchten toe te staan aan eiseres. Toch heeft hij niet inzichtelijk gemaakt op grond van welk wettelijk kader, feiten en doelmatigheidsafwegingen hij tot zijn beslissing is gekomen. Een kale verwijzing naar het feit dat het verzoek van 18 juni 2024 besproken is
“on ministerial level between CUR and SXM”is in ieder geval geen dragende motivering voor de bestreden beschikking. Dat de beschikking in de vorm van een e-mailbericht aan eiseres is bekendgemaakt ontslaat de minister niet van zijn verplichting om het van een kenbare en draagkrachtige motivering te voorzien. Aan die verplichting heeft de minister niet voldaan. Al om die reden kan deze beschikking niet in stand blijven. Om te beoordelen of de rechtsgevolgen van de beschikking in stand kunnen worden gelaten zal het Gerecht moeten beoordelen of de motivering die de minister ter zitting heeft gegeven de beschikking kan dragen.
9.1.
De ter zitting door de minister gegeven toelichting komt in de kern erop neer dat eiseres niet hoeft te rekenen op toewijzing van het verzoek van 18 juni 2024 zolang de Sint Maartense minister nalaat om te beslissen op het verzoek van Z Air. Verder volstaat de minister met een betwisting van de stelling van eiseres dat zij de toegenomen vraag naar tickets voor vluchten tussen Curaçao en Sint Maarten niet kan bijbenen.
9.2.
Het is duidelijk dat de minister het niet eens is met de opstelling van zijn Sint Maartense collega wat betreft de uitvoering van de afspraken vastgelegd in het Multilateraal Luchtvaartprotocol. Het stoort de minister dat zijn collega nalatig is met het nemen van een beslissing op het verzoek om een vliegvergunning van de Curaçaose luchtvaartmaatschappij Z Air met het kennelijke doel om te bewerkstelligen dat eiseres, waarvan de Sint Maartense overheid grootaandeelhouder is, als enige alle passagiersvluchten tussen Curaçao en Sint Maarten kan uitvoeren en financieel voordeel geniet. De minister heeft zelfs via social media zijn ongenoegen geuit:
“Waarom geeft de St Maartense autoriteit geen vergunning aan onze lokale maatschappij Z Air om ook deze route te vliegen? Dus nou weet je waarom alleen twee weken voor extra vluchten naar Curacao. Want zo zijn wij niet getrouwd.”
Als politicus staat het de minister vrij om een mening te hebben over de houding van de Sint Maartense overheid of zijn Sint Maartense collega wat betreft de uitvoering van het Multilateraal Luchtvaartprotocol en deze mening publiekelijk bekend te maken. Ook staat het hem vrij om naast het juridisch kader ook doelmatigheidsafwegingen bij zijn oordeel te betrekken bij het geven van een beschikking in een concreet geval. Echter,
in het kader van een beroep als het onderhavige zal het Gerecht de rechtmatigheid van een dergelijke beschikking dienen te beoordelen. De ter zitting voor de bestreden beschikking gegeven motivering doorstaat die rechtmatigheidstoets niet.
9.3.
Het niet toewijzen van het verzoek van 18 juni 2024 wegens de volgens hem nalatige houding van zijn Sint Maartense collega, althans de vooralsnog onzekere omstandigheid dat binnenkort wellicht ook een Curaçaose luchtvaartmaatschappij vluchten zal uitvoeren tussen Curaçao en Sint Maarten kan zonder een kenbare verdere afweging van betrokken belangen niet als een aanvullende dragende motivering voor de bestreden beschikking gelden. Zo heeft de minister onvoldoende toegelicht hoe hij het belang van reizigers om tussen Curaçao en Sint Maarten te kunnen reizen zonder dat zij ruim van tevoren een ticket moeten kopen heeft afgewogen bij het nemen van zijn beslissing. Dat, terwijl eiseres heeft toegelicht dat het vervangen van het verzoek van 11 april 2024 door het verzoek van 18 juni 2024 ingegeven is door de voor haar niet bij te benen vraag naar tickets op deze route, vooral omdat zij na 18 juni 2024 de enige luchtvaartmaatschappij is die passagiersvluchten uitvoert op die route. De minister mag bij zijn beoordeling afwegen dat het onwenselijk is dat slechts één luchtvaartmaatschappij tussen Sint Maarten en Curaçao passagiersvluchten uitvoert. Echter, door zolang Sint Maarten geen vliegvergunning verleent aan Z Air eiseres extra vluchten te weigeren uitsluitend om te beletten dat deze uitbreiding misschien nadelig kan uitpakken voor Z Air past de minister zijn bevoegdheid toe op een manier die niet in lijn is met het doel waarvoor die bevoegdheid is gegeven. De conclusie is dan ook dat de ter zitting gegeven motivering niet kan leiden tot het in stand laten van de rechtsgevolgen van de bestreden beschikking. Het Gerecht zal deze beschikking vernietigen en bepalen dat de minister opnieuw op het verzoek van eiseres van 18 juni 2024 dient te beslissen.
Termijn voor opnieuw te nemen beslissing
10. Bij het bepalen van de termijn waarbinnen de minister opnieuw moet beslissen, zal het Gerecht zoveel mogelijk rekening proberen te houden met de ter zitting kenbaar gemaakte belangen van partijen. Partijen zijn het niet met elkaar eens wat de duur, althans een redelijke duur, is van de beslisstermijn voor een verzoek als het onderhavige. De minister heeft toegelicht dat omdat het verzoek van eiseres niet alleen extra vluchten maar ook een wijziging van de vliegroutes inhoudt, zij niet binnen enkele dagen op dat verzoek kan beslissen. Zij stelt dat de wettelijke beslistermijn van negentig dagen voor de beslissing op een eerste verzoek om vliegvergunning naar analogie moet worden toegepast op een verzoek als dat van 18 juni 2024. Eiseres is het hier niet mee eens en stelt dat de minister doorgaans binnen twee dagen op een dergelijk verzoek beslist maar in ieder geval niet eerder langer dan een week de tijd heeft genomen om een dergelijke beslissing te nemen. In ieder geval staat vast dat eiseres haar huidige vliegvergunning op 27 oktober 2023 heeft verzocht en deze al op 3 oktober 2023 is verleend. Het Gerecht concludeert hieruit dat het snel beslissen op een dergelijk verzoek kennelijk niet onmogelijk is. Eiseres heeft er verder op gewezen dat zij vooral na het faillissement van Jetair op 18 juni 2024 dagelijks geconfronteerd wordt met schrijnende gevallen van klanten die van of naar Curaçao moeten vliegen die ze niet kan bedienen omdat zij geen extra vluchten mag uitvoeren. Zij kan de vraag naar tickets voor vluchten tussen Curaçao en Sint Maarten niet bijbenen.
10.1.
Uitgaande van het feit dat eiseres vanaf 18 juni 2024 de enige luchtvaartmaatschappij is die passagiersvluchten uitvoert tussen Curaçao en Sint Maarten, heeft de minister onvoldoende betwist dat eiseres met een dermate grote toename van de vraag naar vliegtickets op deze route te maken heeft dat zij belang heeft bij een snelle beslissing op haar verzoek om vier extra wekelijkse vluchten uit te voeren. Met inachtneming hiervan en het feit dat aannemelijk is geworden dat de minister doorgaans binnen enkele dagen op een dergelijk verzoek beslist, zal het Gerecht de minister opdragen om uiterlijk op 5 augustus 2024 opnieuw op het verzoek van 18 juni 2024 te beslissen. Vooral indien de minister het verzoek afwijst dient deze beslissing van een voldoende kenbare en draagkrachtige motivering te worden voorzien. In de te nemen beslissing dient de minister inzichtelijk te maken hoe hij het feit dat eiseres vooralsnog de enige luchtvaartmaatschappij is waarmee reizigers tussen Curaçao en Sint Maarten kunnen reizen meeweegt in zijn oordeel.
Conclusie en gevolgen
Wegens de intrekking van het verzoek van 11 april 2024 kan geen sprake zijn van het uitblijven van een beslissing op dat verzoek. Voor zover daartegen beroep is ingesteld, is dat beroep niet-ontvankelijk. Doordat de e-mail van 20 juni 2024 een beslissing is op het verzoek van 18 juni 2024 is geen sprake van het uitblijven van een beslissing op dat verzoek, zodat ook het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk is.
De e-mail van 20 juni 2024 is een beschikking als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Lar. De in deze beschikking vervatte afwijzing van het verzoek van 18 juni 2024 is niet draagkrachtig gemotiveerd. De ter zitting door de minister gegeven toelichting maakt dat niet anders. Deze beschikking zal worden vernietigd. Het beroep is in zoverre gegrond. De minister zal daarom in de proceskosten van eiseres worden veroordeeld. De minister zal met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen uiterlijk op 5 augustus 2024 opnieuw op het verzoek van 18 juni 2024 dienen te beslissen. Doordat het Gerecht een beslissing neemt in de bodemzaak, is geen grond voor toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.
De proceskosten begroot het Gerecht op NAf 1.400,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift/beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700,-) aan gemachtigdensalaris. Verder zal het Gerecht bepalen dat de minister aan eiseres het door haar voor de behandeling van dit beroep betaalde griffierecht dient te vergoeden.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    niet-ontvankelijkvoor zover deze gericht is tegen het uitblijven van een beslissing van de minister op de verzoeken van eiseres van 11 april 2024 en 18 juni 2024;
  • verklaarthet beroep tegen de beschikking van de minister van 20 juni 2024 gegrond;
  • vernietigtde beschikking van de minister van 20 juni 2024;
  • bepaaltdat de minister
    uiterlijk op 5 augustus 2024opnieuw op het verzoek van eiseres van 18 juni 2024 dient te beslissen met inachtneming van hetgeen het Gerecht in deze uitspraak heeft overwogen;
  • wijst afhet verzoek om een voorlopige voorziening;
  • veroordeeltde minister tot betaling aan eiseres van haar proceskosten tot een bedrag van NAf 1.400,-;
  • bepaaltdat de minister het door eiseres betaalde griffierecht van NAf 150,- aan haar dient te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. N.M. Martinez, rechter in het Gerecht, en bekend gemaakt te Curaçao op 30 juli 2024, in aanwezigheid van P.N.F. Pereira do Tanque, griffier.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak, voor zover deze gaat over het beroep, kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening kan geen hoger beroep worden ingesteld.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.