Uitspraak
Uitspraak
de naamloze vennootschap Windward Islands Airways International N.V. (Winair),
de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Ordening,
Inleiding
De beoordeling door het Gerecht
“(…) You are advised that all flights, which you have applied for from July 1 onwards, including the application of April 11, require prior approval from the CCAA, which for the record, has not been granted yet. (…)”. Op dezelfde dag heeft eiseres als volgt gereageerd op dat e-mailbericht van de directeur:
“(…)With the demise of Jetair, the circumstances in the market have changed such, that we would like to retract the application of April 11. For clarification: “for the rest of the Summer season (July 1-October 31) we would like to continue our current schedule and add 4 extra weekly flights, as indicated in the application form that I sent to the CCAA earlier today. (…)”
“(…) Your application has been discussed on a ministerial level between CUR and SXM. The outcome is as follows:
we would like to retract the application of April 11”). De minister heeft het verzoek van 11 april 2024 dan ook terecht als ingetrokken beschouwd. Wegens de intrekking van dat verzoek kan met betrekking daartoe geen sprake zijn van een weigering tot beslissen, zodat op grond van de Lar daartegen geen beroep open stond. Voor zover daartegen beroep is ingesteld, is dat beroep niet-ontvankelijk.
your application under 6b is unclear on the routing. Please confirm whether these flights return to SXM through CUR?”). Doordat eiseres de verzochte informatie op 3 juli 2024 heeft verstrekt is de beslistermijn op die datum aangevangen en heeft de minister, uitgaande van een beslistermijn van negentig dagen naar analogie van de wettelijke beslistermijn voor een eerste verzoek om vliegvergunning, tot 3 oktober 2024 de tijd om op het verzoek van 18 juni 2024 te beslissen. Van een fictieve weigering op dat verzoek is dus nog geen sprake. De e-mail van 20 juni 2024 bevat weliswaar een beslissing en is een Lar-beschikking, maar uitsluitend wat betreft de beslissing om eiseres toe te staan om tot en met 13 juli 2024 vier extra charter vluchten uit te voeren op de route Sint Maarten-Curaçao-Sint Maarten. Zoals ook is vermeld in die beschikking, is die beslissing genomen om humanitaire redenen namelijk om het zodoende mogelijk te maken dat de door het faillissement van Jetair gestrande passagiers door eiseres konden worden vervoerd, aldus nog steeds de minister.
strictly for humanitarian reasons”) voor de gestrande passagiers van Jetair. Kortom, het Gerecht merkt de e-mail van 20 juni 2024 aan als de beslissing op het verzoek van 18 juni 2024. Gelet daarop is geen sprake van het uitblijven van een beslissing op dat verzoek en zal het Gerecht het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaren.
“on ministerial level between CUR and SXM”is in ieder geval geen dragende motivering voor de bestreden beschikking. Dat de beschikking in de vorm van een e-mailbericht aan eiseres is bekendgemaakt ontslaat de minister niet van zijn verplichting om het van een kenbare en draagkrachtige motivering te voorzien. Aan die verplichting heeft de minister niet voldaan. Al om die reden kan deze beschikking niet in stand blijven. Om te beoordelen of de rechtsgevolgen van de beschikking in stand kunnen worden gelaten zal het Gerecht moeten beoordelen of de motivering die de minister ter zitting heeft gegeven de beschikking kan dragen.
“Waarom geeft de St Maartense autoriteit geen vergunning aan onze lokale maatschappij Z Air om ook deze route te vliegen? Dus nou weet je waarom alleen twee weken voor extra vluchten naar Curacao. Want zo zijn wij niet getrouwd.”
Beslissing
- verklaarthet beroep
niet-ontvankelijkvoor zover deze gericht is tegen het uitblijven van een beslissing van de minister op de verzoeken van eiseres van 11 april 2024 en 18 juni 2024; - verklaarthet beroep tegen de beschikking van de minister van 20 juni 2024 gegrond;
- vernietigtde beschikking van de minister van 20 juni 2024;
- bepaaltdat de minister
uiterlijk op 5 augustus 2024opnieuw op het verzoek van eiseres van 18 juni 2024 dient te beslissen met inachtneming van hetgeen het Gerecht in deze uitspraak heeft overwogen; - wijst afhet verzoek om een voorlopige voorziening;
- veroordeeltde minister tot betaling aan eiseres van haar proceskosten tot een bedrag van NAf 1.400,-;
- bepaaltdat de minister het door eiseres betaalde griffierecht van NAf 150,- aan haar dient te vergoeden.
Informatie over hoger beroep
binnen zes wekenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
- het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
- een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
- vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).