3.5.De onderhavige beroepen zijn gericht tegen de hierboven weergegeven nagenoeg gelijkluidende beschikkingen van 10 juli 2024 (de bestreden beschikkingen).
Bestreden beschikkingen bevoegdelijk gegeven?
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de bestreden beschikkingen beschikkingen zijn als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Lar. De vraag die het Gerecht vervolgens ambtshalve dient te beantwoorden is of de inspecteur bevoegd was tot het geven van de bestreden beschikkingen. Dat de inspecteur bevoegd is tot het uitoefenen van toezicht op het voortgezet onderwijs en de deugdelijkheid ervan, vloeit voldoende voort uit artikel 2 van de Landsverordening voortgezet onderwijs juncto artikel 33 van het Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o. en v.s.b.o. Dat de voorzitter van de examencommissie van [de middelbare school] eigen bevoegdheden heeft ten aanzien van (her)examens, ontneemt de inspecteur niet de bevoegdheid om zelfstandig een onderzoek in tellen in het kader van zijn toezichthoudende taak. Het Gerecht concludeert dan ook dat de bestreden beschikkingen bevoegdelijk zijn gegeven.
5. Eisers hebben het volgende gesteld. Het is de voorzitter van de examencommissie die bevoegd is om dat aan de inspecteur te melden indien er onregelmatigheden zijn met een examen. [de middelbare school] heeft echter geen onregelmatigheden gemeld wat betreft het herexamen omdat er simpelweg geen onregelmatigheden waren. Toch is de inspecteur met een onderzoek gestart, waarbij de inspecteur heeft nagelaten om op het verzoek daartoe van [de middelbare school] aan haar kenbaar te maken wat precies onderzocht wordt. De inspecteur heeft ook nagelaten de door [de middelbare school] verzochte processen-verbaal van [tweede corrector] en [derde corrector] aan [de middelbare school] te verstrekken. De leerlingen konden om deze reden door hun school niet geïnformeerd worden wat de inspecteur precies aan het onderzoeken was. Voorafgaand aan de hoorzitting waarvoor ze zijn uitgenodigd heeft de inspecteur de leerlingen ook geen inlichtingen gegeven over het onderzoek en heeft de stukken waarover hij toen beschikte in het kader van zijn onderzoek niet met hen gedeeld. De inspecteur heeft de bestreden beschikkingen gegeven zonder die inlichtingen of stukken aan de leerlingen of de school te verstrekken. De inspecteur heeft hiermee in strijd met de wet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel en het beginsel van fair play, gehandeld.
6. Ter zitting heeft de inspecteur het volgende toegelicht. [de middelbare school] heeft als proces-verbaal van toezicht van het herexamen een namenlijst van de examenkandidaten overgelegd waarop naast de namen van de leerlingen ook de naam van een derde leerling voorkomt. Het proces-verbaal is voorzien van twee handtekeningen van personen die van 7.30 uur tot 10.30 uur toezicht zouden hebben gehouden. Het proces-verbaal bevat geen andere namen en evenmin verdere informatie. Tijdens zijn onderzoek heeft de inspecteur van [de middelbare school] vernomen dat inderdaad een derde leerling heeft deelgenomen aan het herexamen en dat voor deze leerling extra tijd en voorleeshulp is verzocht aan het examenbureau omdat zij een visuele beperking heeft. Uit het feit dat in het door [de middelbare school] overgelegde proces-verbaal van het herexamen niets is vermeld over voorleeshulp aan een examenkandidaat en daaruit evenmin blijkt dat deze leerling in een andere klaslokaal zat, heeft de inspecteur afgeleid dat alle drie leerlingen in een zelfde klaslokaal het examen hebben afgelegd, wat in strijd met de geldende regels en voorschriften is. Al door het nalaten om de inspecteur expliciet te verzoeken om toestemming voor het geven van voorleeshulp aan de derde leerling, heeft [de middelbare school] in strijd met de geldende voorschriften gehandeld. Onder deze omstandigheden mocht de inspecteur in redelijkheid oordelen dat er twijfel is gerezen of het herexamen op regelmatige wijze heeft plaatsgehad en mocht hij op grond van artikel 33 van het Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o. en v.s.b.o. beslissen dat eisers opnieuw het herexamen moeten maken. De omstandigheid dat [de middelbare school] nadat de bestreden beschikkingen zijn gegeven een tweede proces-verbaal van toezicht van het herexamen bij de inspecteur heeft ingediend waarin twee andere personen als toezichthouder hebben verklaard dat zij op 20 juni 2024 vanaf 7.30 uur tot 9.55 uur aanwezig waren bij het herexamen, maakt het voorgaande niet anders. Dat tweede proces-verbaal leidt juist tot meer twijfel over of het examen op regelmatige wijze heeft plaatsgehad, omdat bijvoorbeeld op grond daarvan niet duidelijk wordt of alle drie examenkandidaten tijdens het herexamen al dan niet in hetzelfde klaslokaal zaten, aldus nog steeds de inspecteur.
7. Het Gerecht is het met de inspecteur eens dat het op de weg van [de middelbare school] had gelegen om de processen-verbaal van toezicht met betrekking tot het herexamen ten behoeve van de duidelijkheid zo gedetailleerd mogelijk in te vullen. Door in eerste instantie een proces-verbaal zonder enige aantekening over de gang van zaken tijdens het herexamen bij de inspecteur te overleggen is [de middelbare school] nalatig geweest. Het is namelijk niet in geschil dat er noemenswaardige feiten waren tijdens het herexamen, bijvoorbeeld het feit dat van de drie leerlingen er één voorleeshulp heeft gehad en het feit dat de drie leerlingen volgens [de middelbare school] in twee klaslokalen zaten. Hiervan is in eerste instantie geen melding gemaakt in het proces-verbaal. Dat dat vragen oproept bij de inspecteur is dan ook begrijpelijk. Echter, het nalaten van [de middelbare school] op zich rechtvaardigt niet zonder meer de beslissing van de inspecteur om met toepassing van artikel 33 van het Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o. en v.s.b.o. het herexamen van de leerlingen ongeldig te verklaren. Daartoe overweegt het Gerecht het volgende.